Toch te oud om (iets nieuws) te leren?

Vanaf het paradijselijke Saline island varen we in een uurtje terug naar Tyrell Bay op Carriacou. We willen de volgende ochtend vertrekken naar Union Island. Dat is onderdeel van St. Vincent and The Grenadines, een ander land, dus we moeten eerst uitklaren op Carriacou. Vorig jaar klaarden we daar in (toen we van Suriname afkwamen), dat ging toen heel vlot. Nou, nu gaat dat anders. Er blijken al 4 wachtende booteigenaren buiten het kantoortje te zitten, de laatste zit er al 2 uur. Er mag steeds maar één kapitein tegelijk naar binnen en dan moet je langs 2 loketten: douane en immigration (paspoortcontrole) en ondanks dat iedereen het hele papierwerk al digitaal heeft opgestuurd, weet vooral de immigratieambtenaar het proces eindeloos te rekken. We splitsen op, Monique mag toch niet mee naar binnen, zij gaat nog wat kraampjes langs om wat groenten en fruit te scoren en ongeveer 3 uur later kunnen we eindelijk anker op, richting Union Island. We komen pas laat in de middag aan. We wimpelen wat plaatselijke boatboys af, die ons een meerboei willen opdringen en we laten ons anker vallen bij het plaatsje Clifton, achter het beschermende rif. Het is te laat om nog in te klaren, dat doen we de volgende ochtend. Binnen een kwartier is het gepiept.

De meeste Caribische ankerplaatsen liggen in baaien aan de westkant van de eilanden, in de luwte en beschutting van de heersende oostelijke passaatwind en de daardoor opgestuwde golven. Zo niet Clifton, dat ligt juist aan de oostzijde. De ankerplaats wordt beschermd door een bijna aaneengesloten rif. Dat maakt het spectaculair, je ziet de Atlantische oceaan voor je, de golven breken op het rif maar je ligt in vrijwel vlak water. De wind heeft wel vrij spel. Veel wind en geen golven, dat maakt het ideaal voor windsurfen, kitesurfen en wingfoilen. Normaal wemelt het hier van de kitesurfers, alleen nu even niet want er staat al dagen te weinig wind. Wij hebben het plan opgevat om hier misschien les te nemen, Monique zou wel willen leren windsurfen en ik heb mijn zinnen gezet op wingfoilen. Daarbij sta je op een soort surfplankje en je hebt een vleugelvormig zeil in je handen. Er zit een draagvleugeltje (foil) onder het board, dus bij voldoende snelheid komt het boord los van het water en zweef je als het ware. We maken kennis met Bianca, instructrice op de plaatselijke kitesurfschool, wat de grootste van de regio blijkt te zijn. Windsurfles, daar doen ze niet aan en na haar enthousiaste uitleg kiezen we samen voor kitesurfen, altijd leuk om samen iets nieuws op te pakken. Maar de benodigde wind wordt pas over een kleine week verwacht.

De sfeer op Union Island, met het kleine plaatsje Clifton en het nog kleinere Ashton is heel ontspannen. De lokale bevolking is erg laid back, zeer vriendelijk. We kennen het ook nog van onze vorige reis, we waren er in 2014 en er is gelukkig weinig veranderd. Er is een pleintje met een aantal kleine groentestalletjes, er zijn een paar winkeltjes voor levensmiddelen of t-shirts en souveniers, er zijn veel barretjes waarvan de meeste permanent gesloten lijken. Er is ook een klein vliegveld, direct aan de baai, waar alleen

kleine propellorvliegtuigjes landen. Het toerisme zit sinds Covid in het slop, er zijn nauwelijks buitenlanders op straat en de restaurantjes blijven leeg. Op een avond willen we buiten de deur eten. We kiezen voor de “tipsy turtle”, het ligt aan het pleintje en kijkt op 1 hoog mooi uit op de ankerplaats. De kaart is veelbelovend, maar als we eenmaal zitten blijkt er slechts keus uit 2 (lunch)gerechten: pasta met kip of pasta met garnalen. De pasta met kip is overigens heerlijk.
Omdat het ook de komende dagen niet gaat waaien maken we een uitstapje van 
5 dagen naar de Tobago Cays, het is maar een uur varen. Het is een natuurgebied, ongeveer 3 x 3 kilometer, met daarin 5 onbewoonde eilandjes, het geheel omgeven door een enorm rif, daarbinnen is het water vlak en ondiep. Het is luilekkerland voor zeeschildpadden en die zie je dus volop, vanaf de boot of snorkelend. Ook zien we roggen (stingrays en eaglerays) en we varen naar de bijboot naar een passage door het rif, waar we prachtige koralen en duizenden kleurrijke vissen en visjes zien. Doordat het nauwelijks waait liggen we extra rustig. Één avond laten we ons verwennen. We worden opgehaald door een watertaxi, aan het strand van een van de eilandjes is een restaurantje geïmproviseerd en we eten er heerlijke gegrilde kreeft.

