Een dierbaar retourtje Nederland

En zo zitten we woensdagavond ineens in het vliegtuig, van Martinique naar Schiphol, via Parijs, met alleen maar handbagage. We hebben de boot aan een mooring (ankerboei) bij de haven achtergelaten. We vliegen met Air France, dat betekent een glaasje champagne bij de maaltijd, dus we proosten meteen op Mariëtte, het belangrijkste doel van deze reis. We komen ‘s middags aan, pikken de huurauto op en rijden naar Den Haag, want in onze schuur staat een reistas klaar met winterkleding en toiletspullen. Een mooie gelegenheid ook om even bij watersportwinkel Vrolijk in Scheveningen langs te gaan. We kopen er een paar artikelen, die in de Carieb bijna het dubbele kosten. Even mooi meegenomen. Op weg naar Tilburg wordt de wereld wit. Het heeft gesneeuwd en het vriest licht. Wel even aanpassen, wij zijn temperaturen van tegen de 30 graden gewend.

Bij het vallen van de avond komen we aan bij mijn moeder Mariëtte, we blijven deze week ook bij haar logeren. Ze straalt als ze ons ziet binnenkomen. Ze ziet er zwak, maar prachtig uit, ze had zelfs nog moed gevonden om even naar de kapper te gaan (ze wordt door de kapper gelukkig opgehaald en teruggebracht). Het is een van de weinige luxes die ze zich permiteert, ook op haar tweeënnegentigste: regelmatig naar de kapper. Ze voelt zich meer mens als haar haar goed zit. Ook voor ons is het heerlijk om bij haar te zijn. Haar gezelschap te houden, een paar fijne gesprekken te hebben, samen een borreltje drinken, lekker voor haar te koken en samen te ontbijten. ‘s Avonds nemen we de taken van de thuiszorg op ons: steunkousen uit, uitkleden en haar in bed leggen. Het voelt heel dierbaar om dit te kunnen doen.

Overdag plannen we steeds één ander bezoek. Op vrijdag rijden we naar Mieke, Moniques moeder in Eindhoven. In dikke sneeuwbuien in een huurauto op zomerbanden bleek dat een heel avontuur. Al in de eerste bocht gleden we rechtdoor, maar we hebben het er heelhuids van afgebracht en de auto ook. De volgende dag bezochten we Ruud (Monique vader) en Cora, op hun sprookjesplek in Baarle-Nassau. En al is Ruud een stuk jonger dan Mariëtte, ook hij leeft in reservetijd, al veel langer dan zijn behandelaren dachten. We maakten samen een mooie wandeling in het Brabantse winterlandschap.

En de andere dagen maakten we tijd om de kinderen en kleinkinderen te bezoeken, overal werden we gastvrij onthaald. Hartstikke leuk om de vier kleintjes zo vrolijk en levendig mee te maken en ze zijn alweer een stukje groter geworden. Wat gaat dat toch hard!

Ondertussen gaat het met moeder Mariëtte iedere dag een stukje beter. De vermoeidheid en kortademigheid zijn merkbaar minder. Op zondag kan zelfs het eerder afgelaste etentje met mijn broer en zussen toch doorgaan. Wat bijzonder dat ik daar nu ook bij kan zijn! En Monique organiseert ad hoc voor dezelfde avond een samenkomst met haar 3 broers en haar moeder. Heel speciaal dat iedereen kon.

De avond met mijn moeder en al haar kinderen was heel bijzonder. We realiseerden ons allemaal dat dit de laatste keer kon zijn dat we elkaar in levenden lijve meemaakten en het was fijn om het daar samen over te hebben. Wat Mariëtte betreft zou haar zwakke kaarsje wel uit mogen gaan en we gunnen haar dat allemaal.

De week vliegt voorbij. In de loop van de week hebben we nog wel wat “bootschappen” gedaan, dus op de terugvlucht gaat er wel een tas ruimbagage mee. Woensdagochtend moeten we weer vroeg op Schiphol zijn en zonder problemen komen we door de security, geen rij te bekennen.

Van de sneeuw ineens weer in tropische temperaturen. Ruim twee uur na de landing zijn we alweer aan boord, na een schreeuwend dure taxirit en een gratis pontje van de dienstdoende havenmeester, die er ‘s avonds laat speciaal voor was gekomen. Het levert hem een pak stroopwafels op.

De afgelopen week hier op Martinique stond in het teken van een paar mooie wandelingen. Op initiatief van Monique zijn wandelboekjes en kaarten aangeschaft. We beginnen met een wandeling naar een baai 6,5 km verderop, tevens het eindpunt van de tocht die we over twee dagen hopen te maken. De Rebel Rebel ligt daar voor anker en we worden van het strand opgepikt voor een kop koffie bij Rolf en André aan boord, gezellig. De volgende “rust”dag weet Monique me toch te verleiden tot een fiets- en wandeltocht naar een mooi uitzichtpunt in de buurt. Mooi is het zeker, maar pittiger dan verwacht.

We hebben het hele gele parcours gelopen!!

En dan volgt het voorlopige hoogtepunt: een tweedaagse wandeltocht over de “Trace des Caps”, een tocht langs de zuid-oost kaap, deels langs de stranden, deels over de heuvels en deels over de kapen die de baaien van elkaar scheiden. Het landschap is daardoor zeer afwisselend. Witte stranden en stranden vol met rottend sargassowier, mangrovegebieden en savanne met versteende ondergrond, vlakke stukken en soms dalen en klimmen. Monique had een logeeradresje gevonden op een prachtlocatie, op een schiereilandje, bijna halverwege de wandeling. Aan de voet van het schiereiland, na een lange eerste dag wandelen sloeg de twijfel toe: kan dit wel kloppen? Na telefonisch contact met de verhuurder blijkt dat het appartementje niet ligt waar booking.com het beloofd had, maar 5 km landinwaarts, heuvel-op en terug! Dat was even een tegenvaller voor onze vermoeide benen. Gelukkig stond de eigenaar ons halverwege met zijn auto op te wachten en bood hij ons direct een biertje aan bij aankomst, wat een hartelijkheid! De tweede dag was weliswaar nog langer, maar vlakker en viel ons eigenlijk mee. Bijna 40 km in 2 dagen met rugzak op, we zijn best trots op onszelf.

En gisteren was Monique jarig, 48 lentes jong inmiddels. We hebben het lekker met z’n tweetjes gevierd, met scrambled eggs als ontbijt, een tafel vol kadootjes, een feestelijke vis-lunch aan de kant en een enorm lekkere tarte au citron-merengue!! In de namiddag ging de fles champagne open en later de barbecue aan. Een mooie sunset als kado en verder een boel lieve appjes, mails en belletjes, zelfs gezang vanuit de bushbush van Suriname waar onze lieve vrienden Paul en Meriam nu zitten 🙂 Een dag met zo’n gouden randje!

Het wandelen bevalt ons goed en we zijn van plan komende week ook het noorden van Martinique te voet te gaan exploreren. Daar is het bergachtig met tropisch regenwoud, nu zitten we in een veel droger gebied. Maar eerst nog even luieren in de baai van St. Anne. De laatste dagen komen er steeds meer boten bij die we al wat langer kennen. Vanochtend nog op het verjaarsfeestje van de jarige Jasper geweest die zes werd, samen met de crew van de Sans Souci. Zojuist kwam de crew van Vis nog even spontaan aan boord. En straks gaan we langs bij onze vrienden van de Puff, die zagen we voor het laatst in Trinidad. Gezellig, we hebben veel om bij te praten!!!

Toch te oud om (iets nieuws) te leren?

Vanaf het paradijselijke Saline island varen we in een uurtje terug naar Tyrell Bay op Carriacou. We willen de volgende ochtend vertrekken naar Union Island. Dat is onderdeel van St. Vincent and The Grenadines, een ander land, dus we moeten eerst uitklaren op Carriacou. Vorig jaar klaarden we daar in (toen we van Suriname afkwamen), dat ging toen heel vlot. Nou, nu gaat dat anders. Er blijken al 4 wachtende booteigenaren buiten het kantoortje te zitten, de laatste zit er al 2 uur. Er mag steeds maar één kapitein tegelijk naar binnen en dan moet je langs 2 loketten: douane en immigration (paspoortcontrole) en ondanks dat iedereen het hele papierwerk al digitaal heeft opgestuurd, weet vooral de immigratieambtenaar het proces eindeloos te rekken. We splitsen op, Monique mag toch niet mee naar binnen, zij gaat nog wat kraampjes langs om wat groenten en fruit te scoren en ongeveer 3 uur later kunnen we eindelijk anker op, richting Union Island. We komen pas laat in de middag aan. We wimpelen wat plaatselijke boatboys af, die ons een meerboei willen opdringen en we laten ons anker vallen bij het plaatsje Clifton, achter het beschermende rif. Het is te laat om nog in te klaren, dat doen we de volgende ochtend. Binnen een kwartier is het gepiept.

De meeste Caribische ankerplaatsen liggen in baaien aan de westkant van de eilanden, in de luwte en beschutting van de heersende oostelijke passaatwind en de daardoor opgestuwde golven. Zo niet Clifton, dat ligt juist aan de oostzijde. De ankerplaats wordt beschermd door een bijna aaneengesloten rif. Dat maakt het spectaculair, je ziet de Atlantische oceaan voor je, de golven breken op het rif maar je ligt in vrijwel vlak water. De wind heeft wel vrij spel. Veel wind en geen golven, dat maakt het ideaal voor windsurfen, kitesurfen en wingfoilen. Normaal wemelt het hier van de kitesurfers, alleen nu even niet want er staat al dagen te weinig wind. Wij hebben het plan opgevat om hier misschien les te nemen, Monique zou wel willen leren windsurfen en ik heb mijn zinnen gezet op wingfoilen. Daarbij sta je op een soort surfplankje en je hebt een vleugelvormig zeil in je handen. Er zit een draagvleugeltje (foil) onder het board, dus bij voldoende snelheid komt het boord los van het water en zweef je als het ware. We maken kennis met Bianca, instructrice op de plaatselijke kitesurfschool, wat de grootste van de regio blijkt te zijn. Windsurfles, daar doen ze niet aan en na haar enthousiaste uitleg kiezen we samen voor kitesurfen, altijd leuk om samen iets nieuws op te pakken. Maar de benodigde wind wordt pas over een kleine week verwacht.

