4 weken Amerika

We klaren uit op Jost van Dyke, het meest noordelijke eiland van de Britse Maagdeneilanden, en zetten koers naar St John, het meest oostelijke eiland van de USVI’s, de Amerikaanse Maagdeneilanden. De afstand is kort, nog geen 8 zeemijl (ruim 14 kilometer). We hebben inmiddels een app (CBP, customs and border patrol) waarmee het mogelijk zou moeten zijn om digitaal in te klaren. Van tevoren hebben we alle gegevens van onze boot en paspoorten al in de app ingevoerd. Ik meld me aan via de app. “U bent nog te ver verwijderd van US-territory” krijg ik als reactie. Half uurtje wachten dan maar. Maar ondertussen wordt het internetcontact van onze telefoon steeds zwakker. Die werkt wel met de BVI telecom aanbieder, niet met de Amerikaanse. Dat hadden we opgelost, dachten we, door een Amerikaanse e-sim aan te schaffen, maar het activeren daarvan heeft toch meer voeten in aarde dan verwacht.

Na meerdere keren tevergeefs proberen op de CBP-app is het ineens toch een keer raak. “Your request will be handled by a CBP officer, please stand-by for an on-line interview”. Na een half uur tevergeefs wachten krijgen we de teleurstellende mededeling “access denied, please report to the nearest port of entry”. Dat is even schrikken. We hebben zoveel moeite (en geld) gestoken in het activeren van onze ESTA, zouden we nu toch niet welkom zijn met onze boot?
De “port of entry” is Cruz Bay, daar waren we kortgeleden (met de ferry) al voor het activeren van onze ESTA. Je kunt daar met je jacht niet ankeren. Dus ankeren we om de hoek, in Honeymoon Bay. Dat wil zeggen, je gaat aan een (betaalde) ankerboei, mooring. Op bijna heel het eiland St John is de kuststrook een natuurreservaat en is ankeren verboden, op veel plaatsen liggen moorings, waarvan je voor een heel redelijke prijs gebruik kunt maken. De Off Course, met Onno, Oda en Jasper, ligt er ook al. Het weerzien is hartelijk, al zijn wij in de stress omdat we onzeker zijn over de inklaring. We gaan meteen op pad met onze bijboot en staan al snel in het gebouw van CBP, waar we een week eerder ook waren. “Ah, are you the ones that were denied?” vraagt een goedgemutste beamte? Het blijkt dat ze wel geprobeerd hadden ons te bereiken voor een beeld-interview, maar dat het niet gelukt was. We moesten de hele aanmelding opnieuw doen op een computer en daarmee was het in orde. Met een zucht van verlichting konden we daarna in de plaatselijke bar aanschuiven bij Onno en Oda, we waren precies op tijd voor het happy hour, waar alleen de beroemde plaatselijke cocktail “painkiller” geschonken wordt. Het hielp enorm!

Oda en Onno hebben St John de afgelopen tijd al “gedaan”, zij varen vanaf nu westwaarts naar St Thomas, het volgende USVI eiland. Wij gaan langs de zuidkust van Sint John naar het oosten en ankeren (of eigenlijk “mooren”) een paar dagen bij Great&Little Lameshur Bay. We worden verwelkomd door de ranger van het National Park in zijn rubberbootje. Hij besteedt wel een kwartier aan het uitleggen van alle regels: onder water niets aanraken of meenemen, geen snelheden boven 5 knopen, niet foilen, geen licht onderwater etc etc. Hij vat het samen met de woorden: Everything that is fun, is not allowed!”
Het is er prachtig snorkelen en aan de wal zijn mooie wandelingen uitgezet.
In de baaien hebben we geen telefoonbereik en dus geen internet. Onhandig, omdat we bijvoorbeeld het weer in de gaten willen houden en onze online cursus Spaans willen bijhouden. Maar tijdens de wandelingen in de tropische heuvels pikken we af en toe een signaal op en kunnen we aan onze digitale behoeften voldoen. Na de wandelingen is het weer heerlijk zwemmen en snorkelen. We proberen ook kreeften te vangen. Ja hoor, dat mag wel! Maximaal 2 per persoon per dag.  We hebben wat youtube filmpjes bekeken en een soort strop aan een stok gefabriceerd, waar het mee zou moeten lukken. Kreeften spotten is de eerste opgave. En dat lukt. De eerste is een heeeele grote. We durven gewoon niet. Een kleinere is ons te vlug af.

We varen langzaam naar het volgende eiland, St Thomas. Dat is duidelijk toeristischer, er zijn ook veel charterboten, gehuurde boten, bijna allemaal catamarans, bijna allemaal Amerikanen. In een baai ligt zelfs een pizzaboot, waar we een overheerlijke versgebakken pizza afhalen, die we drijvend in onze dinghy, vastgeknoopt aan een boeitje, opeten. Blikje bier in de hand. Ja, ons leven voelt lang niet altijd als vakantie, maar nu even wel.
We sluiten weer aan bij de Off Course, die houden vaak het ritme aan van andere boten met kinderen. We delen sundowners op het strand en eten een paar keer samen. Een dag bieden wij aan om op Jasper te passen, zodat zij de handen vrij hebben voor administratieve verplichtingen. Het is een feestje om Jasper een dag bij ons te hebben, Monique struint urenlang met hem het strand af voor hun gemeenschappelijke passie: schelpen. En ook bij snorkelen staat Jasper zijn mannetje.
We zien Max poleposition pakken in Jeddah en de volgende dag de race ook winnen. Niet spannend, wel leuk.
Er meren hier dagelijks meerdere cruiseschepen aan. Niet dat er heel veel te zien is, maar het is een belastingvrij shopping-paradijs voor de Amerikanen. Ook het grootste cruiseschip ter wereld, Icon of the Seas, pas onlangs in de vaart genomen, zien we achterwaarts door een smalle geul vlak langs onze ankerplek binnenvaren. Ongelofelijk.

Het grootste cruiseschip ter wereld, meer dan 10.000 opvarenden, in januari 2024 in de vaart genomen.

Op donderdag 14 april varen we in 4 uur naar Culebra, een van de Spaanse Maagdeneilanden. Die zijn onderdeel van Puerto Rico en net als Puerto Rico sinds 1917 deel van het Gemenebest van de Verenigde Staten. Maar niet met álle lusten en lasten. De Puertorricanen (ja, dubbel r) hebben eigen wetgeving, ze hebben wel een US paspoort en mogen overal in de US wonen en werken, maar ze zijn niet vertegenwoordigd in de senaat, betalen geen federale belasting en mogen niet meedoen aan de presidentsverkiezingen. Tegen de zin van de eilanders hebben de Amerikanen tot 1975 een deel van Culebra als oefenterrein gebruikt voor bombardementen en werd het andere eiland, Vieques, voor een groot deel opgeofferd voor legerbases. Je snapt het, de emoties t.o.v. het grote moederland zijn ambivalent.
We vallen meteen voor de Spaanse Virgins en later voor het hoofdeiland Puerto Rico. Wat een ontspannen sfeer, aardige mensen, prachtige natuur en, niet te vergeten, wat een rust. Nauwelijks cruisers, geen chartercatamarans.

Op Culebra ontmoeten we de Heron weer, met Vincent, Kimberly en hun hond Harley. Klopt, in een vorig leven waren ze motorgekken. Tegenwoordig zijn ze automonteur, kapster, dansleraren en yachtmakelaars. Live-aboards, nu -zoals heremietkreeften-, zelf op zoek naar een wat ruimere schelp om in te wonen en te varen.
We bezoeken het strand van de bombardementen, twee kleurig beschilderde tanks staan er nog als stille getuigen. We verkennen het eiland, snorkelen aan de randen en maken een voorstelling mee van de regionale steelband muziekschool.
We vinden het leuk om een tijdje met de Heron op te trekken en we volgen hun tempo richting Puerto Rico en de Dominicaanse Republiek. Ons bezoek aan het eiland Vieques blijft daarom beperkt tot één baai, maar wel een hele bijzondere. Mosquito Bay is beroemd vanwege de bioluminescentie.

Via een smalle doorgang kom je in een soort binnenmeer, wat bevolkt wordt door dinoflagellaten, een soort plankton, die licht geven als ze in beweging worden gebracht. Om het goed te zien mag er geen maan zijn. Het is wassende maan, dat betekent dat de maan om een uur of 3 in de nacht ondergaat en het daarna pikkedonker zal zijn. Door de deining is de ankerplaats voor de ingang erg oncomfortabel, maar dat hebben we ervoor over. We proberen een paar uur te dommelen en om 03.00 uur gaan we op pad met onze kayak. Met een buitenboordmotortje mag je er niet in. Het is magisch. Iedere peddelbeweging veroorzaakt een wolk van licht, en als we onze aarzeling overwinnen en gaan zwemmen weten we niet wat we zien. We lijken alletwee lichtgevende engelen.
Een paar uur later zijn we op weg naar Salinas op Puerto Rico, een tocht van 50 mijl, dus we komen laat in de middag aan. Het is een langgerekte baai, omsloten door mangrove eilanden, uitstekend beschut. Kim en Vin kennen hier een medecruiser, een Puertorricaan, die ze op Curaçao hebben ontmoet. Ze moesten zeker langskomen als ze ooit op PR zouden komen. Ronnie, 77 jaar, gepensioneerd bouwondernemer, ligt met zijn catamaran aan een privésteiger, aan een privé-stukje land, met nog een paar boten van zijn broers. Ooit kocht zijn vader dit stukje vader dit stukje land voor $400; een bod van een miljoen USD, door de naastgelegen jachthaven, hebben ze al een tijd geleden vanzelfsprekend naast zich neergelegd. Ronnie is trots op zijn land en op zijn stad (Ponce) en hij ziet het als zijn missie om de cruisers, die hij allemaal als zijn amigo’s ziet, daarmee kennis te laten maken. Hij bruist van de energie, vertelt de ene anekdote na de andere. Zijn gastvrijheid kent geen grenzen. We mogen zijn steigers gebruiken voor de dinghy’s, zoet water tanken, zijn auto gebruiken. Hij neemt ons een dag mee naar Ponce; hij moet er toch zijn voor 2 vergaderingen van Museo Castillo Cerrallés, waarvan hij in de “board” zit, samen met andere hotemetoten van de stad. Wij gebruiken zijn auto om in Ponce rond te kijken.

De dag erna neemt hij ons mee naar Hacienda Buena Vista, een oude koffieplantage, waar via kleinschalige rondleidingen een inkijk wordt gegeven in de historie van de plantages in Puerto Rico en van het leven van de welgestelde families enerzijds en de slaven anderzijds. We merken dat het voor Ronnie een heel belangrijke plek is. Daarna rijden we nog naar het eerdergenoemde Castillo Cerrallés, de pontificale woning van de Cerrallés familie, de stichters van het gerenommeerde DonQ rum-merk. Het ligt prachtig boven de stad. Ronnie heeft het pand, dat in vervalling dreigde te raken, met een groep vrienden van de ondergang gered en met steun van de gemeente omgevormd tot museum. Eerst mocht het niet het predicaat “kasteel” voeren, het had namelijk geen brug. Dat loste Ronnie op door er een mooie brug aan te bouwen.
We krijgen er een rondleiding. De hele inrichting is nog origineel. En natuurlijk is er aan het eind een glaasje rum.
We hebben nog nooit iemand met zoveel energie en met zo’n groot hart als hij meegemaakt. Maar hij is wel een symbool van de gastvrijheid van Puerto Rico. Na een week voer Ronnie met zijn catamaran weg naar St Thomas (USVI’s) voor een zeilwedstrijd. Hierdoor werd het voor ons wat makkelijker om Salinas achter ons te laten.

1 dag gaan we er nog op uit met z’n vieren om iets van het binnenland te zien. Ronnie leent ons zonder problemen zijn auto uit. We rijden de imposante bergen in, waar we meteen door tropisch regenwoud worden omgeven. We maken een wandeling naar een uitzichtpunt bij een diepe kloof, we rijden een scenic route door uitbundig groen regenwoud, we zien een bekende waterval. Dan begint het onnoemlijk hard te regenen wat een dik uur duurt, de ruitenwissers houden het nauwelijks bij en we zijn een beetje bezorgd op de bochtige weg met de banden zonder profiel. Gelukkig rijdt Kim, dus we zijn in goede handen. Wat een land!

Ook huren we een dag een auto, om met z’n tweetjes de hoofdstad te bezoeken, San Juan. Van meerdere bevriende zeilers hadden we daar goede verhalen over gehoord, dat wilden we met eigen ogen bekijken. En inderdaad, een juweel van een stad, met een oude stadskern, ommuurd door verdedigingswerken. We zijn onder de indruk van de glanzend blauwe cobblestone-roads, de kleurijke graffiti en de imposante begraafplaats. Er zijn talloze snuisterij-winkeltjes, ateliers, mooie restaurants. We bezoeken de arme wijk La Perla die bekend is geworden doordat alle huizen een vrolijke kleur hebben gekregen. Vele muren zijn kunstzinnig beschilderd. We slenteren rond, rijden nog een stukje om wat bijzondere plekken te zien die in de Lonely planet mooi beschreven staan en eindigen de dag in een zeer lokaal straatkroegje waar we voor 3 dollar twee glazen bier krijgen en waar uit de boxen salsamuziek schalt. Al is een dag te kort, we hebben een goede indruk gekregen.

De Dominicaanse Republiek lonkt, en we zeilen op ons gemak in enkele dagetappes naar het westen. Het zijn steeds mooie ankerplekken, beschut door riffen met mangrove begroeiing. Heerlijk om er met de kayak langs of doorheen te peddelen. Deze weken zijn gekleurd door de vele etentjes en strandparty’s samen met Heron, we genieten van de gezelligheid onderling en zijn nog steeds niet uitgepraat of uitgelachen. Onze laatste stop is in Puerto Real, een kleine vissersplaats in het zuidwesten. We blijven er 2 nachten en eten en dansen met de Heron in een kleine pub op de kant. Morgenochtend staat de 150 mijl lange reis naar Samana in de Dominicaanse Republiek op het programma. Een tocht van meer dan 24 uur, waarbij we de beruchte Mona passage oversteken. Daar hopen we in een volgend blog meer over te vertellen.