De sfeer op Union Island, met het kleine plaatsje Clifton en het nog kleinere Ashton is heel ontspannen. De lokale bevolking is erg laid back, zeer vriendelijk. We kennen het ook nog van onze vorige reis, we waren er in 2014 en er is gelukkig weinig veranderd. Er is een pleintje met een aantal kleine groentestalletjes, er zijn een paar winkeltjes voor levensmiddelen of t-shirts en souveniers, er zijn veel barretjes waarvan de meeste permanent gesloten lijken. Er is ook een klein vliegveld, direct aan de baai, waar alleen

kleine propellorvliegtuigjes landen. Het toerisme zit sinds Covid in het slop, er zijn nauwelijks buitenlanders op straat en de restaurantjes blijven leeg. Op een avond willen we buiten de deur eten. We kiezen voor de “tipsy turtle”, het ligt aan het pleintje en kijkt op 1 hoog mooi uit op de ankerplaats. De kaart is veelbelovend, maar als we eenmaal zitten blijkt er slechts keus uit 2 (lunch)gerechten: pasta met kip of pasta met garnalen. De pasta met kip is overigens heerlijk.
Omdat het ook de komende dagen niet gaat waaien maken we een uitstapje van 
5 dagen naar de Tobago Cays, het is maar een uur varen. Het is een natuurgebied, ongeveer 3 x 3 kilometer, met daarin 5 onbewoonde eilandjes, het geheel omgeven door een enorm rif, daarbinnen is het water vlak en ondiep. Het is luilekkerland voor zeeschildpadden en die zie je dus volop, vanaf de boot of snorkelend. Ook zien we roggen (stingrays en eaglerays) en we varen naar de bijboot naar een passage door het rif, waar we prachtige koralen en duizenden kleurrijke vissen en visjes zien. Doordat het nauwelijks waait liggen we extra rustig. Één avond laten we ons verwennen. We worden opgehaald door een watertaxi, aan het strand van een van de eilandjes is een restaurantje geïmproviseerd en we eten er heerlijke gegrilde kreeft.

Voor onze lieve vriendin Mignon, die 50 wordt, maken we aan het strand een leuk filmpje voor haar verjaardag.
Een paar dagen later liggen we weer bij Clifton en begint onze kitesurfles. Er staat nu een stevige bries. Na wat algemene uitleg gaan we met Bianca en Millar (de rubberbootcaptain) op pad. We worden afgezet in heupdiep water en daar leren we eerst om de kite (vlieger) recht boven ons te houden, daarna sturen we er kleine achtjes mee en aan het eind van de ochtend laten we ons door de vlieger min of meer gecontroleerd door het water slepen. Allemaal nog zonder board. Soms dondert de kite met veel lawaai in het water en mij lukt het ook om hem dan weer te lanceren. Als zeiler met gevoel voor wind is deze fase voor mij goed te doen. De volgende dag varen we eerst naar een ander gebied, waar het water wat dieper is. Liggend op je rug in het water, de kite in de lucht boven je, schuift Bianca het board (vergelijk het met een snowboard) naar je toe. Terwijl je met een hand de vlieger stabiel boven je probeert te houden, moet je vervolgens proberen met je andere hand het board te pakken, het te kantelen en je voeten in de twee beugels te wurmen. En dan komt de grote uitdaging. Je ligt dus op je rug, je benen sterk gebogen, gehurkt als het ware, het board op zijn kant. Vervolgens moet je de vlieger naar een kant laten duiken, waardoor die aan je harnas gaat trekken, je laat je lichaam tot boven het board kantelen en dan gáán met die banaan. Nu is Monique ineens in het voordeel; door haar paddleboard ervaring heeft ze veel meer “boardgevoel” en zij komt veel makkelijker boven het board dan ik. Dit proces, het leren “starten” neemt meerdere ochtenden in beslag. Zelf vinden we dat het langzaam gaat, maar Bianca is reuze enthousiast, we zijn “very fast pupils” en ik ben trouwens haar oudste ooit. Op dag 4 (het zijn lessen van 3 uur) maakt Monique al een paar mooie starts en weet ze ook al zo’n tweehonderd meter te “riden”. Mij lukt het steeds vaker om op de plank te komen en ik maak ook al twee keer een korte ride. Maar veel starts mislukken nog. Bij de laatste van de ochtend ben ik eigenlijk al te moe. Ik word gelanceerd en val ongelukkig, waarbij ik een heftige pijn in mijn linker flank voel, onder de gordel die om je middel zit en waaraan de kite bevestigd is. Ik heb een rib gekneusd of gebroken. Sommige houdingen en bewegingen zijn zo pijnlijk dat we besluiten een dag pauze in te lassen. Staan, zitten en liggen gaat gelukkig wel goed.
Op woensdag is onze 5e en laatste les. Ik wil het graag proberen, ondanks dat ik nog flink pijn heb. Vol goede moed varen we naar de surfplek, maar zodra ik de gordel aansnoer weet ik dat het niet zal gaan. Privéles voor Monique dus. En hoe! Vrijwel iedere start is raak. En na de start krijgt ze de kite goed onder controle. De runs worden niet meer beëindigd door een val, maar door gecontroleerde stops omdat ze de wal nadert. Een feest om te zien, ik ben supertrots. Helaas hebben we er geen beelden van, want op dag vier lieten we de camera bewust thuis en op dag 5 bleek de accu leeg. Het was een erg leuke ervaring en zeker voor herhaling vatbaar.

Na het kite-avontuur zijn we doorgevaren naar Mayreau. In 2014 waren we daar ook, we vierden oud en nieuw op het strand en bij datzelfde strand liggen we nu weer. We lopen het hele eiland(je) over en lunchen bij een strandtend aan de oostzijde, met uitzicht op de Tobago Cays. In Nederland is er ijspret; hier is het dertig graden in de schaduw, in zee ook nog 29 graden.

Voor kerst doen we onszelf een upgrade cadeau, we gaan een paar dagen naar een Jachthaven. Die zijn hier dun gezaaid, maar op Canouan is er een, de Sandy Lane Marina. Een lange smalle strook water, een kade aan één kant, alle ligplaatsen aan de kade. Oh ja, een aparte hoek met lange kades voor superjachten. Superchique uitstraling, personeel in uniform, hoge prijzen, vreemde regels zoals een verbod op het te drogen hangen van kleding aan de zeereling. Je mag wel voor US15 een droger gebruiken. 2 restaurants en een “crews-bar”, de eerste twee met krankzinnige prijzen (voor de eigenaren en gasten van de dure jachten) de laatste met betaalbare biertjes en hapjes voor de crews van de superjachten. Maar we liggen er heerlijk, de boot rolt niet op de golven, we liggen beschut tegen de harde wind, alleen de landende en opstijgende privéjets zorgen af en toe voor geluidsoverlast.

Er is zoet water in overvloed, dus we spoelen de boot ruim af en we vullen de watertanks bij. Een van de restaurants heeft een zoetwaterzwembad, consumptie niet verplicht, we maken er meerdere keren gebruik van. Er is een deli/supermarkt, gerund door Fransozen, bedoeld voor de superjachten, waar onwaarschijnlijk veel te krijgen is zoals Franse kazen en wijn (vele honderden euro’s per fles), allerlei soorten vers vlees (zien we verder nergens in de Carieb), kaviaar, eetbare bloemetjes, een prachtige groenten collectie, zelfs spruiten. En dat alles belachelijk hoog geprijsd! Normaal gesproken niets voor ons, maar nu zien we ineens mogelijkheden voor ons kerstdiner en we kiezen mooi vlees voor op de barbecue en 4 Franse kaasjes. Er liggen nauwelijks boten in de marina, we vieren de kerst knus met z’n tweeën, kuip en kajuit verlicht met honderd lichtjes, jullie kennen Monique toch?

Na 3 nachten hebben we het wel weer gezien. We willen graag verder en denken eraan om oud en nieuw in Bequia te gaan vieren, een levendig eiland met een grote baai waar doorgaans veel jachten samenkomen. Een uur of 4 varen. Maar de omstandigheden blijken buiten veel pittiger dan verwacht. Zeer harde wind en nog hardere vlagen, onaangename golven. We besluiten weer naar het eiland te varen, niet terug naar de marina, maar naar een baai iets ten noorden daarvan. Daar liggen we 2 nachten. Er komen forse valwinden over het eiland heen rollen, stormkracht over het dek, terwijl het op 20 meter hoogte (de masttop met de windmeter) krap windkracht 3 is. Maar het water is vlak en het bevalt prima. Met de bijboot naar de kant (er is een dinghy-steiger bij een 5 sterren hotel), de bijboot mag blijven liggen als we wel even wat nuttigen (kop koffie $6 US). Monique heeft een mooie wandeling op het eiland in gedachten, maar na een half uur lopen stuiten we op een slagboom. Ruim driekwart van het eiland blijkt privébezit, het hele noorden inclusief kustlijnen, grofweg 4 x 4 km, met resorts, een 18 holes golfbaan en privé-residenties voor de rich and famous, een groot hek en slagbomen ervoor, je mag er alleen door als je een afspraak hebt. De jachthaven waar wij lagen, met wat villa’s erbij en de 3 genoemde restaurants is ook privé inclusief hek en slagboom. Alleen het middengedeelte van het eiland is vrij toegankelijk. Het contrast met de welvaart achter de hekken is schrijnend.
Na twee nachten op de ankerplek lijken de omstandigheden wat beter. Het begin van de tocht naar Bequia is toch spannend door de valwinden en onstuimige zee. Maar eenmaal vrij van het eiland varen we lekker, hoog aan de wind bij windkracht 5. We varen samen op met de Bries, een Nederlands jacht met een gezin met 2 volwassen kinderen. 
En Bequia is nog steeds leuk. Er liggen hier naar schatting 100 jachten. Aan de wal zijn er tientallen restaurantjes en winkeltjes. Tegen de heuvels liggen veel pastelkleurige huizen. Er liggen een paar Nederlandse boten, daar gaan we zo maar eens kennis mee maken.


Eindelijk naar Tobago

Het is heerlijk om weer in Crews Inn marina te liggen en de Mahi mahi klaar te maken voor de komende 6 maanden. Alle vallen worden weer ingeschoren en de zeilen worden gehesen. De bijboot weer op z’n plek aan dek, de matrassen en kussens weer op hun plaats en we ruimen de levensmiddelen die we inmiddels kochten weer in. Vanaf vrijdag (de dag van mijn verjaardag) worden we verwacht bij onze Trinidese vrienden in San Fernando, dus we besluiten mijn verjaardag de avond ervoor te vieren. We hebben de bemanning van Marelief, Offspring en Puff bij ons aan boord uitgenodigd voor een uitgebreide borrel en daarna hebben we met zijn achten gegeten in het restaurant van de haven. Het werd een heel gezellige avond. De volgende ochtend werd ik verrast met scrambled eggs en een tafel vol cadeautjes. Maar vóór acht uur waren we al op pad, op weg naar Raylan, Rosalie en hun dochter Raynelle. Als we aankomen moeten we nog een uurtje wachten, er wordt nog gewerkt, het huis is nog niet schoon genoeg. Het voelde bijzonder om in het privédomein van deze familie te komen. Ze namen ons vervolgens mee naar wat men hier het “achtste wereldwonder” noemt: het pekmeer (pitch lake) van La Brea, waar natuurlijk asfalt/pek aan de oppervlakte komt.

Het is het grootste van de wereld (er zijn er maar drie) en op veel plaatsen in de wereld is dit asfalt gebruik, o.a. op het plein voor Buckingham Palace, op vele vliegvelden, w.o. New York La Guardia, maar ook een deel van onze dijken, naar het schijnt. De gids leidt ons over het meer, het voelt heel raar om op die, soms zacht golvende, massa te lopen.