Murphy aan boord

Sinds 8 februari zijn we weer aan boord. Laat in de avond landden we op Sint Maarten, waar Ton ons met zijn dinghy ophaalde van het vliegveld, in de stromende regen. We zijn nog vol van het overlijden van Mariette, van de dierbare week die we met broer, zussen en partners doorbrachten in Mariettes appartement om van alles te regelen en het afscheid voor te bereiden. Samen met heel veel familieleden, vrienden en bekenden hebben we dat op een warme en troostende manier kunnen doen. 
En nog geen drie dagen later zitten we dus weer aan boord. Aan de ene kant heel gek, maar ook mijn broer en zussen hadden nu vooral behoefte zich weer even thuis terug te trekken en voor ons is thuis dus op de Mahi mahi. Opruimen bij Mariette komt later wel.

Ton brengt ons naar de airport in de zon, op terugweg dikke regen.

De boordkoelkast was door Ton al aangezet en onze buren Kim en Vincent van de Heron hadden voor vers eten en drinken gezorgd, we hoefden er daardoor niet meteen de volgende dag op uit. Als we ‘s morgens wakker worden zien we een oude bekende naast ons liggen, de Greyhound van de Duitsers Dietmar en Maria, we spraken elkaar voor het laatst op Martinique. Zij introduceren ons weer bij Peter en Ingrid van de Ocean Deva, die vanuit Curaçao aangekomen zijn in “Tons dorp”. Een in Frankrijk levende Brit en een in Portugal levende Nederlandse, die elkaar én de charme van een zeilend bestaan op wat latere leeftijd hebben leren kennen. Op beide boten worden we voor een etentje uitgenodigd en brengen we een boeiende avond door. En zondagmiddag strijkt heel Tons dorp neer op Simpson bay beach. Ieder gaat er met zijn dinghy naar toe, neemt drankjes voor zichzelf en 1 gerechtje voor 20 personen mee. Ton zorgt voor een megakoelbox met ijs om de drankjes koel te houden. We ontmoeten er Belgische, Oostenrijkse, Amerikaanse, Nederlandse en Britse zeilers en hebben zo een heel gezellige middag en avond. 

We hebben het druk met klusjes. We hadden een nieuw reddingsvlot besteld, het oude kon niet meer herkeurd worden. Voor vertrek naar Nederland hadden we de watermaker weggebracht voor onderhoud en het verhelpen van storend geluid. Het voordeel van Sint Maarten is, dat er op watersportgebied heel veel gespecialiseerde bedrijven zijn. Inmiddels hebben ze zich vooral toegelegd op de superjachten, die liggen hier met vele tientallen, maar ook de cruisers worden niet vergeten. Aan het eind van de week hebben we een nieuw reddingsvlot en een gerepareerde watermaker aan boord. Het is een flinke aanslag op de boordkas. 

Monique en Marie van de Greyhound

Ondanks de gezelligheid en de voordelen van alle faciliteiten voor cruisers willen we graag verder. We zijn het liggen op het viezige binnenwater zat, de afstanden zijn groot, het is er te druk, en qua natuur heeft Sint Maarten weinig te bieden.
Het ziet er naar uit dat we toch een tweede kans krijgen om Saba aan te doen en dan van daar verder te varen naar de BVI’s. Er komt rustig weer aan zonder te veel deining, waardoor het mogelijk lijkt om bij Saba te ankeren. Peter en Ingrid besluiten ook naar Saba te gaan, maar dan met het vliegtuig en een paar nachtjes hotel. We maken de boot vaarklaar, want die hadden we vier weken geleden deels uitgekleed. Ik duik even onder de boot om de “gever” van het log, de snelheidsmeter, schoon te maken. Het is een klein schoepenwieltje, dat bij lang stilliggen vaak vast gaat zitten door dat er kleine garnaaltjes in komen. Ik schrik als ik het onderwaterschip zie en voel. Een halve centimeter dikke laag van messcherpe aangroei, iets wat we nooit eerder op onze romp hebben gehad. En nog een onaangename verrassing: de schroef is niet meer zichtbaar, er heeft zich een hele kluit van planten om gevormd, die ook vol zit met kleine beestjes. Hier valt niet mee te varen. Als eerste probeer ik de schroef vrij te maken, wat gedeeltelijk lukt. Ik snij me op allerlei plaatsen aan de messcherpe kokkeltjes en schelpjes op de romp. De plantaardige (of is het dierlijke?) rommel die ik van de schroef en romp lossteek blijkt ook nog eens sterk irriterend op mijn huid. Wat een ellende!
De volgende ochtend moeten we om 8.30 de brug halen om vanuit de lagune weer naar open water te gaan. We besluiten om de romp verder buitengaats schoon te maken. We kunnen dan ook met de dinghy nog wat boodschappen aan de Franse kant doen, wijn en kaas onder andere. De dinghy leggen we dus even nog niet op dek.
Iets te laat vertrekken we vanaf de ankerplaats. De motor klinkt wat raar, we wijten dat aan de gedeeltelijk vrijgemaakte schroef, die daardoor mogelijk niet in balans is. We moeten langs wat ondieptes, en sinds de orkaan Irma zijn die niet door boeien gemarkeerd. We volgen daarom nauwkeurig de track (ons “spoor”) van de heenweg, toen kwamen er we veilig langs. Toch lopen we vast. Shit, de brug draait over een kwartier. Achteruitslaan helpt niet. We komen schever te liggen, de wind drukt ons verder op de ondiepte. Ik spring in de bijboot en maak vast aan de boeg. Achteruitvarend probeer ik de boeg naar dieper water te trekken terwijl Monique vooruit gas geeft. Het werkt, we komen los. We zijn nog op tijd bij de brug en gaan als laatste van een rijtje boten naar buiten. Als we net door de brug zijn horen we een hoge piep, alarm! Door het felle zonlicht zien we eerst niet welk waarschuwingslampje er brandt. Het blijkt het temperatuuralarm van de motor. We zetten meteen de motor uit. Hoe kan dat nou? Zou de koelwatertoevoer dichtzitten door de modder bij het vastlopen? Maar eerst moet de boot naar een veilige plek. Ik spring weer in de bijboot en sleep de Mahi mahi naar de dichtstbijzijnde vrije ankerboei. Poeh, dat was schrikken, gelukkig liggen we nu veilig. We gaan meteen op onderzoek uit. Er blijkt totaal geen koelwater uit de uitlaat te komen. De oorzaak: de toevoerkraan staat dicht! Ongeloof, ik weet toch zeker dat ik die bij vertrek naar Nederland juist open heb laten staan, voor het geval dat Ton de boot in onze afwezigheid zou moeten verplaatsen? Eigenlijk gaat die kraan nooit dicht, behalve als ik aan het koelwatersysteem werk. Pas later dringt het tot me door. Een paar dagen eerder het ik de koelwaterslangen opgemeten. Daarvoor moest ik een slangenklem losdraaien en toen heb ik ……de kraan dichtgezet en dus niet meer open. En de gebruikelijke standaard check, na het starten van de motor even kijken of er koelwater uit de uitlaat komt, die is er vanochtend bij ingeschoten. Zelfs het ongewone motorgeluid heeft me niet getriggerd. 
De impeller (rubberenschoepenrad van de zoutwaterpomp) heeft dit niet overleefd. Nadat ik die vervangen heb werkt de motor gelukkig weer prima. Vervolgens willen we het water in om de aangroei op de romp aan te pakken. Maar het zicht is heel slecht. Er heeft een flinke deining gestaan, die het zand op de bodem heeft opgewoeld. We varen daarom verder naar buiten en gebruiken daar ons eigen anker. Hier is het zicht redelijk en we krabben in een uur een deel van de aangroei er af. De klus is lang niet klaar, maar we willen Saba nog met daglicht bereiken, dus we zetten er een punt achter. We hijsen de bijboot op dek en zetten koers naar Saba. We zullen het zonder de kaas en wijn moeten doen, voor boodschappen hebben we geen tijd meer. Poeh zeg, wat een spanning in die eerste uren van de dag!
De tocht naar Saba verloopt ongecompliceerd, het duurt maar een uur of vijf, maar we komen er helemaal van bij. We praten over Mariette, ook over de dood van Ruud, Moniques vader en over de zorgen om haar favoriete oom Harry die vanwege een snel progressieve dementie naar het verpleegtehuis moest. Terwijl ik in Nederland met mijn broer en zussen bezig was met het voorbereiden van het afscheid van Mariette, probeerde Monique in Harry’s huis nog wat grip op dierbare zaken van hem te krijgen. Nu, op het water, met zijn tweeën, laten we gebeurtenissen van de afgelopen weken door ons hoofd gaan. En natuurlijk hebben we het over de onaangename aanwezigheid van Murphy deze ochtend. Eind van de middag leggen we vast aan een van de ankerboeien aan de westkant van Saba, precies waar we ruim 4 weken geleden ook lagen. De omstandigheden zijn prima, we rollen weinig. We slapen die nacht uitstekend. 

De ankerboeien liggen er om te voorkomen dat de cruisers het koraal kapot trekken met hun ankers. Er lagen er ooit 11, we tellen er nu 7. In de loop van de volgende ochtend zijn ze allemaal bezet. Het water is kraakhelder, je kijkt tot op de bodem, terwijl het 15 meter diep is. Onze gerepareerde watermaker maakt overuren. Met de dinghy varen we de 2 mijl naar de haven aan de zuidkant van het eiland in een minuut of 10. Wat een fijn ding toch, die bijboot. Gekregen als afscheidscadeau van het ziekenhuis, heel stevig maar toch opvouwbaar en daardoor klein aan dek, snel dankzij de 10 pk buitenboordmotor. Als de Mahi mahi ons huis is, is de dinghy onze auto, in een wereld zonder OV. Onmisbaar dus. In Fort Bay leggen we hem vast aan het dinghydock, bij het kantoor waarin naast de havenautoriteit ook immigration en customs gehuisvest zijn. Die hebben op Saba onder cruisers geen beste naam, maar wij klagen niet; we worden snel en allervriendelijkst ontvangen. Nog even een stop bij de havenautoriteit voor de cruising permit en daarna naar het kantoor van het marinepark, waar we ook een fee mogen betalen voor het in stand houden van de natuur onder water. Dat doen we met plezier.
Nu alle formaliteiten achter de rug zijn willen we graag een wandeling maken. De bekendste is die naar de top van de Mount Scenery, de oude vulkaan. Het vertrekpunt van de wandeling is in Windwardside, een van de 4 dorpen op Saba. Het duurt een tijdje voor we in een taxi naar Windwardside kunnen stappen. Er ligt een klein cruisescheepje voor de kust voor anker, slechts 90 gasten, maar alle taxi’s van het eiland zijn nu wel bezet. Uiteindelijk mogen we mee met 2 Canadezen die met de taxi een rondtrip over het eiland gaan maken. Tijdens het korte stukje raken ze niet uitgepraat hoe luxe het op het cruiseschip is, “beyond first class!”
Windwardsite is een gezellig kneuterig dorp. Zoals op vrijwel het hele eiland zijn de huizen wit met rode daken en de kozijnen in een niet zo mooie kleur groen. Vanuit het dorp beginnen we aan de wandeling richting de top van Mount Scenery. Je stapt meteen het regenwoud in. Anderhalf uur volgen we het steile pad, met daarin meer dan 1000 treden, tot we de top bereiken, 886 meter hoog, waarmee dit het hoogste punt is van het Koninkrijk der Nederlanden. We zitten inmiddels in de wolken, maar soms is er plots een gat en heb je een prachtig uitzicht op de lage delen van het eiland inclusief het vliegveldje, wat bekend staat om zijn kortste landingsbaan voor commercieel luchtvaartverkeer.

We lopen via een mooie andere wandelroute naar beneden en komen uit bij een ander dorp, The Bottom, het administratieve centrum van het eiland. Vandaar liften we terug naar Fort Bay, waar we de dinghy weer nemen naar de Mahi mahi. Inmiddels hebben we contact gehad met Ingrid en Peter, ze zijn inmiddels ook op Saba en Peter is van plan de volgende dag te gaan duiken. Dat staat ook op ons verlanglijstje. Saba moet een van de mooiste plekken in de Carieb zijn om te duiken. We melden ons aan bij de duikschool en de volgende ochtend staan we om half negen geheel opgetuigd klaar om mee te gaan voor twee duiken. De dinghy ligt net als gisteren aan het dock in Fort Bay. 