We voegen ons in het Trinidese gezinsleven, we gaan mee naar de boogschietwedstrijd van Raynelle (onderbroken door hevige regen), bezoeken een plaatselijke markt en Rosalie leidt ons rond in het grote ziekenhuis waar zij werkt. De tientallen beveiligers op alle afdelingen van het ziekenhuis vallen ons nog het meeste op. We maken nog wat stops bij familieleden en kennissen. We krijgen de indruk dat ze het ook wel fijn vinden om met ons gezien te worden. ‘s Avonds is er uitgebreid voor ons gekookt. Dat ze geen thee en koffie in huis hadden wisten we inmiddels, ook dat ze geen alcohol drinken. Tijdens het eten leerden we ook dat ze geen “mes-en-vork” mensen zijn. Na enig zoeken werden die wel voor ons gevonden.
Op zondagochtend zijn we al vroeg op pad. We gaan mee met een wandelgroep, naar een verborgen strandje aan de noordkust, waar we pas na een klauterpartij landen. Het zwemwater is heerlijk en er worden allerlei spelletjes gedaan. Een echt familie-uitje. Er komt nog een andere groep die dit ontoegankelijke strand heeft uitgekozen. Met bootjes wordt alles aangevoerd, niet alleen strandstoelen, eten en drinken, maar ook een generator, mengpaneel en megaboxen. Volume op 10, strandpret op z’n Trinidees. Het was een heel bijzonder weekend bij zeer gastvrije mensen en we hebben een goede indruk gekregen van het Trinidese gezinsleven.

Nu we de huurauto nog hebben, willen we graag nog een bezoek brengen aan de Caroni swamp, waar de rode ibissen (de nationale vogel van Trinidad) aan het eind van de middag massaal neerstrijken. ‘s Morgens wandelen we eerst nog door Bamboo Cathedral en naar een hoog uitzichtpunt. In de loop van de middag vertrekken we richting Caroni, het is maar een uur rijden en we hebben een marge van een kwartier, maar we halen het niet op tijd. We moeten door de hoofdstad en alle wegen zitten verstopt, mede vanwege (alweer) enorme regenval. Het is frustrerend om de minuten weg ze zien tikken. We bellen naar de receptie dat we het niet gaan halen, maar geen nood, er zal een bootje op ons wachten en ons naar de groep brengen. Het komt allemaal goed, onderweg zien we nog een boa constrictor rustig op een tak boven ons liggen.


Het is een prachtgezicht om de groene struiken en bomen langzaam rood te zien kleuren door de neerstrijkende ibissen. Maar het is wel een beetje massatoerisme, met een man of 25 in zo’n bootje; we denken terug aan de bijna privé beleving in Bigi Pan, in Suriname.
De volgende dag is het zover, de trossen gaan los. We willen heel graag naar Tobago. In februari voeren we er al vlak langs, maar toen kon je daar (wegens covid) niet inklaren. Je zou dan eerst naar Trinidad moeten gaan en dat paste niet in ons plan. Maar nu zien we onze kans schoon. We zeggen onze vrienden vaarwel en klaren uit bij Douane en Immigration. Eigenlijk gek, we gaan naar Tobago en verlaten het land dus niet, maar uitklaren moet blijkbaar toch en het kost zelfs een paar uur. We gaan voor anker in een baaitje aan de westpunt van Trinidad, volledig omgeven door regenwoud. Eigenlijk hadden we rechtstreeks naar Tobago moeten varen, we doen dit illegaal.
Een gelukzalig gevoel maakt zich van ons meester, we zijn weer op pad, we liggen voor anker, midden in de natuur. Wat voelt dit goed en wat past dit goed bij ons.

De volgende dag varen we in een paar uur naar een andere baai aan de noordkant van Trinidad, nog steeds illegaal. Ik gooide nog even een balletje op of we niet meteen door zouden varen naar Tobago, omdat “de omstandigheden zo gunstig zijn”, maar dat wordt door Monique stevig de kop ingedrukt. Even geen haast, even vooral en zoveel mogelijk niks doen, niks hoeven. In de loop van de middag vaart ook de Marelief Las Cuevas binnen.
Tobago ligt nu zeiltechnisch eigenlijk heel ongunstig. De route is tegen de heersende winden en stroming in. Je moet veel motoren en de voortgang is traag. Maar we hadden ons window goed gekozen en de volgende dag kunnen we toch een groot deel van de route zeilend afleggen. Al snel meldt de Marelief de vangst van een kleine tonijn. Het geluk is ook aan onze kant en later op de dag vangen we een Mahimahi, hoe kan het anders. We ankeren in Englishmans Bay op Tobago (nog steeds illegaal), we blazen de bijboot op, en ‘s avonds eten we aan boord van de Marelief sashimi van tonijn en een poisson-cru van Mahimahi. We kunnen ons geluk niet op.
Wat een prachtige baai is dit trouwens, een fraai en net onderhouden strand, omzoomd met palmbomen. Hier komen we vast nog terug. 

De volgende dag leggen we het laatste stukje naar Charlotteville motorzeilend af. We klaren in en vanaf nu kunnen we ons weer legaal verplaatsen.
Het blijkt een heerlijke plek. De beschutting tegen de golven is beter dan in de baaien hiervoor. Ook hier worden we omgeven door regenwoud. De bevolking is heel ontspannen en ongelooflijk vriendelijk. Er liggen bij aankomst 2 boten voor anker, die zijn inmiddels weer vertrokken. Er zijn strandjes, het is mooi snorkelen, het piepkleine stadje met een kleine vissersgemeenschap ligt kleurrijk tegen de heuvel.
We dachten dat we misschien wel elke dag in een andere baai zouden willen liggen, maar we liggen hier nu al bijna een week en het voelt prima. We realiseren ons, dat dit voorlopig wel eens de rustigste plek gaat zijn, hier op Tobago. We maakten 2 duiken met een plaatselijke marine-bioloog, maar dat viel een beetje tegen. Zijn we verwend geraakt na al onze duik-ervaringen de wereld rond? Ik vrees van wel. We maakten twee mooie wandelingen. Best een uitdaging met het warme en vochtige weer. En ja, iedere dag regent het af en toe keihard, maar de zon tussendoor houdt de accu’s nog steeds op peil.
De Mareliefs hebben morgen een auto gehuurd en we gaan met ze de een tour over het eiland maken. Volgens mij blijven we hier nog wel even, voordat we ons in de drukte van de rest van de Carieb gaan storten.

Baden in blauw

Het is al een uur of één in de middag als het tij kentert bij Waterland Marina en we de Surinamerivier met stroom mee kunnen gaan afvaren. We worden uitgezwaaid door de bemanningen van de Windbreker, True North, Marelief, Tranquility, DanceMe, XtoGo, BluePearlToo en door Noël, de eigenaar van de marina. Het is ongeveer 5 uur varen naar de monding van de rivier. Onderweg maakt Kim, die met de Heron bij Domburg ligt nog een paar foto’s van de passerende Mahi mahi. Bij het vallen van de avond gaan we voor anker bij Braamspunt, de landtong geeft beschutting tegen de oceaangolven. Het is niet veilig om in het donker verder te varen, vanwege ondieptes, visnetten en drijvende boomstammen. De volgende ochtend varen we de oceaan op, “Blue waters; here we come!”, schreven we al eerder. Nou, dat valt even tegen. We varen ongeveer parallel aan de kusten van Suriname, Guyana en Venezuela en hun rivieren sturen massa’s bruin water de oceaan in. Het blijft ook heel lang relatief ondiep, en pas na 24 uur varen bereiken we dieper en dus donkerblauw water. Vanaf Braamspunt hebben we ongeveer 550 mijl (1000 km) te gaan. De route die we gaan volgen bepalen we met behulp van een “weer-routerings”-programma. De snelste route is namelijk niet altijd een rechte lijn tussen vertrek en bestemming. Door verandering in windsterkte, windrichting en zeker ook door heersende zeestromingen kan het sneller zijn een (soms flink) afwijkende route te varen. Het programma houdt rekening met de eigenschappen van de boot (snelheidspotentieel bij verschillende windrichtingen en windsnelheden), met de windverwachtingen en stromingsverwachtingen voor de duur van de tocht, en met je stijl van varen (met een kleine bemanning zoals wij halen we niet het maximum uit de boot, wij gaan bijvoorbeeld uit van 80% van de performance bij wind van achteren). Vervolgens geeft het programma een aantal mogelijke routes, op basis van de verschillende beschikbare weermodellen.

Inmiddels hebben we hier veel ervaring mee, we weten welke weermodellen ons het beste passen en we blijken er goed op te kunnen bouwen. Onderweg kunnen we de verwachtingen tweemaal per dag actualiseren, via onze satelliet-telefoon verbinding.
Predict-wind, zo heet ons programma, verwacht dat we er zo’n 3 dagen over gaan doen. Dat zou wel heel snel zijn, een gemiddelde van meer dan 180 mijl per dag hebben we nog nooit gehaald. Uiteindelijk doen we er een paar uur langer over, omdat we minder stroom mee hadden dan dat het model had verwacht.
De eerste 2 dagen is het weer erg wisselend. Er zijn veel buien, en iedere bui betekent flinke veranderingen in windsterkte en windrichting. Er moet steeds zeil bij of zeil af en we moeten de koers voortdurend aanpassen, want we sturen met de windvaan en zonder aanpassing zou de boot steeds meedraaien met de draaiende windrichting. Het is voor het eerst in lange tijd dat de wind niet min of meer van achter komt, maar van opzij. Ook bij deze windrichting doet onze windvaan stuurinrichting het prima en we maken mooie snelheden door het water.
In de loop van de tweede dag is de wind wat rustiger en mag de hengel uit. Bij het vallen van de avond is het raak. Het blijkt een blauwvin tonijn, het summum van het summum! Het is inmiddels donker, het schoonmaken op het achterdek is daardoor wat lastiger, maar Monique stuitert desondanks van plezier en trots. Dat wordt meerdere dagen smullen!

De laatste dag klaart het helemaal op, we passeren ‘s nachts Tobago en in de ochtend Grenada. Het is onze trouwdag, we kijken samen terug op die feestelijke dag, 10 jaar geleden, en natuurlijk op de afgelopen 10 jaar. ‘s Middags varen we Tyrrel bay binnen, aan de zuidwest kant van Carriacou. Als het anker gevallen is duiken we het water in.

Prachtig blauw en 30 graden Celcius! Wat heerlijk om hier te zijn. We vieren onze goede aankomst en onze trouwdag met bubbels en met de laatste sashimi, samen met de bemanning van de Janjorem, die hier al wat langer liggen.
De volgende dag klaren we zonder problemen in. Een zucht van verlichting, want het papierwerk dat we uit Suriname meekregen was eigenlijk niet helemaal op orde. 
Het ziet er hier eigenlijk nog net zo uit als 8 jaar geleden, toen we er met de Déesse waren. Alleen veel restaurantjes en bars zijn door Covid (nog) gesloten. De duikschool waar we 8 jaar geleden ons “advanced” brevet haalden blijkt er nog te zijn, met dezelfde mensen. We maken afspraken om weer met hen te gaan duiken. De sfeer op het eiland is heerlijk ontspannen. We wandelen naar het stadje Hillsborough om een sim-kaart voor de telefoon te kopen. Toch een van de eerste levensbehoeften tegenwoordig. Een wandeling van een uur. Terug nemen we een aluguer, een busjes waarmee je voor €1 pp meekunt, ongeacht de afstand. We gaan langs bij Hugo en Inge van de Älskling2, we kennen ze al sinds Spanje. Ze hebben met flinke snelheid een rif geraakt, met scheuren in de bodem en lekkage tot gevolg. Ze konden nog net de haven bereiken en ze zijn er direct uitgetakeld. De kiel moet er af, de bodem moet helemaal uitgefreesd worden en opnieuw gelamineerd. Een klus van zeker 6 weken. En plannen van werk gaat hier uiterst moeizaam. Het werk-ethos blijkt hier heel anders dan wij gewend zijn. Het lijkt erop neer te komen dat ze alles zelf moeten gaan doen. De materiële schade is niet het ergste. Zij moeten in augustus weer terug in België zijn en deze tegenvaller slaat een enorm gat in de mooie plannen voor de Carieb. We nodigen ze voor het avondeten uit, veel meer kunnen we niet voor ze doen.