Bij de duikschool is alles tiptop in orde. De organisatie klopt, de boot is uitstekend, de materialen zijn van goede kwaliteit. Ik wilde graag grote vissen zien en mooie koralen, vooral zachte. Ik ben deels aan mijn trekken gekomen. We zagen twee soorten haaien, (reefsharks en nurse sharks), sommige behoorlijk groot en groepen grote tarpons. Ook een heel grote schildpad en een enorme murene. Maar van het landschap had ik meer verwacht, er waren weinig mooie soft corals. Misschien hebben we wat dat betreft net pech gehad, er zijn heel veel duiksites op Saba. Of is het nog het gevolg van orkaan Irma? En over pech gesproken, Murphy was blijkbaar nog niet met ons klaar. Toen we bij de bijboot terugkwamen viel meteen op dat een van de luchtkamers (drijvers) ingevallen was. Een lek! Wat kon er gebeurd zijn? We zagen in ieder geval geen duidelijke schade. Langzaam en voorzichtig varend bereikten we de Mahimahi weer. Er bleek nergens een gat te zitten, maar er lekte duidelijk lucht bij een van de naden. Goede raad was nu duur. Een lekkende naad kun je zelf niet goed repareren. En de faciliteiten op de volgende bestemming (BVI’s) zijn zeer beperkt. Eigenlijk zit er niets anders op dan teruggaan naar St Maarten. Dat is een flinke tegenvaller, we waren juist zo blij dat we daar weg waren. De volgende ochtend proberen we zoveel mogelijk informatie te verzamelen. Onze dinghy blijkt nog onder garantie, maar het bedrijf lijkt Corona niet te hebben overleefd, we kunnen ze niet bereiken. Het materiaal van onze dinghy (pvc) is volgens de deskundigen die we raadplegen niet geschikt voor de omstandigheden in de carieb. “Als een naad loslaat dan volgen er meer, dit is het begin van veel ellende”. Wij willen daar nog niet aan. We zijn toch al eens met een pvc-dinghy zonder problemen de wereld rond geweest? Ondertussen graven we maar een van onze “toys” op, die ook als noodvervoermiddel kan dienen: de opblaasbare kayak. Maar na een uurtje blijkt ook hiervan een van de drijvers lek, grrrrrr. Enigszins moedeloos besluiten we diezelfde vrijdagmiddag naar Sint Maarten te varen. We moeten wel eerst nog uitklaren op Saba en zonder dinghy kunnen we onder de huidige omstandigheden (flinke wind en golven) niet bij het havenkantoor komen. Gelukkig krijgen we toestemming om met de Mahi mahi aan de commerciële kade af te meren. 
We leggen intussen telefonisch contact met een dinghyplakker op Sint Maarten, die we toch willen vragen het probleem op te lossen, hopelijk morgen, op zaterdag. Het is weer een heerlijke zeiltocht, wat de gemoederen gelukkig tot bedaren brengt. Aangekomen op Sint Maarten besluiten we om nu niet de lagoon op te gaan, maar buiten, aan de Nederlandse kant, te ankeren. In tegenstelling tot op de lagoon kunnen we hier lekker zwemmen, al rolt het wel duidelijk meer.
Zonder bruikbare dinghy (het lekken lijkt verder toegenomen en ook tussen de kamers lijkt het te lekken) en met een slappe kayak zijn we wel onthand. Gelukkig staat hier weinig wind zodat we het aandurven om met de kayak te gaan inklaren. De pomp gaat voor de zekerheid mee. We varen zelfs even door naar de chandleries op de kant, alvast toch maar even kijken wat er te koop is aan dinghy’s, mocht het repareren niet lukken. Bij een ervan staan ze buiten op een rij tegen een muur omhoog opgesteld. Van klein naar groot. Eentje ontbreekt er, natuurlijk net het formaat dat wij nodig zouden hebben. Het andere bedrijf blijkt dicht op zaterdag. De dinghyfluisteraar blijkt toch niet te kunnen op zaterdag. Maandag misschien.
De zondag besteden we aan het repareren van de kayak en een poging tot provisorisch repareren van de dinghy. Dat lijkt alletwee aardig te lukken. We blazen de dinghy en kayak half op. We genieten van het zwemmen in de baai en Monique leeft zich uit op het poetsen van RVS. Langzaam begint tot ons door te dringen dat we misschien afscheid moeten nemen van onze dinghy waar we zo verknocht aan zijn. Zoveel goede eigenschappen, maar toch niet goed geschikt voor ons vaargebied, ondanks z’n mooie zelfgemaakt beschermhoesje, tegen UV-straling en direkt zonlicht. 

Maandagochtend, vanochtend, vroeg uit de veren, de kamers van de dinghy zijn niet verder leeggelopen! We hebben om 8 uur de afspraak bij de dinghydokter. We blazen de kamers nu wat steviger op en gaan op pad, scheuren er mee door de baai, varen rustig onder de brug door, scheuren over de lagoon, naar de haven waar we hebben afgesproken. Ach, wat voelt onze dinghy toch lekker. Papi, zo heet hij, komt een kwartier te laat, maar daar kijk je in de Carieb niet van op. Hij heeft het snel gezien. “Meer doen dan wat jullie gedaan hebben gaat niet” zegt hij, “die centjes kun je beter in je zak houden. Het is een mooie boot, maar van het verkeerde materiaal”. We weten het nu zeker, er moet een andere dinghy komen. En dan gaat het snel. Ik had natuurlijk al een overzicht gemaakt van de verschillende leveranciers, merken, typen, maten en alle eigenschappen. Voor ons is gewicht een belangrijk punt, liefst zo licht mogelijk. En dan liever iets groter dan de huidige, maar ook weer niet te groot. Onze ideale boot bestaat inderdaad, maar is er pas weer in december. Maar we kunnen de knoop toch snel doorhakken, het wordt een mooie lichtgewicht, ietsje groter dan we van plan waren. Hij moet nog opgehaald worden uit de opslag, over een uur of twee ligt ie klaar.
Intussen varen we langs Kim, onze vriendin op de Heron, een paar weken was ze onze buurvrouw op de lagoon. Ze is kapster, salsalerares, en ontpopt zich nu als jachtmakelaar. Maar ze is er ook voor een knuffel als je die nodig hebt. Even overwegen we nog onze oude boot voor de handel aan haar te doneren, maar op weg naar haar voelen we de druk in de kamers alweer minder worden, dat gaan we haar niet aandoen.
We klaren uit bij customs en immigration en varen terug naar de bootverkoper. Onze nieuwe aanwinst ligt te glimmen in de zon. Papi is blij met onze afdanker en we varen natuurlijk alsnog even langs de supermarkt voor wijn en kaas, een geluk bij veel ongeluk.
En dan varen we met de nieuwe dinghy naar de Mahi mahi. Hij voelt geweldig! We hijsen hem aan dek. Nee, niet opvouwbaar, maar eigenlijk is er ook gewoon genoeg ruimte. En nog voor het donker is halen we het anker op, varen we weg, de nacht in, richting de BVI’s. Ook nu voelt het zeilen weer heerlijk, we zijn alle twee in ons element. De Mahi mahi ook, met een glimmende dinghy op het voordek. Murphy hebben we in Sint Maarten achtergelaten.


Twee weken Frigate Island

Tijdens de tocht van Trinidad naar Union merkten we dat het pomphuis van het toilet weer lekte. Weer, want eind vorig seizoen was dat ook het geval. De pomp, handbediend, zit vast aan het toilet, en dient ervoor om de pot leeg te pompen en te spoelen, via een twee-standenschakelaar. Het is een vernuftig systeem, met kleppen, slangen, veren en rubberballen en pakkingen, die alle vloeistofstromen in goede banen moeten leiden en lekkages moeten voorkomen. Ongeveer een keer per jaar staat het pomphuis wel op onze klustafel, wordt volledig gedemonteerd om te reinigen, smeren en controleren. Ook eind vorig seizoen, toen er steeds een plasje slecht ruikend water op de badkamervloer stond nam ik hem onder handen. Alle pakkingen gecontroleerd en stevig genoeg aangedraaid, het leek dat het lek boven water was, maar dat bleek niet het geval. De lekkage werd duidelijk ook steeds erger, zonder dat we konden zien waar het precies vandaan kwam. Maar onderzoek is moeilijk op een schommelende en steigerende boot. Eenmaal aangekomen op Union werd het tijd voor een grondige inspectie. En wat bleek, er zaten barsten in het kunststof pomphuis zelf! Daar is maar één oplossing voor: vervangen. Een search op internet leerde dat in de hele Carieb er maar 2 eilanden zijn waar ze dit pomphuis op voorraad hebben, Carriacou en Grenada. En laten we die twee eilanden nou net voorbij gevaren zijn! Helaas geen mogelijkheden op de plaatsen waar we nog gaan komen. Dus besluiten we om het inklaren op Union uit te stellen en maken we nog dezelfde middag rechtsomkeer en varen we in zuidelijke richting naar Carriacou, waar we in de schemer aankomen. De volgende ochtend staan we rond openingstijd bij de watersportwinkel en na even zoeken wordt het enige voorradige pomphuis gelukkig gevonden.

Korte tijd later zijn we alweer op weg naar Union Island, waar we in de loop van de middag voor een tweede keer aankomen. Ja, in dit leven is het doen van een boodschapje soms een hele onderneming. Eigenlijk hadden we op Carriacou ook moeten inklaren en uitklaren (douane en paspoorten), maar dat had ons een extra dag gekost; dan maar even illegaal aan land voor een gerichte boodschap. We kochten er alleen het pomphuis, een kunststofgietstuk, dus de volgende dag gaat voor een groot deel op aan het overzetten van alle andere onderdelen van de pomp. Nu werkt het weer als een zonnetje. Toch wel fijn, een werkend toilet aan boord. OK, hangend aan de zwemtrap lukt na enige oefening ook, maar op een wat vollere ankerplaats is dat toch ongemakkelijk.
Na de rituele inklaarprocedures bij immigration en customs in Clifton verkassen we de boot naar de ankerplek bij Frigate Island. Ooit waren hier plannen voor een grote jachthaven; het kleine Frigate eiland werd door een dam met Union verbonden. Er was corruptie en het was eigenlijk ook beschermd natuurgebied. Het plan is stilgelegd, maar nu is er een bijzondere baai ontstaan, door de dam beschermd tegen de golven, maar waar de wind vrij spel heeft. Geweldig voor allerlei watersporten zoals kitesurfen en wingfoilen. Twee plaatselijke kitescholen geven daar hun lessen. Maar het is ook een gewilde ligplaats voor zeilboten zoals wij, waarvan de crew deze sporten graag wil beoefenen. Om de natuur te beschermen (tegen het ankeren) liggen er meerboeien, ideaal.

Vorig jaar zetten we hier onze eerste schreden op het pad van kitesurfen. Heftige sport hoor, gaaf om te doen, maar nadat ik door een val enkele ribben brak hadden we vorig jaar al besloten om het softere wingfoilen te gaan proberen. We hebben inmiddels een eigen set (opblaasbare plank met foil en zeil) en ons plan was om eens ruim de tijd te nemen om les te krijgen en ook zelf te oefenen, maar ook om ons zelf de tijd te gunnen om bij te komen van de drukke tijd we achter ons hadden.
Heerlijk om geen haast te hebben. Te zwemmen, te snorkelen. Het hoofdstadje (Ashton) is op dinghy (bijboot) afstand. Op zaterdag horen we prachtige zang vanuit een van de vele kerkjes komen (als je denkt dat er in Nederland veel christelijke gezindten zijn moet je eens in de Carieb kijken). We sneaken naar binnen, maar blijven niet onopgemerkt. We worden hartelijk welkom geheten en onze nationaliteit wordt gevraagd. We blijven een tijdje voor de zang, maar als de voorganger op dreef raakt in zijn preek, sluipen we toch weg om gehoorschade te voorkomen. In Ashton zelf zijn een paar kleine winkeltjes waar ze van alles verkopen, ook wat groente. En als ze een verkoopster geen bananenchips blijkt te hebben gilt ze over de heuvels naar een vriendin 150 meter hogerop, en kunnen we daar terecht. Maar voor een ruimere keuze en voor fruit moet je naar Clifton, waar we ook inklaarden. Heen doen we lopend, terug met volle tassen nemen we een “maxitaxi”, rondrijdende kleine busjes waar heel veel klanten in blijken te passen. Dagelijks komen ook bootjes bij je langs om vis, kreeft of bananenbrood aan te bieden.


Het leven is hier heerlijk, vooral ook omdat de boot zo rustig ligt, dicht achter de dam die Frigate met het hoofdeiland verbindt.
We beginnen met onze lessen, 3 uur op een ochtend en dan steeds 2 of 3 dagen zonder les, om met ons eigen materiaal te oefenen. We gaan met sprongen vooruit, leren het board goed te hanteren en kunnen steeds langer blijven staan. En ja, vallen doe je ook heel veel, maar in water van 31 graden is dat gewoon lekker. Alleen het foilen, waarbij de plank uit het water moet komen en dan op de draagvleugel boven het water zweeft lukt steeds maar een paar seconden. OK, het zou net nog iets harder moeten waaien, dan gaat dat gemakkelijker. De lerares pakt nog wat grotere wings (vleugelzeilen), maar die zijn dan weer lastiger te hanteren. We hebben veel lol in het samen oefenen op de lesvrije dagen. De een op het board, de ander blijft met de bijboot in de buurt en neemt de foiler op sleeptouw als we wat te ver downwind komen. En zo wisselen we elkaar af, soms oefenen we wel 3 keer op een dag. Het is fysiek inspannend, we slapen dan ook als rozen, 9 uur per nacht. We wandelen over het eiland en gaan 2 keer heerlijk uit lunchen, een keer aan de oostkust op het strand en een keer in Clifton.
Bij het begin van de laatste les maak ik helaas toch een ongelukkige val. Nee, het ging helemaal niet hard en wat er precies gebeurde weet ik niet, maar tijdens mijn val voelde ik een heftige pijn in mijn linker knie. Einde wingfoilen voorlopig voor mij en een domper voor ons alle twee. Ernstig letsel lijkt er niet te zijn, de knie is stabiel, maar het zal toch even duren voor ik weer alles kan. Tja, moet ik dan toch accepteren dat ook deze sport te veel is voor dit oude lijf? De beoefenaren zeggen dat deze sport weinig blessuregevoelig is en dat dit gewoon domme pech is. Ik hoop er dus over een tijdje weer op te staan.


Op een middag komen 2 Nederlanders in een dinghy langszij. “We zitten in onze laatste week, we hebben teveel drank over, willen jullie ons met dat probleem helpen?” Verrassend, we hadden geen Nederlandse vlag gezien. Ze blijken op een Franse huurboot te zitten. Een jong koppel uit Den Haag notabene, ze genieten van een sabbatical van 6 maanden, waarvan 2 maanden met een zeilboot in de Carieb. In twee gezellige avonden, waarin we op meerdere vlakken zielsverwanten blijken te zijn, helpen we ze van hun probleem af. Daarbij eten we heerlijke sashimi van een groot stuk tonijn dat we in Clifton op de kop tikten. We bezoeken hun huurboot, slechts vier jaar oud, maar volledig afgeleefd. Bladderend houtfineer, kapotte scharnieren en sluitingen. Om van de grotere technische problemen maar te zwijgen. Van de 8 weken lagen ze er twee in havens voor noodzakelijke reparaties. En daar betalen ze dan een vermogen per dag voor! Wat prijzen wij ons dan rijk met ons prachtig, goed onderhouden schip, wat voor minimale kosten in de Carieb verblijft.

De passaatwind waait de laatste dagen wat minder. Dat is voor foilen niet optimaal en het is nu ook minder leuk als er maar een van ons kan oefenen. We besluiten daarom wat andere mooie plekken in de omgeving aan te doen.
We varen in 2 uur naar de Tobago Cays, het reservaat voor zeeschildpadden en roggen en we snorkelen er weer heerlijk. Maar het water is onrustig en de volgende dag varen we naar ons favorietje strand van dit deel van de Carieb, Saline bay op Mayreau. Ook maar een kort stukje varen. Wandelen op het strand doet Monique nu noodgedwongen in haar eentje, maar we kunnen wel samen snorkelen. Ook net weer, hier gewoon langs de rotsen, waar we maar 30 meter vandaan liggen. Een sprookjeswereld onder water. En nu komen er weer heerlijke geuren uit de keuken, alweer een mooie lunch in de maak. OK, fijn dat ik een toilet kan repareren, maar een vrouw die koken als hobby heeft is echt een feest aan boord.

Hierbij onze digitale kerstwens voor iedereen!

Een bezoekje aan de prehistorie

Vol goede moed beginnen we aan onze “end-of-season” taken. De boot wordt ruim zoet afgespoeld, alle lijnen (landvasten, vallen, schoten, bedieningslijnen), worden uitgeschoren, gespoeld, gedroogd en opgeborgen. De zeilen worden afgespoeld en in de zeilzakken gedaan en krijgen een plekje onderdeks. De hele boot wordt nagelopen, zelfs tot hoog in de mast. Alle systemen krijgen aandacht en sommige, zoals de dieselmotor, de buitenboordmotor en de watermaker, krijgen de jaarlijkse onderhoudsbeurt. Alle kastjes en laatjes worden leeggehaald, uitgezocht en weer ingepakt. En dat allemaal bij temperaturen van dik boven de dertig graden. Dat betekent dat we ons meerdere malen per dag ter afkoeling in het zwembad laten zakken; de temperatuur daarvan is weliswaar met 30 graden ook aan de hoge kant, maar toch verfrist het. We beginnen er de dag mee, om 6.30 bij het eerste licht, en we zwemmen ook voor sluitingstijd, dat is om 21.00, het is dan al uren donker. En we proberen een ruime siësta in te lassen, hoewel we het vertroetelen van de boot zo leuk vinden, dat dat er soms bij inschiet. Er is ook andere afleiding. Niek en Mar liggen met hun Tak Terhinggha al in de marina en enkele dagen later komt ook de Shambala binnen. We brengen meerdere genoeglijke avonden bij elkaar door.
De situatie met Ruud is stabiel, dus het ziet er naar uit dat we niet vroegtijdig terug hoeven te vliegen. Daarom kunnen we rustig verder met onze klussen, en is er gelukkig ook tijd om ons geplande bezoek aan het nesten van de leatherback turtles door te laten gaan. Na 5 dagen klussen halen we een huurauto op en rijden we naar het oosten van Trinidad. In het plaatsje Matura hebben we een lodge geboekt, met maar drie kamers. Het ligt midden in de natuur en we worden zeer hartelijk ontvangen door de bewoners, Neville en Nella. ‘s Avonds koken ze voor ons een heerlijke lokale maaltijd. Het heet The Leatherback Lodge, en dat is natuurlijk niet zomaar.

Vlakbij is een strand waar de leatherback schildpadden ieder jaar van april tot augustus ‘s nachts aan land komen om hun nesten te maken en eieren te leggen. We hadden al eerder contact gelegd met de plaatselijke natuurbescherming en onder hun leiding kun je dat schouwspel meemaken, streng gereguleerd. We worden verwacht om 20.00, het is dan al pikdonker en de maan is nog niet op. We moeten wachten tot de patrouillerende natuurbeschermers schildpadden het strand op hebben zien komen. Pas anderhalf uur later is dat het geval. Gewapend met een rode hoofdlamp gaan we onder begeleiding van een gids het strand op. De rode lichten deren de schildpadden niet. Als ze wit licht zien is het risico groot dat ze rechtsomkeer maken om pas de volgende nacht een nieuwe poging wagen. Het is een indrukwekkend gezicht. Je kijkt recht in de prehistorie; deze dieren bestonden al in de tijd van de dinosauriërs, en zijn sindsdien niets veranderd. Wat zijn ze imposant, het zijn de grootste schildpadden ter wereld, meer dan 2 meter lang, 500 tot 800 kilo zwaar. We maken het hele proces van één schildpad mee. Hoe ze zich ingraaft in het zand, vervolgens met de achterpoten een gat graaft als een omgekeerde trechter, een meter diep. Als ze dan de eieren gaat leggen raakt ze in een trance, waarbij niets haar meer kan storen. De rode lampen worden gewisseld voor witte, flits is geen bezwaar, je mag haar aanraken, het leerachtige schild voelen (het is de enige zeeschildpad zonder hard schild). Ze legt zo’n honderd eieren, formaat biljartbal. Na het leggen, de koplampen gaan weer op rood, neemt ze uitgebreid de tijd om het nest af te dekken, aan te stampen en het nest te camoufleren. Ruim twee uur nadat ze uit het water kwam strompelt ze uitgeput weer richting zee.

Al die tijd vertelt de gids als een lopende encyclopedie allerlei wetenswaardigheden over deze bijzondere dieren, wat ze eten (dagelijks tweemaal hun gewicht aan kwallen), waar ze heen gaan als ze niet nesten (Canada), hoe snel en hoe diep ze zwemmen, welke vijanden ze hebben, enzovoorts enzovoorts. Maar wat blijft hangen is de magische gebeurtenis van dat enorme oerdier, dat onder een opkomende maan een nest bouwt en in trance honderd eieren legt. Per seizoen doet ze dat 10 keer. 6 tot 8 weken later zullen de eieren uitkomen. De nakomelingen maken weinig kans. Gemiddeld overleeft er één op de 1000.
Pas na middernacht komen we weer aan bij de lodge. Een paar uur later worden we alweer gewekt door het gekrijs van honderden papagaaien. We maken een lange wandeling langs een rivier en zwemmen in de Mermaid pools. Een stukje paradijs.


Maar dan is het weer uit met de pret, we moeten de huurauto weer inleveren, doen nog een paar boodschappen en nemen een minibusje terug naar de marina. We pakken de klussen weer op en twee dagen later varen we naar Peake’s jachtwerf, waar de boot voor 6 maanden op de kant gaat. We kennen het bedrijf van vorig jaar en we voelen ons er helemaal thuis. We hebben nog een paar dagen voor wat klussen op de wal: er zijn reparaties nodig aan de verf, net boven de waterlijn, de boegschroef en ankerlier moeten onder handen worden genomen, het dek moet in de anti-alg, de opbouw moet worden gepoetst, en de roestvlekken die toch overal op het roestvrijstaal zitten moeten worden aangepakt. Hier op de kant is het nog een paar graden warmer dan in de marina, bijna 40 graden. En nu is er helaas geen zwembad. En toch genieten we van ons verblijft, de Mahi mahi spint onder onze handen en langzaamaan strepen we alles op ons lijstje weg. Morgen de laatste dag, woensdagochtend begint onze terugreis, die een kleine 24 uur zal duren. De Mahi mahi ligt er goed bij en over een half jaar zullen we blij zijn hem weer terug te zien. Maar nu verlangen we naar ons Nederlandse thuis, naar onze dierbaren en in het bijzonder naar Ruud, wiens opleving, zo hoorden we net, nu toch wel over lijkt.

Even wat feiten op een rijtje:

  • Aantal dagen aan boord: 201 
  • Aantal landen bezocht: 8
  • Aantal eilanden: 16
  • Aantal nachten op zee: 1
  • Aantal nachten in een marina: 21
  • Aantal nachten aan een mooring: 43
  • Aantal nachten voor anker: 127
  • Aantal nachten op de kant: 8
  • Hoeveel zeemijlen: 1200 nM
  • Aantal motoruren: 72
  • Aantal vissen gevangen: 2
  • Reparaties: startaccu vervangen
  • Reparaties door yachtservice komend seizoen: vervangen shaftbearing, reparaties coppercoat en schilderen onderste blauwe band.

De terugweg is begonnen!

Inmiddels zijn we alweer bijna 3 weken alleen met ons tweeën aan boord. De 4 weken daarvoor stonden in het teken van het bezoek van mijn zussen; eerst Brigitte en Theo en een paar dagen na hun vertrek kwam Mieke. Het waren heerlijke weken en wij genieten enorm als we ons bijzondere leven met anderen kunnen delen. Het is daarna altijd weer even wennen om alleen met elkaar te zijn.

Nagenieten, onze eigen routines weer oppakken, de boot weer even vertroetelen en nieuwe plannen maken. Met Barbuda hadden we het meest noordelijke punt van deze reis bereikt en met het afzetten van Mieke op Antigua zijn we in feite weer op de weg terug, richting Trinidad. Want daar gaat de Mahi mahi over een paar weken weer op de kant, sterker nog, vandaag over precies een maand vliegen we daar alweer weg.
Op Antigua zetten we onze doelen voor de komende weken maar eens op een rijtje. We hebben er 5 maanden over gedaan om tot hier te komen, voor de weg terug hebben we een week of zes, dus we moeten keuzes maken.

Eerst willen we een paar dagen niks, lekker voor anker bij English Harbour, samen met de vrienden van de Off Course. We gaven eerder als verjaarscadeau aan Oda dat we een avond op hun zoontje Jasper zouden passen, zodat zij en Onno, voor het eerst in 2 jaar, eens samen een avond uit eten konden. Dit is een mooie gelegenheid om die belofte in te lossen. Op de weg naar het zuiden willen we graag wat langer op Dominica doorbrengen. Noordwaarts hielden we dat kort, in verband met de aankomst van Brigitte en Theo op Guadeloupe. We willen er ook een freedivecursus doen en een bijzondere wandeling.  Op Martinique moeten we ook nog zijn. Er wordt daar voor ons een pakketje afgeleverd, daarover zo meer. En het is een prima plek om betaalbaar te fourageren voor de laatste weken. Daarna hoeven we niet zoveel plekken meer aan te doen. Wel willen we nog graag 2 boten ontmoeten, de Shambala (van Joshua en Maaike, met dochter Sophie) en de Walkabout (van  Paul en Meriam). Beide koppels zagen we vorig jaar zomer voor het laatst. Met Paul en Meriam wordt het de eerste ontmoeting sinds ze Nederland verlieten.
Op Antigua genieten we nog even van de heerlijke ankerplek, aan een prachtig strand, erachter een 5 sterrenhotel waar de kamers 1000$ per nacht kosten. Maar het strand is er voor iedereen, dat is een erfenis van de Britse geschiedenis. De luxe ligstoelen van het hotel staan netjes naar achteren, op het privé-terrein van het hotel. We hebben een paar gezellige sundowners op het strand met de Off Course en maken de boot klaar voor een aantal lange dagtochten.
Het zeilen aan de Caribische kant van deze eilanden lijkt in eerste instantie niet uitdagend, de wind is namelijk altijd ongeveer oost, en of je nou naar het noorden of zuiden vaart, je hebt altijd een bezeilde koers. De praktijk is toch anders. Als je langs een eiland vaart, krult de wind rond de bergen van het eiland. Daardoor variëren windrichting en sterkte enorm. Soms vaar je in de luwte, soms zijn er juist enorme versnellingen. Je hebt er geen last van oceaangolven, maar je bent voortdurend in de weer met aanpassen van de stand van de zeilen, met reven en ontreven. Langs de kusten heb je daarnaast ook last van fuiken van vissers, gemarkeerd door een klein boeitje of alleen maar een lege colafles, nauwelijks zichtbaar. Je moet ze wel ontwijken en daarom varen we alleen overdag. Alleen als het dieper is dan 200 meter zijn ze er niet meer. Vaar je tússen de eilanden, dan hebben de harde wind en oceaangolven vrij spel, waardoor het zeilen op een andere manier uitdagend en soms ook oncomfortabel is. Nee, doe ons maar een oceaanoversteek, met stabiele winden meestal van achteren, weinig helling en maar af en toe aanpassing van de zeilen.

We varen in 3 opeenvolgende dagtochten van Antigua naar Dominica. We slaan allerlei mooie plekken over, maar waar we op onze wereldreis (2013 tot 2016) als mantra hadden, als we een mooie bestemming oversloegen: “dat doen we wel de volgende keer”, kunnen we nu volstaan met: “dat hoeft niet, daar zijn we al geweest”.
Bij een van de twee tussenstops op Guadeloupe kunnen we nog wel mooi even snorkelen aan de westzijde van Pigeon Island. Toen we daar met Brigitte en Theo waren stond de wind daarvoor niet goed, te veel golven. Nu prachtig en zeer goed zicht.
We hebben voor Dominica ruim de tijd genomen. Eerst een paar dagen voor anker bij Portsmouth. We liggen naast de “Wahoo”. Mooi gezicht, twee roofvissen naast elkaar, en alletwee nog lekker ook. Dat vraagt om een kennismaking. Hmmm, Amerikaanse vlag, vaak zijn Amerikaanse zeilers schreeuwerige blaaskaken, van de verkeerde partij zal ik maar zeggen. “Maar wij komen uit New Orleans”, blijkt een van de vaste uitspraken van Roy en/of Dale. Hij is 79, zij twee jaar jonger. De Wahoo een stoer schip, waarmee ze sinds hun pensioen vrijwel onafgebroken onderweg zijn. Vroeger runden ze een klein hotel. Het blijken erg gezellige mensen, met een genuanceerdheid die je zelden bij Amerikanen ziet. “Yes, but we are from New Orleans”. Ze vragen ons mee op een trip over het eiland. We aarzelen, hadden we al eens gedaan, maar we gaan mee, zien allerlei plekken die we niet eerder zagen en lunchen heerlijk bij een lokaal restaurant. Vooral de enige en zeer ambachtelijke chocoladefabriek maakt indruk. En ook leuk om in de Emeraldpool onder de waterval te zwemmen.