Bij de vorige reis namen we 3 dagen voor Carriacou, nu blijven we er 2 weken. We zwemmen iedere dag meerdere keren. We maken 6 duiken met Lumba Dive; eerst even opfrissen, want de laatste duik was al weer 6 jaar geleden, maar al snel voelt het weer vertrouwd. Twee duiken per dag, en steeds een dag “vrij” ertussen, wat een luxe! De duiken zijn heerlijk. We zien prachtige koraallandschappen, duizenden vissen, ook murenes, haaien, lionfish, grote kreeften, een mega-barracuda.
We fietsen het hele eiland over. We maken een uitstapje naar “Sandy Island”, een tropische strook met palmen, prachtig snorkelen en heel romantisch om daar een nacht voor anker te liggen.


Er moet af en toe ook geklust worden. Onze 2 zonnepanelen voor op de bimini (zonnetent boven de kuip) blijken nauwelijks wat op te leveren. En het zijn nog wel verreweg de duurste panelen. Ik ben er al lang over in gesprek met de leverancier. Ik heb al veel metingen aangeleverd, maar hij wil opnieuw metingen volgens een nieuw protocol. Rond het middaguur, bij heldere hemel. Dat valt nog niet mee, gemiddeld is het weer prima, maar zon en wolken wisselen elkaar snel af en iedere dag valt er ook stevige regen. Maar het lukt uiteindelijk de metingen te doen en de gegevens op te sturen.
Aan het eind van ons verblijf komt de DanceMe de baai invaren. We kennen Liesbeth en Hans al lang en waren samen met hen in Suriname op de vijfdaagse jungletocht. Het klikt goed en we maken een afspraak voor onze laatste avond, om samen met de DanceMe en met de Älskling2 bij ons aan boord te barbecuen. Nou is het aanbod aan levensmiddelen op Carriacou zeer beperkt. Wat was Suriname dan een verademing. Er zijn maar beperkt verse groenten, en aan vlees (op kip na) is nauwelijks te komen, en dan alleen diepgevroren. We hebben gelukkig nog wat varkenshaas en een stukje biefstuk in ons vriesvakje. We lopen nog een eind richting Hillsborough, want daar had een winkel ons beloofd dat hij deze zaterdag schapenvlees zou krijgen. Helaas, niet dus, de leverancier was niet gekomen en hij neemt ook zijn telefoon niet op. De plek waar we eerder het biefstukje kochten heeft alleen nog wat worstjes. Verse vis (voor Liesbeth) is vandaag nergens te koop, we vinden wat diepvriestonijn in de supermarkt.
Natuurlijk wordt het een heel gezellige avond met de drie bemanningen, en de drie gangetjes vlees smaken uitstekend.

De volgende ochtend vertrekken we richting Grenada. Misschien stoppen we bij Ronde Island, een ankerplek die als “lunchstop” wordt aanbevolen, overnachting alleen voor de “very brave”. Het waait hard, dat deed het de afgelopen twee weken op Carriacou ook steeds. Eerst varen we nog in de beschutting van het eiland, maar op open zee staat er ruim 25 knopen wind en de golven zijn 2-3 meter. Wind en golven komen schuin van achter, daarom is het goed te doen. Al twee uur later zijn we bij Ronde Island.

De ankerplaats is net om de hoek, deels beschut voor de wind en grotendeels voor de deining. We zien meerdere schildpadden rond de boot. Ook snorkelend zien we 2 schildpadden. We kruipen met de boot nog wat verder de baai in. Onze nieuwe “forward looking sonar” komt daarbij goed van pas. Na het anker en de omgeving al snorkelend verkend te hebben besluiten we te blijven. Het is een sprookjesachtige plek. De deining die de hoek om komt is op de boot goed te hebben, maar breekt toch met veel kabaal op de dichtbije rotsen. Gelukkig schijnt de maan, zodat we het niet alleen horen, maar ook zien. We slapen prima, zijn een beetje trots bij “one of the brave te horen”. ‘s Morgens doen we nog een snorkelrondje en we maken ons op voor het laatste stukje naar Grenada.

Culturele marron trektocht

“Sorry, oponthoud!” appt Randy ons, met daarbij een foto van het busje van Orange Tours met een lekke achterband. Hij zou ons samen met Hans en Liesbeth rond 9.30 komen oppikken. We kennen Hans en Liesbeth al sinds de ria’s van Galicië. Het is de Vlaamse bemanning van de DanceMe, een Breehorn41. We zijn elkaar de afgelopen maanden al een paar keer tegengekomen en we hebben al heel wat avonden gedeeld. Ze zijn nu, 3 weken na ons, in Suriname aangekomen. We hebben samen bij Orange Tours een 5-daagde reis geboekt naar de jungle, een tocht langs 3 stops aan de Boven-Suriname-rivier met aandacht voor natuur en cultuur. Randy zal daarbij onze gids zijn. Met een busje zullen we eerst een kleine 200 km naar het zuiden rijden, langs het Brokopondomeer  tot Atjoni, waar de weg ophoudt. Vandaar volgt een boottocht van zo’n 4 uur naar Kumalu, onze eerste en verst gelegen pleisterplaats. Het lukt blijkbaar niet om het wiel te wisselen en er moet een nieuw busje komen. Meer dan een uur vertraging. Wij hebben meteen stress, straks missen we do boot! Maar Randy neemt onze zorgen meteen weg, de bootsman had al gemeld dat ook hij vertraging had en er wordt op ons gewacht, ook al is het een lijnboot. No spang!

Het eerste stuk van de reis kennen we al, van toen we enkele weken geleden met Wim naar Kninipaati gingen. Dus eerst 200 km naar het zuiden, langs het stuwmeer, en dan naar Atjoni, waar de rivierboten vertrekken. 

Bij deze reis is gekozen voor vervoer per lijndienst. Geen privévervoer dus, zoals naar de luxere resorts zoals Kninipaatie, maar samen met andere personen (en hun vracht), met stops bij een aantal dorpen langs de route. Dat maakt de tocht extra leuk. Je geniet niet alleen van het varen over de rivier, de prachtige natuur, de behendigheid van de bootsmannen, maar ook van de korte stops bij de dorpjes, waar altijd vrouwen aan het wassen zijn, kinderen aan het spelen, mannen aan het vissen. Het zijn kleurrijke taferelen en de tijd vliegt. De bootsman weet precies waar alle gevaren onder water liggen en vaart met zo’n 40 km/u kriskras over de rivier. Net voor de avond valt, meren we af bij Kumalu Dream Island. Die naam paste er misschien vroeger goed bij, maar inmiddels is de lodge in faciliteiten en luxe wel door een aantal andere voorbijgestreefd. Het blijkt zeker geen luxe resort, maar we waren voor deze tour ook nadrukkelijk niet uit op luxe. De cabana’s zijn eenvoudig, wel netjes en schoon. We worden welkom geheten door Romano, de beheerder.  Er is geen personeel wat voor ons kookt, maar Randy blijkt een uitstekende fourageur en kok. Afwassen gebeurt door de gasten, door ons dus. Romano haalt in de regen voor ons wat koude djogo’s (literflessen parbobier) aan de overkant van de rivier. Ondanks de dunne matras slapen we als rozen. 

De volgende ochtend maken we een wandeling door “het bos” (jungle), naar de “Ananasberg” (lees: -heuvel). Romano gidst ons erheen. Hij is weinig spraakzaam, maar Randy weet veel te vertellen over de planten en bomen die we tegenkomen. Hij studeerde “bosbouw en toerisme”. Na ruim een uur beginnen we aan het klimmetje. Het hoogteverschil is maar zo’n 40 meter, maar het landschap is totaal anders, heel open. We zien vele wilde ananassen, cactussen en we hebben een prachtig uitzicht over het dak van het oerwoud. De ananassen die Romano oogst smaken heerlijk. 

Randy overtreft zich bij het maken van de lunch. Hij had het ‘s morgens al voorbereid en het staat binnen een half uur op tafel. Soproso (een soort bittere aubergine) gevuld met visgehakt. Javaans Surinaams voor gevorderden. ‘s Middags bezoeken we per koraal de plaatselijke top-attractie, de Tapawatra watervallen. Over de hele breedte van de rivier, ik schat zo’n 200 meter, valt het water een kleine 3 meter naar beneden. Dat lijkt niet veel, maar de kracht, spektakel en het geluid zijn indrukwekkend. Door het warme water kun je er heerlijk een uur in zitten, als je ervoor zorgt dat je niet wordt meegesleurd. ‘s Avonds genieten we opnieuw van chef-kok Randy en we doen met plezier met z’n vieren de afwas. 

De volgende ochtend gaat de wekker om 5.45. De lijnboot pikt ons om 6.30 op en bij het eerste licht varen we de rivier af richting Botopas, onze tweede lodge. We genieten opnieuw van de tocht over het water, het passeren van de sula’s (stroomversnellingen), een overvliegende toekan en een paar ijsvogels, de altijd maar wassende vrouwen aan de waterkant. Bij aankomst staat het ontbijt voor ons klaar. 

Botopasi blijkt in alle opzichten een flinke upgrade ivm het vorige verblijf. Alles is spic en span, de cabana’s liggen prachtig verhoogd met een eigen balkon met uitzicht op de rivier, de bedden zijn zeer comfortabel. Er wordt heerlijk voor ons gekookt en de afwas wordt door de vriendelijke lokale Marron-medewerkers voor ons gedaan. Wat een luxe!

In de ochtend maken we een korte boottocht en wandeling naar het Saamaka museum. Er is een openluchtgedeelte waar traditionele hutten zijn gebouwd en een binnen-tentoonstelling. We leren weer verder bij over de Samarakkaanse cultuur. 

‘s Middags regelt Randy nog een wandeling naar het nabijgelegen dorp Futuna Kaba onder leiding van meneer Man, de eigenaar van de Botopasi lodge. We nemen een kijkje bij de medische post, we spreken met een onderwijzeres van de plaatselijke basisschool. We ontmoeten de kapitein van het dorp die tevens de lokale apostel is en we bezoeken de medicijnman bij zijn huis. Ondertussen wandelen we tussen de huizen door, zien bijzondere vruchten en bloemen en proberen een pompelmoes op ons hoofd te laten balanceren. Dat laatste blijkt niet eens zo makkelijk, een paar passen ermee zetten is al een opgave, terwijl onze gids met de vrucht op zijn hoofd kan lachen en dansen. Dit vergt blijkbaar jaren van oefening.