Een andere avond zijn we voor een sundowner bij hun aan boord en eten er “Louisiana shrimps, the best there is”. Ze hebben er 20 kg van in hun diepvries. Ook leren we fried breadfruit eten, inderdaad heerlijk, Roy!

Wij verkassen naar Roseau, de hoofdstad, niet omdat het daar mooier ankeren is, maar omdat je van daaruit de mooiste wandelingen kunt maken en omdat we er een freedivecursus hebben geboekt. Freediven is eigenlijk snorkelen, maar dan diep, anders gezegd, het is duiken zonder flessen. Alles op éen ademteug dus. Souffriere op Dominica blijkt het Mecca van het freediven te zijn. Alles klopt er: het is vlak bij de kant al enorm diep, de baai is zeer beschut tegen de wind dus er zijn geen golven, er staat geen stroming en het water is lekker warm. De échte freedivers gaan alleen maar zo diep mogelijk, recht omlaag. Goede freedivers gaan tientallen meters diep, de kampioenen meer dan 100 meter. Daar is het ons niet om te doen. We willen ons comfortabel voelen tussen de 5 en 10 meter om daar van koraal en vissen te genieten.

Ons freedive groepje met onze juf op de voorgrond

Wij doen een cursus van 2 dagen. De kerncompetenties zijn totale ontspanning (lichaam en geest), ademtechniek en klaren (van de druk op de oren). Eerst 2 uur theorie en oefenen op het droge (ontspannen, ademhalen en klaren), dan het water in en om de beurt (we zijn met vier cursisten) langs een lijn naar beneden. Het is best spannend. Eerst trekken we ons langs de lijn omlaag, de tweede dag doen we het vooral met de vinnen. Het valt niet mee, het voelt spannend, terwijl ontspannen juist de voorwaarde is. De wereldrecordhouder (134 meter) zien we een paar oefenduikjes maken naar een meter of 50. Wij verleggen alle vier onze grenzen. Ik haalde zelfs het eindpunt van de lijn toen die op dag 2 naar 20 meter was gebracht. Monique was ook heel tevreden met haar 7 meter diepte.

Dan is het Pasen. We hadden geen speciale plannen, maar ineens komt de bemanning van Wahoo langszij: gaan jullie zometeen mee naar de paaslunch bij dat hotel aan de wal? Daar schijnt het erg goed te zijn! Natuurlijk, gezellig! En een paar uur laten zitten we in goed gezelschap te genieten van een grandioos buffet, begeleid door een steelband. We voelen ons op ons Paasbest 🙂
Daarna was er nog één doel op Dominica, een van de bijzondere wandelingen volbrengen. Het klapstuk is daarbij de tocht naar het “boiling lake”, een van de twee ter wereld, waar het water kookt door vulkanische activiteit. Het is een zeer inspannende tocht, 6-9 uur durend. Eerst is het weer nog matig, maar dan komen er een paar mooie dagen aan. Ik zou het liefst met een gids gaan, dat adviseert mijn (weliswaar maritieme) gids, maar Monique hoort van andere zeilers dat het best zonder kan. Ik laat me overtuigen en om 7 uur ‘s morgens staan we langs de kant te liften naar het vertrekpunt. We hebben geluk en worden bijna aan de start afgezet. We zijn niet de enigen, we zien een man of 15 onderweg. Monique heeft de route goed voorbereid en we volgen die probleemloos. We lopen door een adembenemend landschap van regenwoud, mistwoud, er zijn prachtige uitzichten naar andere groene heuvels van het nationale park de “Trois Pitons”. Stijgen en dalen wisselen elkaar af. Vaak is het klauteren, een enkele keer ondersteund door touwen. De meeste stukken zijn droog, soms is het modderig en glad. Op tweederde van de tocht lopen we door een kaal vulcanisch landschap, grijze en groene neerslagen op de rotsen, stoom komt op verschillende plaatsen uit de grond en sommige stroompjes dampen van het hete water. Uiteindelijk, na 3 uur, bereiken we een klein plateau dat uitkijkt op, ja, eigenlijk op een wolk van stoom onder ons. Geen meer te bekennen. Maar dan trekt de stoom weg en zien we het meer 60 meter in doorsnee, in het midden woest kokend. Wat een belevenis!


De terugtocht is net zo inspannend als de weg heen. Het is nu meer dalen dan stijgen, en dalen is in de steile, soms gladde stukken het moeilijkste. Onderweg rusten we even uit in een hotpool, een natuurlijk badje, net niet te heet om in te liggen. Als we zeven uur na vertrek weer aan de start staan zijn we behoorlijk uitgeput. Terugliften gaat gelukkig vlot. De dagen erna denken we er nog veel aan terug, niet in het minst door de spierpijn in kuiten en bovenbenen.
We kunnen nu door naar Martinique, onderweg hebben we een brief encounter met 2 orka’s! Indrukwekkend, ze zijn op tegenkoers en komen vlak langs de boot. Ze zijn snel weer onder, met het fototoestel zijn we te laat. Maar wat een fascinerende verschijningen! We zijn er stil van, we hebben nog maar zelden grote walvissen op open water ontmoet.
Op Martinique is ons “pakket” inmiddels aangekomen. Tja, we zochten naar een nieuwe nautische uitdaging. We probeerden kitesurfen, maar dat vonden we toch te gevaarlijk en het combineert slecht met leven op een boot. Wingfoilen daarentegen…… daarbij sta je op een kleine surfplank met een draagvleugel eronder. In je handen heb je een “wing”, een vleugel die wel lijkt op die bij kitesurfen, alleen veel kleiner en je hebt hem gewoon vast, niet via lijnen. Het lijkt ook wel een beetje op windsurfen, maar daar zit het zeil met een mast vast op de plank. Dus is het de bedoeling dat je op de plank gaat staan, dat de vleugel je plank snelheid geeft en dat de plank door die snelheid en de draagvleugel (foil) uit het water wordt getild, waardoor je met de plank boven het water zweeft. Het ziet er best makkelijk uit.
We konden zo’n set in Frankrijk bestellen en goedkoop in Martinique af laten leveren. Soort van binnenlands tarief. Inmiddels hebben we hem uitgepakt en in elkaar gezet. Even met de vleugel droog geoefend op het strand. En toen het water in. Niet op de plank met foil, nog te eng, maar op Moniques sup-board. Het lijkt nog helemaal nergens op. We komen niet tot stand, geknield kunnen we kleine stukjes afleggen. Oefenen dus! De tweede dag durven we al op de echte plank en lukt het Monique zelfs al om een klein stukje staand af te leggen, dit is fun!!


En nu zeilen we een dezer dagen verder zuidwaarts. We hebben op Mayreau afgesproken met de Walkabout. Daar kijken we erg naar uit. We leven al jaren met 
Paul en Meriam mee, met de voorbereidingen en voorpret, een aantal keren samen met Paul klussen op hun boot, afscheid nemen bij hun “vertrek” vorige zomer in Scheveningen, sindsdien vaak digitaal contact, af en toe zijn we een steuntje op afstand. Maar nu zijn ze vlakbij, helemaal op eigen kracht. Dat gaan we samen vieren!

Op bezoek in Antigua en Barbuda, geschreven door Mieke!

Er zaten maar een paar dagen tussen het ene bezoek en het volgende. Een paar dagen om de oversteek naar Antigua te maken, de boot te poetsen en de was te doen.

Als gast was daar niets van te merken. Toen ik donderdagavond 16 maart in de Marina van Jolly Harbour aankwam, waren de gastheer en -vrouw zeer ontspannen en bleken aan boord het bed gedekt, de koelkast gevuld en de biertjes koud. Heerlijk om elkaar te zien en te proosten op de dagen die voor ons liggen! 

Na een ochtendzwemmetje en een heerlijk ontbijt vertrokken we in de loop van de dag naar het noorden en legden na een lekker zeiltochtje aan in Deep Bay. Prachtig gekleurd water in een mooie baai, met uitzicht op een duur resort waar de huisjes niet alleen een strandview hebben maar ook allemaal een eigen zwembadje. Door de harde wind blijven we zaterdag grotendeels aan boord en maken we aan het eind van de dag een wandelingetje naar Fort Barrington en drinken we rosé op een mooi uitzichtpunt.  

Zondag is de wind rustiger en wandelen we naar St. John, de hoofdstad van het eilandje. Mooi om via de buitenwijkjes te lopen en te zien hoe het leven zich hier afspeelt. Nou ja, leven….

Ondanks de twee grote cruiseschepen die zijn aangemeerd is er nauwelijks leven te bekennen in de winkelstraatjes van St. John. We videobellen met oma op de trappen van de overdekte markt. Met veel moeite vinden we de pittoreske huisjes aan het havenfont maar koffie… ho maar. Daarvoor moeten we naar een Subway waar het verrassend druk is met locals. We bezoeken de kathedraal met een mooi houten interieur, kopen wat fruit en nemen een taxi terug naar de baai. We zijn precies op tijd aan boord om Max te zien racen. We snorkelen en zien grote schildpadden, koraal en kleinere vissen en Monique duikt een prachtige grote schelp op, een conch.  

Omdat de weersverwachtingen zeiltechnisch niet heel gunstig zijn varen we op maandag terug naar Jolly Harbour en vinden daar een mooring waar we comfortabel aan kunnen liggen. We informeren naar huurauto’s en drinken heerlijke sundowners op het strand. Dinsdag halen we de huurauto op en verkennen we het eiland via land. We rijden een mooie route, zien een plantage van zwarte ananas, een van de plaatselijke specialiteiten, en gaan via Fig Tree Drive (geen vijgen maar bananen 🙂 ) het binnenland in. In de buurt van Falmouth zien we een prachtig groen kerkje maar als we binnen kijken zien we heel wat kapotte ramen. We hebben zin om te lunchen bij het Shirley Heights Lookout maar dat gaat zomaar niet. Het blijkt onderdeel te zijn van een nationaal park en de toegangsprijs is fors. Voor een lunch vinden we dat onzin dus keren we de auto maar dan wordt er door een dame op het raampje getikt: als we alleen gaan lunchen mogen we gratis het park in, op voorwaarde dat we straks het lunchbonnetje laten zien. Zo gezegd, zo gedaan.

We doen nog even het Blockhouse aan, waar we fraai uitzicht hebben op Indian Creek en het huis van Eric Clapton. Ook het uitzicht bij Shirley Heights is prachtig. We zien Falmouth Harbour en English Harbour en Monique spot hele actieve walvissen, de humpbacks springen hoog uit het water op om met een grote plons weer te landen! Na de lunch rijden we weer naar beneden, laten keurig de lunchbon zien en zetten koers naar een opvang voor ezeltjes, die we even borstelen. Het slavernijmuseum bij Betty’s Hope, de grootste voormalige suikerplantage van Antigua, is helaas al dicht. Aan de oostkant van het eiland stoppen we bij Devil’s bridge, een door wind- en zoutwatererosie natuurlijk gevormde brug waar het water van de Atlantische Oceaan wild opspat. Op de terugweg nemen we een lifter mee, die hardop uitspreekt dat hij verbaasd is dat hij ‘van ons soort mensen’ een lift krijgt. We zijn er een beetje stil van. Hij vertelt opgewekt over het zware werk dat hij doet: het aanleggen van een grote muur ter bescherming van het landschap.

We rijden nog een mooie route door het binnenland naar het westen en leveren aan het eind van de middag helemaal voldaan de auto weer in. We sluiten af met een sundowner op het strand. 

Woensdag 22 maart maken we de oversteek naar Barbuda. Als we de baai uitvaren zien we een mooie dubbele regenboog en spettert het even. Bij windkracht 6 en een noord-oostelijke koers is het echt een pittige tocht met korte steile golven die elkaar in hoog tempo opvolgen. Mijn maag vindt het niet echt leuk. Pieter maakt het zo aangenaam mogelijk door het schip met de hand door de vlagen heen te loodsen. Er zijn niet veel schepen onderweg, al hebben we via de boordradio contact met twee andere Nederlandse crews. We zijn blij als Barbuda in zicht komt en leggen aan ter hoogte van Palm Beach. Een prachtig smal langgerekt strand voor onze neus met een laguna aan de andere kant en verder helemaal niks, geen begroeiing, geen bebouwing, alleen maar weidsheid. We drinken champagne om de oversteek te vieren en Monique tovert weer eens een heerlijke maaltijd op tafel. ’s Avonds zien we een prachtige sterrenhemel, alles is extra goed zichtbaar omdat er totaal geen lichtvervuiling is.  

Donderdagochtend gaan we al op tijd met de bijboot naar de kant en maken we een heerlijke strandwandeling. Er zijn veel wolken maar af en toe zien we toch het strand wat rozig kleuren.  

In de loop van de ochtend varen we, in de regen en nog steeds met harde wind, zuidwaarts en leggen we aan bij Diana Beach, waar ook de Rebel Rebel en de Danae liggen. Ook hier weer een mooie baai, weliswaar met wat meer bedrijvigheid en werkgeluiden, maar ook die weidsheid, schitterende kleuren van het water en heerlijk zand aan de voeten. Het is een feestje om hier te snorkelen; door de verschillende (on)dieptes is er een heel afwisselend onderwater landschap en valt er veel te bekijken. Ook nu weer mooi hersenkoraal, sierlijk bewegende roggen en kleine en grote vissen.  

Robert de Niro schijnt hier een aandeel te hebben in de bouw van prachtige panden en een landingsbaan voor helikopters. Wij vinden het smaakvol met roze parasols, gebouwen in onopvallende kleuren en een mooi aangelegde fitnessruimte (buiten!) maar hebben vooral lol dat wij hier gratis liggen 🙂 .  

Terwijl de buurboten oefenen met windsurfen en wingfoilen gaan wij naar de kant voor een mooie strandwandeling en een plaatselijk biertje bij het enige strandtentje dat je hier tegenkomt en reserveren we alvast een ‘lobster-on-the-beach’-maaltijd voor de dag erna.  

De volgende dag maken we een strandwandeling naar Cocoa Point, het meest zuidelijke puntje waar je goed het rif kunt zien. Monique vindt een prachtige schelp, ingegraven in het zand, die we meenemen als souvenir voor mij. ‘s Middags probeert Pieter of hij na 45 jaar nog kan windsurfen en verdomd… hij blijft een heel eind staan! Samen met de bemanning van de Rebel Rebel en de Danae drinken we Caribische biertjes bij Shack-a-Kaï en hebben we met Quinten en Lisanne een heel gezellige en lekkere kreeftenavond. In het donker naar de bijboot, daarna op zoek naar de Rebel Rebel en daar nog een heerlijk afzakkertje… we gaan alweer tevreden ons bed in.  

Op zaterdag verhuizen we voor de laatste keer op Barbuda. We zetten koers naar Spanish Point, het meest zuidwestelijke puntje van het eiland. Een spannend tochtje vanwege de enorme ondieptes die er zijn. Monique loodst ons er vakkundig doorheen en rond de middag liggen we op een perfecte plek. We maken een lange wandeling en zien weer hele andere natuur: grote cactussen, sommige in bloei, flinke vetplanten en forse begroeiing maar ook een heel drooggevallen zilte bekken. Aan de kustlijn valt vooral de grote hoeveelheid Sargasso én het aangespoelde plastic op: kratjes, netten, stootwillen, heel naar om te zien. We eten heerlijk fingerfood met een lekker glas rosé en verbazen ons over de kundigheid van Monique: al tien dagen aan boord, steeds vers en heel lekker gegeten en tussendoor geen boodschappen gedaan…  

Zondag varen we onder perfecte omstandigheden terug naar Antigua: de wind is nog steeds fors maar met een andere koers (halve en ruime wind) en een zonnetje kunnen we de golven prima aan. We zien vliegende vissen en Pieter spot een vin van een dolfijn. Leuk om nu plekken via zee te zien die we eerder door de autorit vanaf land zagen. Rond half vier leggen we op de beste plek aan in English Harbour, vlakbij de kant en met voldoende afstand van andere boten. We doen een zwemmetje en lopen dan omhoog naar Shirley Heights met de bedoeling om met andere bemanningen te genieten van de zondag barbecue die daar wekelijks wordt gehouden. Zover komt het niet. Na een heerlijke rumpunch en een prachtige zonsondergang ontvluchten we de drukte en hebben we een heerlijke laatste avondmaaltijd met kaas na op de boot. Onwerkelijk dat het alweer bijna voorbij is. 

Maandag verkennen we nog Nelson’s Dockyard, vergapen ons aan enorme grote en soms mooie schepen, reserveren een taxi, lunchen nog aan boord en dan is het toch echt voorbij. Met de schelp stevig ingepakt, een tas vol zoute kleren en een hoofd en hart vol mooie ervaringen, zwaai ik vanuit de taxi naar Pieter en Monique, die me zo’n onvergetelijke reis hebben gegeven. Dank, lieverds, voor dit geweldige inkijkje in jullie leven, voor de gastvrijheid en de gezelligheid en voor al die kleine en grote bijzondere momenten! 

Een dierbaar retourtje Nederland

En zo zitten we woensdagavond ineens in het vliegtuig, van Martinique naar Schiphol, via Parijs, met alleen maar handbagage. We hebben de boot aan een mooring (ankerboei) bij de haven achtergelaten. We vliegen met Air France, dat betekent een glaasje champagne bij de maaltijd, dus we proosten meteen op Mariëtte, het belangrijkste doel van deze reis. We komen ‘s middags aan, pikken de huurauto op en rijden naar Den Haag, want in onze schuur staat een reistas klaar met winterkleding en toiletspullen. Een mooie gelegenheid ook om even bij watersportwinkel Vrolijk in Scheveningen langs te gaan. We kopen er een paar artikelen, die in de Carieb bijna het dubbele kosten. Even mooi meegenomen. Op weg naar Tilburg wordt de wereld wit. Het heeft gesneeuwd en het vriest licht. Wel even aanpassen, wij zijn temperaturen van tegen de 30 graden gewend.

Bij het vallen van de avond komen we aan bij mijn moeder Mariëtte, we blijven deze week ook bij haar logeren. Ze straalt als ze ons ziet binnenkomen. Ze ziet er zwak, maar prachtig uit, ze had zelfs nog moed gevonden om even naar de kapper te gaan (ze wordt door de kapper gelukkig opgehaald en teruggebracht). Het is een van de weinige luxes die ze zich permiteert, ook op haar tweeënnegentigste: regelmatig naar de kapper. Ze voelt zich meer mens als haar haar goed zit. Ook voor ons is het heerlijk om bij haar te zijn. Haar gezelschap te houden, een paar fijne gesprekken te hebben, samen een borreltje drinken, lekker voor haar te koken en samen te ontbijten. ‘s Avonds nemen we de taken van de thuiszorg op ons: steunkousen uit, uitkleden en haar in bed leggen. Het voelt heel dierbaar om dit te kunnen doen.

Overdag plannen we steeds één ander bezoek. Op vrijdag rijden we naar Mieke, Moniques moeder in Eindhoven. In dikke sneeuwbuien in een huurauto op zomerbanden bleek dat een heel avontuur. Al in de eerste bocht gleden we rechtdoor, maar we hebben het er heelhuids van afgebracht en de auto ook. De volgende dag bezochten we Ruud (Monique vader) en Cora, op hun sprookjesplek in Baarle-Nassau. En al is Ruud een stuk jonger dan Mariëtte, ook hij leeft in reservetijd, al veel langer dan zijn behandelaren dachten. We maakten samen een mooie wandeling in het Brabantse winterlandschap.

En de andere dagen maakten we tijd om de kinderen en kleinkinderen te bezoeken, overal werden we gastvrij onthaald. Hartstikke leuk om de vier kleintjes zo vrolijk en levendig mee te maken en ze zijn alweer een stukje groter geworden. Wat gaat dat toch hard!

Ondertussen gaat het met moeder Mariëtte iedere dag een stukje beter. De vermoeidheid en kortademigheid zijn merkbaar minder. Op zondag kan zelfs het eerder afgelaste etentje met mijn broer en zussen toch doorgaan. Wat bijzonder dat ik daar nu ook bij kan zijn! En Monique organiseert ad hoc voor dezelfde avond een samenkomst met haar 3 broers en haar moeder. Heel speciaal dat iedereen kon.

De avond met mijn moeder en al haar kinderen was heel bijzonder. We realiseerden ons allemaal dat dit de laatste keer kon zijn dat we elkaar in levenden lijve meemaakten en het was fijn om het daar samen over te hebben. Wat Mariëtte betreft zou haar zwakke kaarsje wel uit mogen gaan en we gunnen haar dat allemaal.

De week vliegt voorbij. In de loop van de week hebben we nog wel wat “bootschappen” gedaan, dus op de terugvlucht gaat er wel een tas ruimbagage mee. Woensdagochtend moeten we weer vroeg op Schiphol zijn en zonder problemen komen we door de security, geen rij te bekennen.

Van de sneeuw ineens weer in tropische temperaturen. Ruim twee uur na de landing zijn we alweer aan boord, na een schreeuwend dure taxirit en een gratis pontje van de dienstdoende havenmeester, die er ‘s avonds laat speciaal voor was gekomen. Het levert hem een pak stroopwafels op.

De afgelopen week hier op Martinique stond in het teken van een paar mooie wandelingen. Op initiatief van Monique zijn wandelboekjes en kaarten aangeschaft. We beginnen met een wandeling naar een baai 6,5 km verderop, tevens het eindpunt van de tocht die we over twee dagen hopen te maken. De Rebel Rebel ligt daar voor anker en we worden van het strand opgepikt voor een kop koffie bij Rolf en André aan boord, gezellig. De volgende “rust”dag weet Monique me toch te verleiden tot een fiets- en wandeltocht naar een mooi uitzichtpunt in de buurt. Mooi is het zeker, maar pittiger dan verwacht.

We hebben het hele gele parcours gelopen!!

En dan volgt het voorlopige hoogtepunt: een tweedaagse wandeltocht over de “Trace des Caps”, een tocht langs de zuid-oost kaap, deels langs de stranden, deels over de heuvels en deels over de kapen die de baaien van elkaar scheiden. Het landschap is daardoor zeer afwisselend. Witte stranden en stranden vol met rottend sargassowier, mangrovegebieden en savanne met versteende ondergrond, vlakke stukken en soms dalen en klimmen. Monique had een logeeradresje gevonden op een prachtlocatie, op een schiereilandje, bijna halverwege de wandeling. Aan de voet van het schiereiland, na een lange eerste dag wandelen sloeg de twijfel toe: kan dit wel kloppen? Na telefonisch contact met de verhuurder blijkt dat het appartementje niet ligt waar booking.com het beloofd had, maar 5 km landinwaarts, heuvel-op en terug! Dat was even een tegenvaller voor onze vermoeide benen. Gelukkig stond de eigenaar ons halverwege met zijn auto op te wachten en bood hij ons direct een biertje aan bij aankomst, wat een hartelijkheid! De tweede dag was weliswaar nog langer, maar vlakker en viel ons eigenlijk mee. Bijna 40 km in 2 dagen met rugzak op, we zijn best trots op onszelf.

En gisteren was Monique jarig, 48 lentes jong inmiddels. We hebben het lekker met z’n tweetjes gevierd, met scrambled eggs als ontbijt, een tafel vol kadootjes, een feestelijke vis-lunch aan de kant en een enorm lekkere tarte au citron-merengue!! In de namiddag ging de fles champagne open en later de barbecue aan. Een mooie sunset als kado en verder een boel lieve appjes, mails en belletjes, zelfs gezang vanuit de bushbush van Suriname waar onze lieve vrienden Paul en Meriam nu zitten 🙂 Een dag met zo’n gouden randje!

Het wandelen bevalt ons goed en we zijn van plan komende week ook het noorden van Martinique te voet te gaan exploreren. Daar is het bergachtig met tropisch regenwoud, nu zitten we in een veel droger gebied. Maar eerst nog even luieren in de baai van St. Anne. De laatste dagen komen er steeds meer boten bij die we al wat langer kennen. Vanochtend nog op het verjaarsfeestje van de jarige Jasper geweest die zes werd, samen met de crew van de Sans Souci. Zojuist kwam de crew van Vis nog even spontaan aan boord. En straks gaan we langs bij onze vrienden van de Puff, die zagen we voor het laatst in Trinidad. Gezellig, we hebben veel om bij te praten!!!

Toch te oud om (iets nieuws) te leren?

Vanaf het paradijselijke Saline island varen we in een uurtje terug naar Tyrell Bay op Carriacou. We willen de volgende ochtend vertrekken naar Union Island. Dat is onderdeel van St. Vincent and The Grenadines, een ander land, dus we moeten eerst uitklaren op Carriacou. Vorig jaar klaarden we daar in (toen we van Suriname afkwamen), dat ging toen heel vlot. Nou, nu gaat dat anders. Er blijken al 4 wachtende booteigenaren buiten het kantoortje te zitten, de laatste zit er al 2 uur. Er mag steeds maar één kapitein tegelijk naar binnen en dan moet je langs 2 loketten: douane en immigration (paspoortcontrole) en ondanks dat iedereen het hele papierwerk al digitaal heeft opgestuurd, weet vooral de immigratieambtenaar het proces eindeloos te rekken. We splitsen op, Monique mag toch niet mee naar binnen, zij gaat nog wat kraampjes langs om wat groenten en fruit te scoren en ongeveer 3 uur later kunnen we eindelijk anker op, richting Union Island. We komen pas laat in de middag aan. We wimpelen wat plaatselijke boatboys af, die ons een meerboei willen opdringen en we laten ons anker vallen bij het plaatsje Clifton, achter het beschermende rif. Het is te laat om nog in te klaren, dat doen we de volgende ochtend. Binnen een kwartier is het gepiept.

De meeste Caribische ankerplaatsen liggen in baaien aan de westkant van de eilanden, in de luwte en beschutting van de heersende oostelijke passaatwind en de daardoor opgestuwde golven. Zo niet Clifton, dat ligt juist aan de oostzijde. De ankerplaats wordt beschermd door een bijna aaneengesloten rif. Dat maakt het spectaculair, je ziet de Atlantische oceaan voor je, de golven breken op het rif maar je ligt in vrijwel vlak water. De wind heeft wel vrij spel. Veel wind en geen golven, dat maakt het ideaal voor windsurfen, kitesurfen en wingfoilen. Normaal wemelt het hier van de kitesurfers, alleen nu even niet want er staat al dagen te weinig wind. Wij hebben het plan opgevat om hier misschien les te nemen, Monique zou wel willen leren windsurfen en ik heb mijn zinnen gezet op wingfoilen. Daarbij sta je op een soort surfplankje en je hebt een vleugelvormig zeil in je handen. Er zit een draagvleugeltje (foil) onder het board, dus bij voldoende snelheid komt het boord los van het water en zweef je als het ware. We maken kennis met Bianca, instructrice op de plaatselijke kitesurfschool, wat de grootste van de regio blijkt te zijn. Windsurfles, daar doen ze niet aan en na haar enthousiaste uitleg kiezen we samen voor kitesurfen, altijd leuk om samen iets nieuws op te pakken. Maar de benodigde wind wordt pas over een kleine week verwacht.