Ook tijdens deze activiteit blijft het droog. We hebben het geluk dat de meeste buien (en dat zijn er heel wat) ‘s nachts vallen, of als we onder een afdak zitten te eten of te parberen. Randy lijkt zelfs het weer gedeeltelijk naar zijn hand te kunnen zetten.

De gids van de middagwandeling blijkt ook actief te zijn als masseur. Volgens Randy is het een belevenis. Voor het geld hoef je het niet te laten, SRD100 (zo’n €4.50) per persoon. Liesbeth, Hans en Monique melden zich meteen aan. Ikzelf ben niet zo’n liefhebber, en nadat meneer Man informeert of iedereen wel pijnstillers bij zich heeft voor na de massage, weet ik het zeker: ik pas. ‘s Avonds zie ik ze een voor een uit de massage-hut komen. Randy glimlacht, maar bij de anderen zie ik blikken die uiteenlopen van verbazing tot opluchting. “Hij heeft wel heel sterke duimen”, zegt Hans, “Kijk eens naar die blauwe plekken”, zegt Liesbeth, “Ik vroeg hem bijna te stoppen” zucht Monique, en allemaal maken ze voorzichtige bewegingen met hun nek, alsof ze net een whiplash hebben doorgemaakt. “Ja, dat is zijn specialiteit”, zegt Randy, “om de nek eens flink te kraken”.

Ook ‘s avonds is het uitzicht op de rivier prachtig, we delen samen een fles meegebrachte wijn en we slapen heerlijk op de prima bedden. De volgende ochtend is het ontbijt wat laat en de boot wat vroeg, waardoor we met een boterham in de hand op weg gaan naar onze laatste logeerplek. Na een uurtje stroomafwaarts komen we aan bij het dorpje Jaw Jaw. Het is een gemengd traditioneel/christelijk Marrondorp. Dit keer verblijven we echt ín het dorp. Belé, hier geboren en als kind opgegroeid, is na 18 jaar verblijf in Nederland weer naar zijn roots teruggekeerd. Hij heeft aan de rand van het dorp, naast de huizen van zijn gezin, een vijftal traditionele huisjes/hutten gebouwd, die hij verhuurt. Het principe is dat je woont in het dorp, er deel van uitmaakt en meemaakt wat er in het dorp gebeurt. Zo was er een paar dagen eerder een doopplechtigheid van een aantal kinderen, waar de gasten bij werden uitgenodigd. Als er gefeest wordt, feest je mee en als er gerouwd wordt, rouw je mee, al is een rouwperiode in de Marrongemeenschap ook vooral feest.

Vandaag gaat Betsy, een van de vele nichten van Belé, cassave oogsten, verwerken en uiteindelijk cassavebrood bakken. We worden uitgenodigd mee te gaan en te helpen. We lopen mee naar het kostgrondje, het stukje grond (omgehakt en platgebrand oerwoud) buiten het dorp waar haar familie groenten en fruit verbouwt. Onder haar toeziend oog wrikken we de wortels van 2 cassaveplanten uit de grond. We hebben een kruiwagen vol. Vervolgens moeten de knollen gewassen en geschild worden. Vele handen maken licht werk. Raspen gebeurde vroeger met de hand, maar Betsy heeft zelf een benzine-aangedreven rasp die nog het meest lijkt op een hakselaar voor takken. Het resultaat is een flinke kuip vol cassavepap. Dit moet nu geperst worden. Hiervoor belt ze een dorpsgenoot. De geraspte cassave gaat in een grote cilinder, een krik zorgt voor de druk en zo wordt het vocht eruit geperst. We zien dat de man-met-de-pers 50 SRD (€2.25) ontvangt voor een uur werk. De cassave komt in samengeperste brokken uit de pers, die vervolgens moeten drogen boven een houtgestookt vuurtje. Na twee uur worden we weer opgetrommeld, de cassave moet nu gestampt worden tot cassavemeel. Dit gebeurt met de hand, met een grote, zware houten stamper, in een grote houten vijzel. Iedereen komt aan de beurt, het is lastiger dan het lijkt. De volgende ochtend gaan we broden bakken. Het meel wordt uitgespreid op een ronde ijzeren plaat boven het houtvuur. Er komt geen enkel ander ingrediënt aan te pas, zelfs geen water. Na een paar minuten is het meel samengesmolten tot een soort grote pannenkoek en kan hij gekeerd worden. Ieder van ons bakt zijn eigen brood, met wisselend succes. Dit bakken gebeurt met hulp van Irma, Betsy’s zus. Want Betsy is ongesteld, en als je “onrein” bent mag je geen brood bakken. Een twintigtal broden is het resultaat van een dag werken. We proeven er een, het is verrassend lekker. De familie kan vooruit, ze zijn maanden houdbaar. Na het bakken van de broden staat er weer een prachtige lunch klaar. Er zijn wel 6 soorten thee van verse bladen en bloemen uit eigen tuin.

Belé kookt heerlijk voor ons, aan tafel en lopend door het dorp vertelt hij over de geschiedenis van het dorp en over de uitdagingen van deze tijd. Al zijn we maar 24 uur in Jaw Jaw, we voelen ons even opgenomen in de gemeenschap en we zouden er wel een week willen blijven.

Het waren 5 heerlijke dagen. Heel anders dan de 4 luxere dagen op Kninipaatie, weliswaar aan dezelfde rivier. De tocht met de lijnboot, de 3 verschillende lodges, de afwisseling van de activiteiten, het directe contact met de bewoners en, niet te vergeten, de ontspannen en deskundige begeleiding door onze gids Randy maakten het zeer de moeite waard. En zeker ook het 5 dagen samen op pad zijn Hans en Liesbeth. Het klikte met hen al vanaf het begin in Spanje, maar nu kennen we elkaar beter en prijzen we ons twee nieuwe vrienden rijker.

Weer terug in de haven, gezelligheid met andere crews

Suriname voor beginners

“Suriname moet je niet bezóeken, je moet het beléven, meemaken, ondergaan”. Dat hebben meerdere Surinaamsevrienden en kennissen ons gezegd. En ja, we proberen ons onder te dompelen in deze voor ons nieuwe wereld. Maar wat hebben we af en toe last van onze Hollandse nuchterheid, behoefte aan controle en lichte argwaan; “eerst zien, dan geloven“. “Ja hoor, komt goed, maak je niet druk”, zeggen ze. Maar wannéér dan, denken wij, en wat gaat dat dan kosten? “Is het erg dat het een paar dagen duurt? Moet je iets doen dan?” Rishie, de man die voor de cruisers goedkope huurauto’s regelt “doet echt heel erg zijn best voor ons, maar we zullen tot het weekend moeten wachten”. Maar we moeten toch inklaren in Paramaribo? Geen probleem, hij is ook taxichauffeur en neemt ons mee naar de stad, drie kwartier rijden, eerst naar het kantoor van Noël, de eigenaar van de marina, die de juiste papieren van de douane en Maritieme Autoriteit al voor ons klaar heeft liggen. Vervolgens rijden we naar de Militaire Politie voor het stempelen van onze paspoorten. Je wordt geacht daar te verschijnen in pantalon, hemd met lange mouwen en dichte schoenen. Voor vrouwen is het kledingvoorschrift minder duidelijk, maar Monique heeft een jurkje aan. We mogen verder komen. Op de binnenplaats zit een agent achter een tafeltje. Nadat we hebben uitgelegd waarvoor we komen mogen we op een bankje plaatsnemen. Een andere agent komt een tijdje later naar ons toe en vraagt om onze paspoorten, de papieren van de Maritieme Autoriteit en het e-visum. Dat laatste hadden we via internet aangevraagd, betaald en ontvangen. Trots lieten we het zien op onze telefoons. Maar helaas, hij wil het uitgeprint hebben. En we voldoen niet aan de criteria voor een uitzondering legt hij ons omstandig uit. “Om de hoek zit een “Chinees”, die kan het voor jullie wel uitprinten”. We druipen af, excuseren ons bij Rishie, de chauffeur, voor de vertraging, en lopen naar de Chinees. Een “chinees” is in veel ontwikkelingslanden een winkel waar ze “bijna alles” verkopen. Een soort mengeling van een blokker, een kantoorboekhandel, een kledingzaak en een slecht gesorteerde doe-het-zelf winkel. De herkomst van de artikelen is China, de kwaliteit van de spullen past daarbij, en de uitbater is van Chinese afkomst. We zagen dat eerder op de Kaapverden, maar ook op onze vorige reis in heel de Pacific. Overigens zijn in Suriname ook vrijwel alle supermarkten in Chinese handen.
De Chinees heeft wel een printer, maar geen wifi (of wil die niet delen) en verder hebben we ook nog geen Surinaams geld. Vervolgens neemt Rishie ons mee naar een ATM (voor SRD’s, de lokale valuta) en naar een telecomprovider. Het maximumbedrag wat uit de ATM per keer komt is 2000 SRD, ter waarde van ongeveer €80. Dat kun je vervolgens wel eindeloos herhalen. Het grootste biljet in Suriname is 100 SRD. Je kunt je dus voorstellen dat je voor een paar honderd euro een flink pak SRD’s mee naar huis krijgt. Bij digicel zijn ze zo vriendelijk om onze e-visa uit te printen. 
We haasten ons terug naar de MP, want om 13.30 sluit de tent, dat blijkt ook bij banken en andere (semi-)overheidsinstanties de gewoonte. We krijgen (na een half uurtje wachten) de stempels in onze paspoorten, we mogen voorlopig 1 maand blijven.
Rishie neemt ons nog mee langs een groente-stalletje langs de weg, voor een paar bananen, verder hebben we eigenlijk nog niets nodig.
5 uur na vertrek zet hij ons weer af bij de marina. Hij heeft zeker 100 km gereden en vooral heel veel gewacht. We betalen hem 500 SRD, iets meer dan €20. Op vrijdagavond, onze vierde dag in Suriname, komt Rishie onze huurauto brengen. Ja, die hadden we liever eerder gewild, maar waarom eigenlijk? Het is heerlijk bij Waterland, een mini-marina met 1 steiger en 12 ligplaatsen, in combinatie met een klein-resort met 7 mooie villa’s. Die zijn overigens allemaal leeg, alleen in het weekend zijn er 1 of 2 bezet, alles door Covid. Om ons heen is oerwoud, we zien doodshoofd-aapjes in de bomen op een paar minuten loopafstand, de tropische vogels geven dagelijks concerten en de brulapen schreeuwen ‘s morgens vroeg, dat is weer eens iets anders dan hanengekraai. Na een aanvankelijke aarzeling (piranha’s, slangen en kaaimannen) zwemmen we twee keer per dag in de rivier, waarbij we wel op de stroming moeten letten. Er zijn ook kano’s en paddleboards. In enkele bomen op het resort zitten luiaards, maar we hebben ze nog niet gespot. Bar en restaurant zijn alleen in het weekend open, maar op de andere dagen zitten we met andere zeilers gewoon op het terras en drinken daar onze eigen biertjes. Erg gezellig. Als we wat willen eten brengt een van de andere zeilers (die al wel een auto hebben) wel wat mee uit een stalletje ergens langs de weg. Eigenlijk redden we het prima zonder auto.