De sfeer op Union Island, met het kleine plaatsje Clifton en het nog kleinere Ashton is heel ontspannen. De lokale bevolking is erg laid back, zeer vriendelijk. We kennen het ook nog van onze vorige reis, we waren er in 2014 en er is gelukkig weinig veranderd. Er is een pleintje met een aantal kleine groentestalletjes, er zijn een paar winkeltjes voor levensmiddelen of t-shirts en souveniers, er zijn veel barretjes waarvan de meeste permanent gesloten lijken. Er is ook een klein vliegveld, direct aan de baai, waar alleen

kleine propellorvliegtuigjes landen. Het toerisme zit sinds Covid in het slop, er zijn nauwelijks buitenlanders op straat en de restaurantjes blijven leeg. Op een avond willen we buiten de deur eten. We kiezen voor de “tipsy turtle”, het ligt aan het pleintje en kijkt op 1 hoog mooi uit op de ankerplaats. De kaart is veelbelovend, maar als we eenmaal zitten blijkt er slechts keus uit 2 (lunch)gerechten: pasta met kip of pasta met garnalen. De pasta met kip is overigens heerlijk.
Omdat het ook de komende dagen niet gaat waaien maken we een uitstapje van 
5 dagen naar de Tobago Cays, het is maar een uur varen. Het is een natuurgebied, ongeveer 3 x 3 kilometer, met daarin 5 onbewoonde eilandjes, het geheel omgeven door een enorm rif, daarbinnen is het water vlak en ondiep. Het is luilekkerland voor zeeschildpadden en die zie je dus volop, vanaf de boot of snorkelend. Ook zien we roggen (stingrays en eaglerays) en we varen naar de bijboot naar een passage door het rif, waar we prachtige koralen en duizenden kleurrijke vissen en visjes zien. Doordat het nauwelijks waait liggen we extra rustig. Één avond laten we ons verwennen. We worden opgehaald door een watertaxi, aan het strand van een van de eilandjes is een restaurantje geïmproviseerd en we eten er heerlijke gegrilde kreeft.

Voor onze lieve vriendin Mignon, die 50 wordt, maken we aan het strand een leuk filmpje voor haar verjaardag.
Een paar dagen later liggen we weer bij Clifton en begint onze kitesurfles. Er staat nu een stevige bries. Na wat algemene uitleg gaan we met Bianca en Millar (de rubberbootcaptain) op pad. We worden afgezet in heupdiep water en daar leren we eerst om de kite (vlieger) recht boven ons te houden, daarna sturen we er kleine achtjes mee en aan het eind van de ochtend laten we ons door de vlieger min of meer gecontroleerd door het water slepen. Allemaal nog zonder board. Soms dondert de kite met veel lawaai in het water en mij lukt het ook om hem dan weer te lanceren. Als zeiler met gevoel voor wind is deze fase voor mij goed te doen. De volgende dag varen we eerst naar een ander gebied, waar het water wat dieper is. Liggend op je rug in het water, de kite in de lucht boven je, schuift Bianca het board (vergelijk het met een snowboard) naar je toe. Terwijl je met een hand de vlieger stabiel boven je probeert te houden, moet je vervolgens proberen met je andere hand het board te pakken, het te kantelen en je voeten in de twee beugels te wurmen. En dan komt de grote uitdaging. Je ligt dus op je rug, je benen sterk gebogen, gehurkt als het ware, het board op zijn kant. Vervolgens moet je de vlieger naar een kant laten duiken, waardoor die aan je harnas gaat trekken, je laat je lichaam tot boven het board kantelen en dan gáán met die banaan. Nu is Monique ineens in het voordeel; door haar paddleboard ervaring heeft ze veel meer “boardgevoel” en zij komt veel makkelijker boven het board dan ik. Dit proces, het leren “starten” neemt meerdere ochtenden in beslag. Zelf vinden we dat het langzaam gaat, maar Bianca is reuze enthousiast, we zijn “very fast pupils” en ik ben trouwens haar oudste ooit. Op dag 4 (het zijn lessen van 3 uur) maakt Monique al een paar mooie starts en weet ze ook al zo’n tweehonderd meter te “riden”. Mij lukt het steeds vaker om op de plank te komen en ik maak ook al twee keer een korte ride. Maar veel starts mislukken nog. Bij de laatste van de ochtend ben ik eigenlijk al te moe. Ik word gelanceerd en val ongelukkig, waarbij ik een heftige pijn in mijn linker flank voel, onder de gordel die om je middel zit en waaraan de kite bevestigd is. Ik heb een rib gekneusd of gebroken. Sommige houdingen en bewegingen zijn zo pijnlijk dat we besluiten een dag pauze in te lassen. Staan, zitten en liggen gaat gelukkig wel goed.
Op woensdag is onze 5e en laatste les. Ik wil het graag proberen, ondanks dat ik nog flink pijn heb. Vol goede moed varen we naar de surfplek, maar zodra ik de gordel aansnoer weet ik dat het niet zal gaan. Privéles voor Monique dus. En hoe! Vrijwel iedere start is raak. En na de start krijgt ze de kite goed onder controle. De runs worden niet meer beëindigd door een val, maar door gecontroleerde stops omdat ze de wal nadert. Een feest om te zien, ik ben supertrots. Helaas hebben we er geen beelden van, want op dag vier lieten we de camera bewust thuis en op dag 5 bleek de accu leeg. Het was een erg leuke ervaring en zeker voor herhaling vatbaar.

Na het kite-avontuur zijn we doorgevaren naar Mayreau. In 2014 waren we daar ook, we vierden oud en nieuw op het strand en bij datzelfde strand liggen we nu weer. We lopen het hele eiland(je) over en lunchen bij een strandtend aan de oostzijde, met uitzicht op de Tobago Cays. In Nederland is er ijspret; hier is het dertig graden in de schaduw, in zee ook nog 29 graden.

Voor kerst doen we onszelf een upgrade cadeau, we gaan een paar dagen naar een Jachthaven. Die zijn hier dun gezaaid, maar op Canouan is er een, de Sandy Lane Marina. Een lange smalle strook water, een kade aan één kant, alle ligplaatsen aan de kade. Oh ja, een aparte hoek met lange kades voor superjachten. Superchique uitstraling, personeel in uniform, hoge prijzen, vreemde regels zoals een verbod op het te drogen hangen van kleding aan de zeereling. Je mag wel voor US15 een droger gebruiken. 2 restaurants en een “crews-bar”, de eerste twee met krankzinnige prijzen (voor de eigenaren en gasten van de dure jachten) de laatste met betaalbare biertjes en hapjes voor de crews van de superjachten. Maar we liggen er heerlijk, de boot rolt niet op de golven, we liggen beschut tegen de harde wind, alleen de landende en opstijgende privéjets zorgen af en toe voor geluidsoverlast.

Er is zoet water in overvloed, dus we spoelen de boot ruim af en we vullen de watertanks bij. Een van de restaurants heeft een zoetwaterzwembad, consumptie niet verplicht, we maken er meerdere keren gebruik van. Er is een deli/supermarkt, gerund door Fransozen, bedoeld voor de superjachten, waar onwaarschijnlijk veel te krijgen is zoals Franse kazen en wijn (vele honderden euro’s per fles), allerlei soorten vers vlees (zien we verder nergens in de Carieb), kaviaar, eetbare bloemetjes, een prachtige groenten collectie, zelfs spruiten. En dat alles belachelijk hoog geprijsd! Normaal gesproken niets voor ons, maar nu zien we ineens mogelijkheden voor ons kerstdiner en we kiezen mooi vlees voor op de barbecue en 4 Franse kaasjes. Er liggen nauwelijks boten in de marina, we vieren de kerst knus met z’n tweeën, kuip en kajuit verlicht met honderd lichtjes, jullie kennen Monique toch?

Na 3 nachten hebben we het wel weer gezien. We willen graag verder en denken eraan om oud en nieuw in Bequia te gaan vieren, een levendig eiland met een grote baai waar doorgaans veel jachten samenkomen. Een uur of 4 varen. Maar de omstandigheden blijken buiten veel pittiger dan verwacht. Zeer harde wind en nog hardere vlagen, onaangename golven. We besluiten weer naar het eiland te varen, niet terug naar de marina, maar naar een baai iets ten noorden daarvan. Daar liggen we 2 nachten. Er komen forse valwinden over het eiland heen rollen, stormkracht over het dek, terwijl het op 20 meter hoogte (de masttop met de windmeter) krap windkracht 3 is. Maar het water is vlak en het bevalt prima. Met de bijboot naar de kant (er is een dinghy-steiger bij een 5 sterren hotel), de bijboot mag blijven liggen als we wel even wat nuttigen (kop koffie $6 US). Monique heeft een mooie wandeling op het eiland in gedachten, maar na een half uur lopen stuiten we op een slagboom. Ruim driekwart van het eiland blijkt privébezit, het hele noorden inclusief kustlijnen, grofweg 4 x 4 km, met resorts, een 18 holes golfbaan en privé-residenties voor de rich and famous, een groot hek en slagbomen ervoor, je mag er alleen door als je een afspraak hebt. De jachthaven waar wij lagen, met wat villa’s erbij en de 3 genoemde restaurants is ook privé inclusief hek en slagboom. Alleen het middengedeelte van het eiland is vrij toegankelijk. Het contrast met de welvaart achter de hekken is schrijnend.
Na twee nachten op de ankerplek lijken de omstandigheden wat beter. Het begin van de tocht naar Bequia is toch spannend door de valwinden en onstuimige zee. Maar eenmaal vrij van het eiland varen we lekker, hoog aan de wind bij windkracht 5. We varen samen op met de Bries, een Nederlands jacht met een gezin met 2 volwassen kinderen. 
En Bequia is nog steeds leuk. Er liggen hier naar schatting 100 jachten. Aan de wal zijn er tientallen restaurantjes en winkeltjes. Tegen de heuvels liggen veel pastelkleurige huizen. Er liggen een paar Nederlandse boten, daar gaan we zo maar eens kennis mee maken.


Eindelijk naar Tobago

Het is heerlijk om weer in Crews Inn marina te liggen en de Mahi mahi klaar te maken voor de komende 6 maanden. Alle vallen worden weer ingeschoren en de zeilen worden gehesen. De bijboot weer op z’n plek aan dek, de matrassen en kussens weer op hun plaats en we ruimen de levensmiddelen die we inmiddels kochten weer in. Vanaf vrijdag (de dag van mijn verjaardag) worden we verwacht bij onze Trinidese vrienden in San Fernando, dus we besluiten mijn verjaardag de avond ervoor te vieren. We hebben de bemanning van Marelief, Offspring en Puff bij ons aan boord uitgenodigd voor een uitgebreide borrel en daarna hebben we met zijn achten gegeten in het restaurant van de haven. Het werd een heel gezellige avond. De volgende ochtend werd ik verrast met scrambled eggs en een tafel vol cadeautjes. Maar vóór acht uur waren we al op pad, op weg naar Raylan, Rosalie en hun dochter Raynelle. Als we aankomen moeten we nog een uurtje wachten, er wordt nog gewerkt, het huis is nog niet schoon genoeg. Het voelde bijzonder om in het privédomein van deze familie te komen. Ze namen ons vervolgens mee naar wat men hier het “achtste wereldwonder” noemt: het pekmeer (pitch lake) van La Brea, waar natuurlijk asfalt/pek aan de oppervlakte komt.

Het is het grootste van de wereld (er zijn er maar drie) en op veel plaatsen in de wereld is dit asfalt gebruik, o.a. op het plein voor Buckingham Palace, op vele vliegvelden, w.o. New York La Guardia, maar ook een deel van onze dijken, naar het schijnt. De gids leidt ons over het meer, het voelt heel raar om op die, soms zacht golvende, massa te lopen.

We voegen ons in het Trinidese gezinsleven, we gaan mee naar de boogschietwedstrijd van Raynelle (onderbroken door hevige regen), bezoeken een plaatselijke markt en Rosalie leidt ons rond in het grote ziekenhuis waar zij werkt. De tientallen beveiligers op alle afdelingen van het ziekenhuis vallen ons nog het meeste op. We maken nog wat stops bij familieleden en kennissen. We krijgen de indruk dat ze het ook wel fijn vinden om met ons gezien te worden. ‘s Avonds is er uitgebreid voor ons gekookt. Dat ze geen thee en koffie in huis hadden wisten we inmiddels, ook dat ze geen alcohol drinken. Tijdens het eten leerden we ook dat ze geen “mes-en-vork” mensen zijn. Na enig zoeken werden die wel voor ons gevonden.
Op zondagochtend zijn we al vroeg op pad. We gaan mee met een wandelgroep, naar een verborgen strandje aan de noordkust, waar we pas na een klauterpartij landen. Het zwemwater is heerlijk en er worden allerlei spelletjes gedaan. Een echt familie-uitje. Er komt nog een andere groep die dit ontoegankelijke strand heeft uitgekozen. Met bootjes wordt alles aangevoerd, niet alleen strandstoelen, eten en drinken, maar ook een generator, mengpaneel en megaboxen. Volume op 10, strandpret op z’n Trinidees. Het was een heel bijzonder weekend bij zeer gastvrije mensen en we hebben een goede indruk gekregen van het Trinidese gezinsleven.

Nu we de huurauto nog hebben, willen we graag nog een bezoek brengen aan de Caroni swamp, waar de rode ibissen (de nationale vogel van Trinidad) aan het eind van de middag massaal neerstrijken. ‘s Morgens wandelen we eerst nog door Bamboo Cathedral en naar een hoog uitzichtpunt. In de loop van de middag vertrekken we richting Caroni, het is maar een uur rijden en we hebben een marge van een kwartier, maar we halen het niet op tijd. We moeten door de hoofdstad en alle wegen zitten verstopt, mede vanwege (alweer) enorme regenval. Het is frustrerend om de minuten weg ze zien tikken. We bellen naar de receptie dat we het niet gaan halen, maar geen nood, er zal een bootje op ons wachten en ons naar de groep brengen. Het komt allemaal goed, onderweg zien we nog een boa constrictor rustig op een tak boven ons liggen.