Eten is een verhaal apart. Suriname is een smeltkroes van culturen, wat zich weerspiegelt in het eten. Er is o.a. Creools, Javaans, Indiaas, meerdere soorten Chinees, en Europees. Het wordt verkocht in allerlei stalletjes langs de weg, vaak warungs, om ter plaatse te eten of mee te nemen. De keukens hebben gemeen dat het niet veel kost, daar kun je zelf niet voor koken. Van één portie eten we meestal 2 dagen.
Maar toch fijn dat we die auto hebben, daarmee kunnen we op pad, ons eerste doel is Paramaribo. Daar ontmoeten we Wim, een vriend van een Surinaams-Nederlandse Bronovo collega, die ons wel wat van Paramaribo wil laten zien. Hij lijkt iedereen te kennen die we op straat tegen komen. Hij loopt met ons zonder gêne het chique Torarica hotel in, laat ons binnen en buiten alle mooie plekjes zien, ook komen we met hem vlot langs de bewaking van het casino en kijken uit vanaf het dakterras met zwembad. Daar wordt vooral Spaans gesproken door dubieuze gasten uit Colombia. We rijden door veel straten met oude statige gebouwen, waarvan helaas een groot deel in erbarmelijke staat van onderhoud is, soms zelfs in verval. Wat een verdrietig gezicht. Bij de Surinamers voel je hierover vooral gelatenheid, men is zeer teleurgesteld over het openbaar bestuur, op allerlei vlak. Fort Zeelandia bezoeken lukt vandaag niet, ook dat blijkt om half 2 te sluiten.
Wim stelt ons voor om samen naar een “resort” in de jungle te gaan. Hij kent (natuurlijk) de Marron eigenaar (Marrons zijn de nakomelingen van de Afrikaanse slaven). Wij staan op de rem, willen we niet liever gewoon met z’n tweeën, en ook, wat gaat ons dat (extra) kosten? Later dringt tot ons door dat het gewoon uit enthousiasme is, uit trots op zijn land, en omdat hij zelf ook graag gaat, zonder er iets voor terug te willen. We kunnen nog heel wat van de Surinaamse hartelijkheid leren….
Inmiddels hadden we zelf al een tour naar Bigi pan geboekt, een vogelreservaat in een moerasgebied in het uiterste noordwesten van Suriname. De tocht er naar toe is zo’n 250 km, waar we meer dan 4½ uur over doen. Het is de enige oost-west verbinding in Suriname, naar Nieuw Nikerie, de derde stad van het land. De groot deel van de weg is in erbarmelijke staat, onderhoud aan het wegennet heeft blijkbaar een vergelijkbare prioriteit als onderhoud aan historische gebouwen. Delen van de weg zijn compleet verzakt, diepe kuilen maken een slalomkoers noodzakelijk. De routebeschrijving die we kregen brengt ons naar een oppikplaats aan de rivier. Anderhalf uur later dan afgesproken werden we opgehaald door een korjaal, een lange smalle boot met daarin Mario, onze bootsman, gids en gastheer voor de komende drie dagen. Een tocht van ruim een half uur brengt ons naar Bigi pan (het Grote Meer), waarop 3 resorts liggen, alle drie als een eilandje, volledig op palen. Twee resorts zijn behoorlijk vervallen, waarvan er één nog wel in gebruik is. Akira lodge, ons resort, is het nieuwste. Het bestaat uit 17 huisjes met in het midden een grote centrale ruimte die o.a. dienst doet als restaurant. We blijken de enige gasten te zijn. De toerismesector heeft ernstig te lijden onder covid. Mario en de keukenploeg leggen ons uitgebreid in de watten. Mario neemt ons ‘s avonds en ‘s morgens (heel vroeg!) mee op excursie, over de ondiepe meren, bezaaid met de restanten van een oud mangrovebos. We zien duizenden vogels. Hij weet precies waar, en op welk moment, ze over komen vliegen. Grote groepen rode ibissen en meerdere soorten reigers. We zien flamingo’s, allerlei roofvogels, papagaaien, spechten en ijsvogels. De keukenploeg verzorgt heerlijke maaltijden, deels met lokaal gevangen tilapia. Tussendoor zitten we op het vlonderterras voor onze hut, lekker een boekje te lezen. De laatste dag krijgen we de lunch mee. We eten er nog 2 dagen van. 


We bezochten ook plantage Peperpot. De vele plantages die Suriname in de koloniale tijd rijk was zijn allemaal verdwenen, weer ingenomen door het oerwoud. Wat resteert zijn een aantal gebouwen die deels zijn omgevormd tot kleinschalige boetiek-hotels. Zo ook bij Peperpot. We hadden er afgesproken met de bemanning van de Noorderkroon, André en Ingrid. Zij zijn ervaren zeilers van de koude kusten van Noord Europa, die eigenlijk op weg waren naar Kaap Hoorn, de kou in het zuiden dus. Maar omdat Brazilië en Argentinië door Covid gesloten zijn voor zeilers, hebben ze hun toevlucht genomen tot Suriname en de Carieb. Gelukkig blijkt de warmte hen ook goed te bevallen. We eten er heerlijk en we trakteren ons zelf op een nachtje in het hotel. Zittend op de veranda voelen we een beetje hoe de planters zich vroeger gevoeld moeten hebben.

Lekker die auto, maar er is wel een probleem: we hebben geen internationaal rijbewijs, dat is er bij de voorbereidingen bij ingeschoten. De eerste twee weken van je verblijf in Suriname wordt een Nederlands rijbewijs getolereerd, maar daarna niet meer. Na wat zoeken op internet lijkt er een uitweg: de rijtoestemmingsverklaring. Daarvoor moeten we naar het politiebureau “Nieuwe haven”. We rijden erlangs, het ligt op de weg maar Peperpot. Stom, we konden natuurlijk weten dat dat om 2 uur ‘s middags “dicht” is, maar we krijgen wel een lijstje mee van wat we de volgende ochtend mee moeten brengen: kopieën van rijbewijs, paspoort en visum. Én een stortingsbewijs van SRD 150 (ongeveer €6) ieder. De bank waar dat kan is natuurlijk ook al dicht, dus daar beginnen we de volgende ochtend. Voor dit luttele bedrag zijn meerdere employees ongeveer 15 minuten met ons bezig. Met de stortingsbewijzen lopen we naar het politiebureau, honderd meter verderop. Een pronte politie-agente met horizontale billen vangt ons buiten op en laat ons achteraan een lange rij aansluiten. Een half uur later bereiken we een agent achter een tafeltje, nog steeds buiten. Hij plaatst ons in een andere rij. Even later mogen we naar binnen, naar de afdeling rijbewijzen. Een uiterst onvriendelijke dame neemt al onze papieren in ontvangst, constateert tot haar zichtbare verbazing dat alles compleet is, laat ons nog eens SRD 350 contant pp lappen (hadden die 150 daar dan ook niet bij gekund?) en ze stuurt ons weer naar buiten. Weer een half uur later mogen we weer voor haar loket verschijnen. Alles is in orde en we krijgen een afspraak om de rijtoestemmingsverklaringen af te halen. Over 3 weken! Misschien zijn we dan nog in het land. Tot die tijd hopen we dat de politie bij controle genoegen neemt met aanvraagbewijs. Al met al een heel gedoe, maar het gaf een mooi inzicht in de Surinaamse bureaucratie.
Suriname blijkt één golfbaan rijk te zijn, aan de rand van Paramaribo. Gisterochtend hebben we die bezocht en op proef een rondje over de 9 holes gelopen. Heerlijk, 2 uur lopen in de ochtenduren, voordat het te warm wordt om te bewegen. We worden meteen lid voor een maand, voor een bedrag waar je in Spanje soms maar één rondje loopt. 
Over een paar dagen gaan we met Wim 4 dagen de jungle in. Naar een resort ten zuiden van het Brokopondo meer, een stuwmeer zo groot als de provincie Utrecht. We slapen 2 dagen in een hutje, en 1 nacht in een hangmat in de jungle. Spannend!

Boa Vista en Sao Vicente

We zijn nu bijna drie weken in Kaapverdië. Nadat we op Sal waren aangekomen gingen we al de volgende dag naar Boa Vista. Daar wilden we wel een paar weken blijven. De ankerplek is prachtig, een grote, ondiepe baai met aan de ene kant een eilandje (Ilha de Sal Rei) en aan de andere kant eindeloze witte zandstranden. Er zijn een paar barretjes op het strand en er wordt volop gewindsurft en gekitesurft. Ook zie je steeds vaker “wingfoilers”: een kleine plank met daaronder een “foil”, een kleine draagvleugel. De surfer heeft een vleugelvormig zeiltje in zijn twee handen, er is geen mast. Al bij lage snelheid tilt de foil de plank uit het water en dan gaat de snelheid snel omhoog. Het geheel maakt indruk door de eenvoud. Ik zou het wel eens willen proberen, maar het is er nog niet van gekomen.
Op Boa Vista zou je ook mooi kunnen duiken en daar hebben we ons op verheugd. We proberen contact te leggen met twee duikscholen, maar die blijken gesloten. De een zegt vanwege Covid, de andere laat weten dat duiken op Boa Vista vanaf december eigenlijk niet goed meer mogelijk is, omdat door de sterke wind en golven het zicht sterk terugloopt. Dat is wel een tegenvaller. En dat van die wind en golven, ja, dat merken we ook op de ankerplek. De verwachte afname van de wind blijft uit. De afstand tot de kant is groot, en door de wind staan er dan ook al flinke golven bij de boot. De dinghy springt, hangend achter de boot, flink op en neer en naar de kant varen is een natte bedoening. Toch gaan we regelmatig naar de wal om in het dorpje koffie te drinken, boodschappen te doen en gewoon rond te slenteren. Sal Rei is een heel ontspannen Afrikaans dorp, iedereen is uiterst vriendelijk.

We ontmoeten Vicky, de Britse eigenaresse van een klein kantoor waarin ze samen met haar dochter plaatselijke excursies organiseert en we besluiten de volgende dag met haar op pad te gaan. Er zijn 2 andere gasten en met zijn vieren nemen we plaats achterop de 4-wheel-drive-pickup. Het wordt een tour over het noordelijke deel van het eiland. We bezoeken een pottenbakkerij, een familiebedrijf, waar al het aardewerk voor de 3 grote luxe hotels op het eiland wordt gemaakt. Van schalen en bloembakken tot lampenkapjes en allerlei decoraties. Alles met de hand, alles met traditionele werktuigen. We rijden door een uitgebreid woestijngebied. Boa Vista wordt ook wel “een stukje Sahara in de oceaan” genoemd. De zandduinen zijn indrukwekkend. De oorsprong van het eiland is “gewoon” vulkanisch, het zand dat je overal ziet, inclusief de stranden, is in de loop van de eeuwen door de wind vanuit de Sahara meegevoerd. Dat gebeurt overigens nog steeds; er hangt voortdurend Saharastof in de lucht. Het komt overal. De boot wordt er vies van, onze nationale driekleur is inmiddels rood-lichtbruin-blauw.
Na een wat geforceerd aanvoelende afdaling van een van de hoge zandduinen op een “snow”board, rijden we door enkele kleine dorpjes en bezoeken we het wrak van een groot vrachtschip op de noordkust van het eiland. Toen dit schip in de zestiger jaren strandde en toen bleek dat het niet los kon komen, haalden de inwoners van Boa Vista het binnen 24 uur volkomen kaal. Van de lading konden ze meer dan een jaar eten en veel onderdelen, bijvoorbeeld deuren, vonden hun weg naar de hutten van de bevolking.
Tijdens de tour vertelt Vicky uitgebreid over de ontberingen van de bevolking tijdens de covid-lockdown. Doordat er geen toeristen meer kwamen was er voor zeer velen geen werk meer en dus geen inkomen en dus geen eten. Vicky en een aantal andere buitenlandse ondernemers hebben charity-projecten opgezet, waardoor ze vele duizenden voedselpaketten konden rondbrengen.