Het is een prachtgezicht om de groene struiken en bomen langzaam rood te zien kleuren door de neerstrijkende ibissen. Maar het is wel een beetje massatoerisme, met een man of 25 in zo’n bootje; we denken terug aan de bijna privé beleving in Bigi Pan, in Suriname.
De volgende dag is het zover, de trossen gaan los. We willen heel graag naar Tobago. In februari voeren we er al vlak langs, maar toen kon je daar (wegens covid) niet inklaren. Je zou dan eerst naar Trinidad moeten gaan en dat paste niet in ons plan. Maar nu zien we onze kans schoon. We zeggen onze vrienden vaarwel en klaren uit bij Douane en Immigration. Eigenlijk gek, we gaan naar Tobago en verlaten het land dus niet, maar uitklaren moet blijkbaar toch en het kost zelfs een paar uur. We gaan voor anker in een baaitje aan de westpunt van Trinidad, volledig omgeven door regenwoud. Eigenlijk hadden we rechtstreeks naar Tobago moeten varen, we doen dit illegaal.
Een gelukzalig gevoel maakt zich van ons meester, we zijn weer op pad, we liggen voor anker, midden in de natuur. Wat voelt dit goed en wat past dit goed bij ons.

De volgende dag varen we in een paar uur naar een andere baai aan de noordkant van Trinidad, nog steeds illegaal. Ik gooide nog even een balletje op of we niet meteen door zouden varen naar Tobago, omdat “de omstandigheden zo gunstig zijn”, maar dat wordt door Monique stevig de kop ingedrukt. Even geen haast, even vooral en zoveel mogelijk niks doen, niks hoeven. In de loop van de middag vaart ook de Marelief Las Cuevas binnen.
Tobago ligt nu zeiltechnisch eigenlijk heel ongunstig. De route is tegen de heersende winden en stroming in. Je moet veel motoren en de voortgang is traag. Maar we hadden ons window goed gekozen en de volgende dag kunnen we toch een groot deel van de route zeilend afleggen. Al snel meldt de Marelief de vangst van een kleine tonijn. Het geluk is ook aan onze kant en later op de dag vangen we een Mahimahi, hoe kan het anders. We ankeren in Englishmans Bay op Tobago (nog steeds illegaal), we blazen de bijboot op, en ‘s avonds eten we aan boord van de Marelief sashimi van tonijn en een poisson-cru van Mahimahi. We kunnen ons geluk niet op.
Wat een prachtige baai is dit trouwens, een fraai en net onderhouden strand, omzoomd met palmbomen. Hier komen we vast nog terug. 

De volgende dag leggen we het laatste stukje naar Charlotteville motorzeilend af. We klaren in en vanaf nu kunnen we ons weer legaal verplaatsen.
Het blijkt een heerlijke plek. De beschutting tegen de golven is beter dan in de baaien hiervoor. Ook hier worden we omgeven door regenwoud. De bevolking is heel ontspannen en ongelooflijk vriendelijk. Er liggen bij aankomst 2 boten voor anker, die zijn inmiddels weer vertrokken. Er zijn strandjes, het is mooi snorkelen, het piepkleine stadje met een kleine vissersgemeenschap ligt kleurrijk tegen de heuvel.
We dachten dat we misschien wel elke dag in een andere baai zouden willen liggen, maar we liggen hier nu al bijna een week en het voelt prima. We realiseren ons, dat dit voorlopig wel eens de rustigste plek gaat zijn, hier op Tobago. We maakten 2 duiken met een plaatselijke marine-bioloog, maar dat viel een beetje tegen. Zijn we verwend geraakt na al onze duik-ervaringen de wereld rond? Ik vrees van wel. We maakten twee mooie wandelingen. Best een uitdaging met het warme en vochtige weer. En ja, iedere dag regent het af en toe keihard, maar de zon tussendoor houdt de accu’s nog steeds op peil.
De Mareliefs hebben morgen een auto gehuurd en we gaan met ze de een tour over het eiland maken. Volgens mij blijven we hier nog wel even, voordat we ons in de drukte van de rest van de Carieb gaan storten.

Baden in blauw

Het is al een uur of één in de middag als het tij kentert bij Waterland Marina en we de Surinamerivier met stroom mee kunnen gaan afvaren. We worden uitgezwaaid door de bemanningen van de Windbreker, True North, Marelief, Tranquility, DanceMe, XtoGo, BluePearlToo en door Noël, de eigenaar van de marina. Het is ongeveer 5 uur varen naar de monding van de rivier. Onderweg maakt Kim, die met de Heron bij Domburg ligt nog een paar foto’s van de passerende Mahi mahi. Bij het vallen van de avond gaan we voor anker bij Braamspunt, de landtong geeft beschutting tegen de oceaangolven. Het is niet veilig om in het donker verder te varen, vanwege ondieptes, visnetten en drijvende boomstammen. De volgende ochtend varen we de oceaan op, “Blue waters; here we come!”, schreven we al eerder. Nou, dat valt even tegen. We varen ongeveer parallel aan de kusten van Suriname, Guyana en Venezuela en hun rivieren sturen massa’s bruin water de oceaan in. Het blijft ook heel lang relatief ondiep, en pas na 24 uur varen bereiken we dieper en dus donkerblauw water. Vanaf Braamspunt hebben we ongeveer 550 mijl (1000 km) te gaan. De route die we gaan volgen bepalen we met behulp van een “weer-routerings”-programma. De snelste route is namelijk niet altijd een rechte lijn tussen vertrek en bestemming. Door verandering in windsterkte, windrichting en zeker ook door heersende zeestromingen kan het sneller zijn een (soms flink) afwijkende route te varen. Het programma houdt rekening met de eigenschappen van de boot (snelheidspotentieel bij verschillende windrichtingen en windsnelheden), met de windverwachtingen en stromingsverwachtingen voor de duur van de tocht, en met je stijl van varen (met een kleine bemanning zoals wij halen we niet het maximum uit de boot, wij gaan bijvoorbeeld uit van 80% van de performance bij wind van achteren). Vervolgens geeft het programma een aantal mogelijke routes, op basis van de verschillende beschikbare weermodellen.

Inmiddels hebben we hier veel ervaring mee, we weten welke weermodellen ons het beste passen en we blijken er goed op te kunnen bouwen. Onderweg kunnen we de verwachtingen tweemaal per dag actualiseren, via onze satelliet-telefoon verbinding.
Predict-wind, zo heet ons programma, verwacht dat we er zo’n 3 dagen over gaan doen. Dat zou wel heel snel zijn, een gemiddelde van meer dan 180 mijl per dag hebben we nog nooit gehaald. Uiteindelijk doen we er een paar uur langer over, omdat we minder stroom mee hadden dan dat het model had verwacht.
De eerste 2 dagen is het weer erg wisselend. Er zijn veel buien, en iedere bui betekent flinke veranderingen in windsterkte en windrichting. Er moet steeds zeil bij of zeil af en we moeten de koers voortdurend aanpassen, want we sturen met de windvaan en zonder aanpassing zou de boot steeds meedraaien met de draaiende windrichting. Het is voor het eerst in lange tijd dat de wind niet min of meer van achter komt, maar van opzij. Ook bij deze windrichting doet onze windvaan stuurinrichting het prima en we maken mooie snelheden door het water.
In de loop van de tweede dag is de wind wat rustiger en mag de hengel uit. Bij het vallen van de avond is het raak. Het blijkt een blauwvin tonijn, het summum van het summum! Het is inmiddels donker, het schoonmaken op het achterdek is daardoor wat lastiger, maar Monique stuitert desondanks van plezier en trots. Dat wordt meerdere dagen smullen!

De laatste dag klaart het helemaal op, we passeren ‘s nachts Tobago en in de ochtend Grenada. Het is onze trouwdag, we kijken samen terug op die feestelijke dag, 10 jaar geleden, en natuurlijk op de afgelopen 10 jaar. ‘s Middags varen we Tyrrel bay binnen, aan de zuidwest kant van Carriacou. Als het anker gevallen is duiken we het water in.

Prachtig blauw en 30 graden Celcius! Wat heerlijk om hier te zijn. We vieren onze goede aankomst en onze trouwdag met bubbels en met de laatste sashimi, samen met de bemanning van de Janjorem, die hier al wat langer liggen.
De volgende dag klaren we zonder problemen in. Een zucht van verlichting, want het papierwerk dat we uit Suriname meekregen was eigenlijk niet helemaal op orde. 
Het ziet er hier eigenlijk nog net zo uit als 8 jaar geleden, toen we er met de Déesse waren. Alleen veel restaurantjes en bars zijn door Covid (nog) gesloten. De duikschool waar we 8 jaar geleden ons “advanced” brevet haalden blijkt er nog te zijn, met dezelfde mensen. We maken afspraken om weer met hen te gaan duiken. De sfeer op het eiland is heerlijk ontspannen. We wandelen naar het stadje Hillsborough om een sim-kaart voor de telefoon te kopen. Toch een van de eerste levensbehoeften tegenwoordig. Een wandeling van een uur. Terug nemen we een aluguer, een busjes waarmee je voor €1 pp meekunt, ongeacht de afstand. We gaan langs bij Hugo en Inge van de Älskling2, we kennen ze al sinds Spanje. Ze hebben met flinke snelheid een rif geraakt, met scheuren in de bodem en lekkage tot gevolg. Ze konden nog net de haven bereiken en ze zijn er direct uitgetakeld. De kiel moet er af, de bodem moet helemaal uitgefreesd worden en opnieuw gelamineerd. Een klus van zeker 6 weken. En plannen van werk gaat hier uiterst moeizaam. Het werk-ethos blijkt hier heel anders dan wij gewend zijn. Het lijkt erop neer te komen dat ze alles zelf moeten gaan doen. De materiële schade is niet het ergste. Zij moeten in augustus weer terug in België zijn en deze tegenvaller slaat een enorm gat in de mooie plannen voor de Carieb. We nodigen ze voor het avondeten uit, veel meer kunnen we niet voor ze doen.

Bij de vorige reis namen we 3 dagen voor Carriacou, nu blijven we er 2 weken. We zwemmen iedere dag meerdere keren. We maken 6 duiken met Lumba Dive; eerst even opfrissen, want de laatste duik was al weer 6 jaar geleden, maar al snel voelt het weer vertrouwd. Twee duiken per dag, en steeds een dag “vrij” ertussen, wat een luxe! De duiken zijn heerlijk. We zien prachtige koraallandschappen, duizenden vissen, ook murenes, haaien, lionfish, grote kreeften, een mega-barracuda.
We fietsen het hele eiland over. We maken een uitstapje naar “Sandy Island”, een tropische strook met palmen, prachtig snorkelen en heel romantisch om daar een nacht voor anker te liggen.


Er moet af en toe ook geklust worden. Onze 2 zonnepanelen voor op de bimini (zonnetent boven de kuip) blijken nauwelijks wat op te leveren. En het zijn nog wel verreweg de duurste panelen. Ik ben er al lang over in gesprek met de leverancier. Ik heb al veel metingen aangeleverd, maar hij wil opnieuw metingen volgens een nieuw protocol. Rond het middaguur, bij heldere hemel. Dat valt nog niet mee, gemiddeld is het weer prima, maar zon en wolken wisselen elkaar snel af en iedere dag valt er ook stevige regen. Maar het lukt uiteindelijk de metingen te doen en de gegevens op te sturen.
Aan het eind van ons verblijf komt de DanceMe de baai invaren. We kennen Liesbeth en Hans al lang en waren samen met hen in Suriname op de vijfdaagse jungletocht. Het klikt goed en we maken een afspraak voor onze laatste avond, om samen met de DanceMe en met de Älskling2 bij ons aan boord te barbecuen. Nou is het aanbod aan levensmiddelen op Carriacou zeer beperkt. Wat was Suriname dan een verademing. Er zijn maar beperkt verse groenten, en aan vlees (op kip na) is nauwelijks te komen, en dan alleen diepgevroren. We hebben gelukkig nog wat varkenshaas en een stukje biefstuk in ons vriesvakje. We lopen nog een eind richting Hillsborough, want daar had een winkel ons beloofd dat hij deze zaterdag schapenvlees zou krijgen. Helaas, niet dus, de leverancier was niet gekomen en hij neemt ook zijn telefoon niet op. De plek waar we eerder het biefstukje kochten heeft alleen nog wat worstjes. Verse vis (voor Liesbeth) is vandaag nergens te koop, we vinden wat diepvriestonijn in de supermarkt.
Natuurlijk wordt het een heel gezellige avond met de drie bemanningen, en de drie gangetjes vlees smaken uitstekend.

De volgende ochtend vertrekken we richting Grenada. Misschien stoppen we bij Ronde Island, een ankerplek die als “lunchstop” wordt aanbevolen, overnachting alleen voor de “very brave”. Het waait hard, dat deed het de afgelopen twee weken op Carriacou ook steeds. Eerst varen we nog in de beschutting van het eiland, maar op open zee staat er ruim 25 knopen wind en de golven zijn 2-3 meter. Wind en golven komen schuin van achter, daarom is het goed te doen. Al twee uur later zijn we bij Ronde Island.

De ankerplaats is net om de hoek, deels beschut voor de wind en grotendeels voor de deining. We zien meerdere schildpadden rond de boot. Ook snorkelend zien we 2 schildpadden. We kruipen met de boot nog wat verder de baai in. Onze nieuwe “forward looking sonar” komt daarbij goed van pas. Na het anker en de omgeving al snorkelend verkend te hebben besluiten we te blijven. Het is een sprookjesachtige plek. De deining die de hoek om komt is op de boot goed te hebben, maar breekt toch met veel kabaal op de dichtbije rotsen. Gelukkig schijnt de maan, zodat we het niet alleen horen, maar ook zien. We slapen prima, zijn een beetje trots bij “one of the brave te horen”. ‘s Morgens doen we nog een snorkelrondje en we maken ons op voor het laatste stukje naar Grenada.