Inmiddels begonnen ook wij ons wel ongerust te maken over de nieuwe omikron variant van covid. Door ons werk in de gezondheidszorg waren we er erg vroeg bij met de vaccinaties (januari), dus wij verlangden wel naar een booster. Onze hoop was in eerste instantie gevestigd op Suriname, maar waarom zouden we het niet hier proberen? Vanaf het ziekenhuis werden we verwezen naar de vaccinatielocatie, een soort sporthal aan de rand van Sal Rei. Midden op de vloer staan twee tafeltjes, een voor de administratie en een voor het prikken. Darilin staat me te woord en ze zegt gelukkig niet meteen “nee”. Ze moet het wel eerst met haar baas overleggen. Ze prikken daar wel met Pfizer, maar dat is gereserveerd voor jongeren. Misschien Moderna. De volgende dag krijgen we bericht, het kan! We moeten wel eerst wachten tot er minstens 10 kandidaten voor Moderna zijn, anders wordt er geen ampul opengemaakt. Twee dagen later is het zover, we krijgen allebei onze booster, gezet door Darilin.
Inmiddels is het op de ankerplaats steeds onaangenamer geworden. De wind is weliswaar wat afgenomen, maar er komt steeds meer deining binnenlopen. We worden er bijna zeeziek van. Het is er erg ondiep en niet ver van de boot breken de golven. Dit trekt golfsurfers aan, maar voor ons voelt het niet goed. We besluiten te vertrekken voordat het gevaarlijk wordt. Als we anker op gaan merken we dat ons ankerboeitje verdwenen is. Het is een mooi ding, voorzien van een interne veer, waardoor de lengte van de lijn zich automatisch aanpast aan de diepte. Door de aanhoudende swell en het voortdurend in-en uitrollen van de lijn is die doorgeschavield en is de ankerboei er vandoor. Gelukkig zien we hem nog drijven en kunnen we hem bergen. We hebben hem toegevoegd aan de klussenlijst.

Het is 130 mijl varen naar Sao Vicente en precies 24 uur later komen we aan bij de hoofdstad Mindelo. Dat is bekend terrein, 8 jaar geleden waren we hier ook. Maar wat is die stad veranderd! Twee keer zo groot, geen zandstraten meer, maar geplaveid of geasfalteerd. Naast zeer eenvoudige winkeltjes en veel op straat zittende verkopers zijn er nu ook luxe winkels voor kleding en lederwaren. Er rijden luxe auto’s en ze glimmen bijna allemaal. Het is veel welvarender geworden. We zijn er inmiddels een week, en al zijn we niet verder gekomen dan het stadje, het verveelt helemaal niet. Bij binnenkomst was de ankerplaats vrij leeg, en we kenden er maar één boot. Inmiddels zijn er veel boten bijgekomen, waarvan we er meerdere kennen. Je begrijpt het, bezoekjes over en weer. Aanvankelijk waren we van plan maar kort te blijven, maar toen we hoorden dat de “Puff” en de “Dance Me” onderweg waren, besloten we om een paar dagen langer te blijven en samen kerst te vieren. Zo brengen we nu kerstavond en vandaag, eerste kerstdag, door met 6 andere bemanningen (Duits, Vlaams en Nederlands), verdeeld over 2 diners en een brunch. Gisteren deden we hiervoor inkopen in een overvol Mindelo, rijen voor de winkels, maar alles is wel gewoon open. En meteen de bevoorrading voor de volgende passage. Want morgen, de 26e, gaan we anker op en zetten we koers naar Suriname.


Laatste stop in Europa

We liggen nu een week in de haven van El Hierro, Puerto de Estaca. Zoals we eerder schreven ligt de haven prachtig, onder aan een hoge rotswand. De jachthaven is keurig, is nog maar een paar jaar oud, maar hij is niet af en waarschijnlijk blijft dat ook zo. Er zijn mooie beveiligde hekken voor de pontoons, maar de hekken staan al 2 jaar open, omdat de toegangspasjes niet goed genoeg werken. Van de toiletgebouwen is er maar één in gebruik en het hok met de wasmachines blijft op slot. Maar er is walstroom en water op de pontoons, dus daarmee komen we een heel eind. Het is ook de haven waar de ferry vanaf Tenerife aankomt en vertrekt. Behalve de vertrekhal van de ferry met een klein cafetaria en het kantoor van de enige havenpolitie-diender is hier verder niets. Het dichtstbijzijnde stadje, teven het hoofdstadje, Villa de Valverde, ligt bovenaan de eerdergenoemde rotswand, en dat is 500 meter hoger. Niet handig voor de boodschappen. Ongeveer tweemaal per dag gaat er een bus. Tja, we missen La Gomera, waar het haventje direct aan de hoofdstad lag, met de bakker, de supermarkt en de gezellige cafeetjes op loopafstand.

Natuurlijk hebben we eten genoeg aan boord, waaronder de zelfgevangen tonijn, dus we komen niets te kort. De eerste dagen zorgen we voor de boot, we zwemmen vanaf het zwarte strandje net buiten de haven, we maken een fietstocht langs de kust en we genieten van het mooie weer. We bakken ons eerste brood met de bakmachine, een succes! De overbrenging (homokineet) tussen schroefas en keerkoppeling sproeit vet. Het lukt me dit (voorlopig?) te repareren, helaas ten koste van een aantal nare vetvlekken op mijn kleren. Ja, die had ik natuurlijk eerst uit moeten doen! We regelen een huurauto, waarmee we in drie dagen het hele eiland verkennen. Het woord wat het meest in me opkomt is sprookjesachtig.

Net als in La Gomera wordt het hoogste deel van het eiland voor een groot deel ingenomen door nevelwoud met bovenin laurierbomen en lager pijnbomen. Maar het is hier nóg groener, de lagen mos op de bomen zijn nog dikker en feller gekleurd, waardoor het lijkt alsof de bomen dikke truien aan hebben van bijna fluorescerend groen. Elk moment kan er een kabouter tevoorschijn komen. In de pijnbossen staan de bomen relatief ver uit elkaar en groeit er verder niets op de bodem, die bedekt is met een dikke laag dennennaalden. Je ziet de feeën haast dansen. Het palet aan kleuren van het vulkanisch gesteente is indrukwekkend, de trollen kunnen nooit ver weg zijn.

In het noordwesten is een bos dat bestaat uit jeneverbesbomen, waarvan de kruinen, door de voortdurende geseling van de passaatwind, volledig opzij staan.
Ook dit eiland is door vulkanisme ontstaan. We bezoeken het bezoekerscentrum, waar o.a. een video wordt vertoond van de onderzeese uitbarstingen in 2011/2012, slechts enkele kilometers uit de kust.

De laatste autodag trakteren we onszelf op een lunch in een prachtige Mirador met uitzicht op El Golfo, waar een deel van het eiland ongeveer 600.000 jaar geleden in zee verdween, waarna er een uitgestrekte zeer vruchtbare laagvlakte overbleef. Er wordt hier van alles verbouwd, vooral de ananas wordt geëxporteerd.
Ondertussen houden we het weer nauwlettend in de gaten. We willen graag een nieuwe stap zetten, Europa achter ons laten, door naar de KaapVerden te varen. Maar er staat steeds teveel wind naar onze zin. Gisteren, maandag, hakten we de knoop in principe door, om vandaag te vertrekken. Dus we deden met de auto de laatste inkopen en maakten de boot klaar en Monique kookte al vast een paar maaltijden om later op te warmen. Maar vanochtend zag het er toch weer een stuk minder goed uit en nu lijkt het beter nog een dag of twee of drie te wachten. We hebben geen haast en we krijgen liever geen 35 knopen wind om onze oren, al komt die van achteren.
Even schakelen dus, de boot en wij weer terug in de relax-stand. Hee, hebben we ineens 2 dagen “over”! We pakken de klussenlijst er maar weer bij.

3 weken in het paradijs

Al voordat we aankwamen op La Gomera hadden we besloten daar zeker 3 of 4 weken te blijven. Aanvankelijk kregen we maar een reservering voor 2 weken. Hadden we er al over geschreven? Het is in alle marina’s overvol. Dat komt omdat er dit jaar veel meer boten onderweg zijn naar het zuiden. De helft had vorig jaar willen gaan, maar heeft het vertrek tot dit jaar uitgesteld. Daardoor zijn er overal twee keer zoveel jachten, en daarvoor is er onvoldoende capaciteit in de jachthavens. En de mogelijkheden om voor anker te gaan zijn op de Canarische eilanden beperkt. Je bent dus veel tijd kwijt met aanschrijven van marina’s en leuren om een plekje, vaak tevergeefs. Maar gelukkig kregen we een plek in La Gomera en het lukte ons aan de balie dat ook nog met een weekje te verlengen. 

De jachthaven ligt prachtig, bij het hoofdstadje San Sebastian, waar ook de ferry’s vanaf Tenerife aanmeren. Vrijwel iedere dag ligt er ook een cruise-schip, altijd in de vroege ochtend aangemeerd om dezelfde avond onder luid getoeter weer te vertrekken. De haven ligt direct onder een imposante rotswand. We liggen mooi beschut. Naast de haven is een strand (met zwart zand!), waar de plaatselijke bevolking en de gasten zwemmen. Het stadje is liefelijk, met een plein met eeuwenoude laurierbomen. Columbus kwam hier graag, maakte vanaf hier zijn eerste ontdekkingsreis naar Zuid-Amerika. De vrouw van de gouverneur zou lang zijn maîtresse geweest zijn. We snappen heel goed dat dit eiland allerlei romantische gevoelens naar boven haalt.
Het is heerlijk om hier een tijd te zijn. Waar Tenerife overstroomt van het massatoerisme en een jachtige indruk maakt, ademt dit eiland vooral rust en natuurschoon. Het is heerlijk om het stadje voor de deur te hebben, zo bij de bakker en de Spar binnen te kunnen lopen, een koffietje op een terras te kunnen drinken. En het eiland biedt zoveel meer. Er zijn vele tientallen wandelingen uitgezet door zeer verschillende landschappen. Soms loop je door een droge, rotsachtige omgeving bij hoge temperaturen, soms moet je een trui en een regenjas aan als je op hoogte door het nevel-oerwoud loopt. Twee keer hebben we een paar dagen een huurauto om naar de wandelingen toe te rijden, maar we hebben ook de bus genomen voor een wandeling die uiteindelijk (na 7 uur) weer bij de haven uitkwam.

Tussen de wandeling hebben we heerlijke “vrije” dagen, waarin we wat klussen aan de boot (dat houdt nooit op), luieren, zwemmen en snorkelen vanaf het strand. Monique kookt weer super aan boord, maar vaak maken we gebruik van de lekkere en zeer betaalbare kleine restaurantjes waar dit stadje rijk aan is.
 Op 4 november werd ik hier 66 jaar. Monique toverde (via een hulplijn verkregen) verjaardagskaarten tevoorschijn en de tafel stond vol cadeautjes, deels van plaatselijke herkomst. ‘s Avonds trakteerde ze mij op een heerlijk diner in de plaatselijke Parador.
Een dag hebben we besteed aan een introductiecursus “freediven”. Daarbij duik je niet met luchtflessen op je rug, maar probeer je in één ademteug lang en diep onder water te komen en te blijven. Het is heel nuttig om dat te beheersen, bijvoorbeeld als je anker vastzit op 10 meter diepte, of als je iets op een ankerplaats overboord hebt laten vallen. Verder kan het ook heel mooi zijn, als je al snorkelend ook een tijdje wat dieper kunt gaan. En nee, we streven niet naar extremen. Het diepterecord freediven staat op 135 meter, onvoorstelbaar. Wij zijn al blij als we na wat oefenen de 10 meter gaan halen zonder al teveel stress. 

Er is maar één golfbaan op La Gomera, maar dat is meteen een van de mooiste op de Canarische eilanden. We hebben onszelf getrakteerd op een rondje en het was inderdaad fantastisch. Vanaf alle holes uitzicht op zee en op Tenerife met de vulkaan de Teide. Over vulkanen gesproken: vanaf de westkant van het eiland konden we de aswolk op La Palma heel goed zien.
Tijdens ons verblijf hier hoorden we dat mijn dochter Merel met onze 2 kleinkinderen graag een weekje naar de zon wilde komen en dat ze ging proberen dat bij ons in de buurt te doen. Wat een verrassing! Ze is net vanmiddag geland op Tenerife, zijn nu op weg naar hun hotel vlakbij de marina waar we na enige moeite gelukkig weer konden reserveren en daarom varen we daar morgen weer naar toe. Leuk om samen wat tijd door te brengen. Later die week komt Ferdy, Monique d’r beste vriend een paar dagen met zijn vrouw bij ons aan boord, gezellig!!
We zullen La Gomera erg missen, maar we kijken ook uit naar de komende week met familie en vrienden. En daarna, we weten het nog niet. Gaan we nog een ander Canarisch eiland (El Hierro?) bezoeken, of wordt het tijd om de volgende grote stap, naar de Kaap Verden te zetten? Daar gaan we de komende week maar eens naar kijken.

De reis naar Madeira

Vandaag een week geleden vertrokken we vanuit Leixoes, bij Porto, voor een tocht van ruim 600 mijl naar Porto Santo, het meest Noordelijk gelegen eiland(je) van de Madeiragroep. Uitgaand van een gemiddelde van 120 tot 140 mijl per dag zouden we dan op maandag overdag aan moeten komen. We zijn nog wat onzeker over de orka’s en sturen de eerste dag niet in een rechte lijn naar ons doel, maar wat verder van de kust af. Het is lang geleden dat we een tocht van 5 etmalen hebben gezeild en het voelt dan ook onwennig. De eerste middag, avond en nacht is het licht weer, windkracht drie, en we varen een ruime koers. De windvaaninrichting stuurt. Die maakt geen geluid en gebruikt geen energie. Het gaat prima. Er staat een behoorlijke deining, en omdat er weinig winddruk in het zeil is rollen we nogal. Die eerste dag krijgen we tot driemaal toe bezoek van een grote groep dolfijnen. Altijd een feest.
‘s Nachts is het nieuwe maan. De sterrenhemel is overweldigend. De volgende ochtend zijn we ver genoeg uit de kust en verleggen we de koers recht naar Porto Santo. Daardoor komt de wind bijna recht van achteren. Dat is voor zeilers altijd een lastige koers omdat het gevaar bestaat dat de boot erg om zijn lengteas gaat rollen (van links naar rechts). Op de Déesse hadden we daar een mooie oplossing voor gevonden: we zeilen met een uitgeboomd voorzeil (genua) naar loef, dus aan de kant waar niet het grootzeil staat. En achter de voorstag hijsen we een tweede voorzeil (fok) die wel aan dezelfde kant als het grootzeil staat. De fok trekken we dan redelijk strak naar achteren. Deze fok gaat het rollen tegen en zorgt voor meer druk in de genua, waardoor de genua beter vol blijft staan en de snelheid ook nog wat toeneemt. Dit beviel ons zo goed dat we op de Mahimahi wat aanpassingen hebben gedaan zodat we dit zeilplan daar ook kunnen gebruiken. En het werkt! De boot is goed in balans, we rollen veel minder en de windvaan stuurinrichting kan de boot hierbij prima op koers houden. Alles gaat op rolletjes. De voortgang is goed, het weer is aangenaam zonnig, Monique kookt weer de heerlijkste gerechten, de zonnepanelen houden de accu’s vol. We hebben zoveel stroom dat we volledig elektrisch koken (waterkoker en eenpits inductie kookplaatje) en we houden zelfs wat over om de boiler wat op te warmen. De kapitein heeft het helemaal naar z’n zin. Het is gewoon een heerlijk gevoel als alle systemen blijken te werken zoals we het hadden bedacht.


De wind neemt geleidelijk toe tot een dikke windkracht 5. Er gaan riffen in de zeilen. Omdat de windsterkte steeds flink wisselt is het erg lastig de boot goed in balans te houden. En dat is weer nodig om de windvaan goed zijn werk te kunnen laten doen. De golven nemen ook flink toe en komen uit meerdere richtingen. Ze zijn tot ruim 2 meter hoog en vrij steil. Soms duwen ze de boot even uit koers, maar de windvaan kan het allemaal aan. We doen een wachtschema van 3 uur op, drie uur af. Dat houden we ‘s avonds en ‘s nachts strikt aan, overdag zijn we losser. De wacht is in de kuip, controleert regelmatig de koers, de windsterkte en richting, de zeilbalans en let op andere scheepvaart. Tussendoor ligt de wacht ook wel op de kuipbank met de ogen dicht. Je merkt het daar meteen als er iets verandert.
Met het toenemen van de wind en van de zeegang wordt het natuurlijk wel minder comfortabel en soms even spannend. Maar in de loop van de dagen groeit het vertrouwen in de boot en in onszelf en raken we steeds meer ontspannen.
De laatste helft van de tocht is er veel bewolking en valt de opbrengst van de zonnepanelen tegen. Gelukkig hebben we nog een troef, onze nieuwe sleepgenerator. We brengen die in stelling en al is de opbrengst beduidend minder dan die van onze set van 4 zonnepanelen (mét zon tenminste), de accu’s blijven op een acceptabel peil. We kunnen nog steeds elektrisch koken, alleen de boiler warmen we niet meer op.
Steeds verder zuid komend, merken we dat het geleidelijk warmer wordt. Ook de zeewatertemperatuur stijgt, van 20 graden bij vertrek naar bijna 24 graden bij aankomst in Porto Santo. ‘s Nachts is er veel minder condens, het dek en de ruiten blijven droog. Een heerlijk gevoel dat het steeds tropischer wordt.
We hebben onze snelheid duidelijk te laag ingeschat. We doen ruim 150 mijl per dag en het ziet er naar uit dat we niet op maandag overdag, maar op zondagavond gaan aankomen. Hopelijk nog bij licht, want in het donker ankeren op een onbekende plek met ongetwijfeld veel boten voor anker is niet echt leuk. We zijn goed op schema voor een aankomst bij licht, maar de laatste dag valt de wind tegen en het wordt alsnog ankeren bij Porto Santo in het pikkedonker, we zijn maar een uurtje te laat. Hoe zuidelijker we komen, hoe sneller de nacht valt, er is nauwelijks een twilight-zone. 


Volgens traditie vieren we de goede aankomst met bubbels. We kijken terug op een geslaagde meerdaagse tocht, de langste met de Mahi mahi tot nu toe. De omstandigheden waren best pittig, maar ons vertrouwen is gegroeid en het plezier in het zeilen daarmee ook.


We slapen die eerste nacht voor anker maar matig, er staat een behoorlijke deining op de ankerplaats, waardoor we flink rollen. In de ochtend worden we wakker in een prachtige omgeving. Deels vulkanisch landschap, enkele groene heuvels, een kilometers lang strand. Dat is vrij bijzonder en ook juist aantrekkelijk, want het veel grotere Madeira (voluit Madeira grande) heeft juist helemaal geen strand. Het water is azuurblauw en kraakhelder. Er liggen wel 15 boten voor anker, waarvan 4 Nederlandse die we allemaal nog niet kennen. De bijboot gaat te water en we varen eerst naar het havenkantoor voor de formaliteiten. We hebben de vouwfietsen meegenomen om het eilandje te verkennen.

We fietsen langs 10 km strand en lunchen in een tropische setting. We hebben nog volop energie en maken een wandeling naar de Pico Castelo, een mooie groene steile heuvel. Dat het groen is, is te danken aan één persoon, Antonio Schiappa de Azevedo, die er eind negentiende eeuw, grotendeels eigenhandig voor zorgde dat de kale berg herbebost werd. Er was door erosie maar een dunne zandlaag over, die door zware regen steeds wegspoelde. Met keien bouwde hij duizenden muurtjes waardoor miniterrassen ontstonden, waarop hij verschillende soorten bomen plantte. Het resultaat mag er zijn. Het doet ons denken aan de inspanningen van o.a Darwin op Ascension, waar door ingrijpen van de mens een kale berg werd omgetoverd tot een regenwoud, niet om de berg te behoeden voor de regenval, maar juist als “raincatcher”.


De volgende dag zijn we vooral aan boord, we maken kennis met de Nederlandse jachten in de buurt en we nemen het initiatief voor een strandborrel waarbij iedereen ook hapjes meeneemt. ‘s Avonds zijn de bemanningen van 7 jachten van de partij, naast 3 Nederlandse ook een Belgische, een Duitse, een Britse en een Portugese, ruim 20 man. Een heerlijke avond op het strand bij ondergaande zon en later bij ledlantaarntjes. We delen mooie ervaringen. Maar we horen ook van meerdere bemanningen dat zij de overtocht vanaf Portugal (in de hetzelfde weerwindow als wij) als zwaar en vervelend hebben ervaren. Ruige zeeën, slaande zeilen, lawaai, angst, zeeziekte, motorproblemen, falende windvanen. Sommigen moesten er dagen van bijkomen. Voor hun was het dan ook de eerste “lange” oversteek. Op zo’n moment realiseren we hoe ervaren we al zijn, hoe goed het ons lukt de boot te laten “lopen”, ook onder lastige omstandigheden, hoeveel zelfvertrouwen we alweer snel oppikten, hoe we er in slagen onderweg onze rust te nemen. We zijn best een beetje trots op de Mahi mahi en op onszelf.