Voor onze lieve vriendin Mignon, die 50 wordt, maken we aan het strand een leuk filmpje voor haar verjaardag.
Een paar dagen later liggen we weer bij Clifton en begint onze kitesurfles. Er staat nu een stevige bries. Na wat algemene uitleg gaan we met Bianca en Millar (de rubberbootcaptain) op pad. We worden afgezet in heupdiep water en daar leren we eerst om de kite (vlieger) recht boven ons te houden, daarna sturen we er kleine achtjes mee en aan het eind van de ochtend laten we ons door de vlieger min of meer gecontroleerd door het water slepen. Allemaal nog zonder board. Soms dondert de kite met veel lawaai in het water en mij lukt het ook om hem dan weer te lanceren. Als zeiler met gevoel voor wind is deze fase voor mij goed te doen. De volgende dag varen we eerst naar een ander gebied, waar het water wat dieper is. Liggend op je rug in het water, de kite in de lucht boven je, schuift Bianca het board (vergelijk het met een snowboard) naar je toe. Terwijl je met een hand de vlieger stabiel boven je probeert te houden, moet je vervolgens proberen met je andere hand het board te pakken, het te kantelen en je voeten in de twee beugels te wurmen. En dan komt de grote uitdaging. Je ligt dus op je rug, je benen sterk gebogen, gehurkt als het ware, het board op zijn kant. Vervolgens moet je de vlieger naar een kant laten duiken, waardoor die aan je harnas gaat trekken, je laat je lichaam tot boven het board kantelen en dan gáán met die banaan. Nu is Monique ineens in het voordeel; door haar paddleboard ervaring heeft ze veel meer “boardgevoel” en zij komt veel makkelijker boven het board dan ik. Dit proces, het leren “starten” neemt meerdere ochtenden in beslag. Zelf vinden we dat het langzaam gaat, maar Bianca is reuze enthousiast, we zijn “very fast pupils” en ik ben trouwens haar oudste ooit. Op dag 4 (het zijn lessen van 3 uur) maakt Monique al een paar mooie starts en weet ze ook al zo’n tweehonderd meter te “riden”. Mij lukt het steeds vaker om op de plank te komen en ik maak ook al twee keer een korte ride. Maar veel starts mislukken nog. Bij de laatste van de ochtend ben ik eigenlijk al te moe. Ik word gelanceerd en val ongelukkig, waarbij ik een heftige pijn in mijn linker flank voel, onder de gordel die om je middel zit en waaraan de kite bevestigd is. Ik heb een rib gekneusd of gebroken. Sommige houdingen en bewegingen zijn zo pijnlijk dat we besluiten een dag pauze in te lassen. Staan, zitten en liggen gaat gelukkig wel goed.
Op woensdag is onze 5e en laatste les. Ik wil het graag proberen, ondanks dat ik nog flink pijn heb. Vol goede moed varen we naar de surfplek, maar zodra ik de gordel aansnoer weet ik dat het niet zal gaan. Privéles voor Monique dus. En hoe! Vrijwel iedere start is raak. En na de start krijgt ze de kite goed onder controle. De runs worden niet meer beëindigd door een val, maar door gecontroleerde stops omdat ze de wal nadert. Een feest om te zien, ik ben supertrots. Helaas hebben we er geen beelden van, want op dag vier lieten we de camera bewust thuis en op dag 5 bleek de accu leeg. Het was een erg leuke ervaring en zeker voor herhaling vatbaar.

Na het kite-avontuur zijn we doorgevaren naar Mayreau. In 2014 waren we daar ook, we vierden oud en nieuw op het strand en bij datzelfde strand liggen we nu weer. We lopen het hele eiland(je) over en lunchen bij een strandtend aan de oostzijde, met uitzicht op de Tobago Cays. In Nederland is er ijspret; hier is het dertig graden in de schaduw, in zee ook nog 29 graden.

Voor kerst doen we onszelf een upgrade cadeau, we gaan een paar dagen naar een Jachthaven. Die zijn hier dun gezaaid, maar op Canouan is er een, de Sandy Lane Marina. Een lange smalle strook water, een kade aan één kant, alle ligplaatsen aan de kade. Oh ja, een aparte hoek met lange kades voor superjachten. Superchique uitstraling, personeel in uniform, hoge prijzen, vreemde regels zoals een verbod op het te drogen hangen van kleding aan de zeereling. Je mag wel voor US15 een droger gebruiken. 2 restaurants en een “crews-bar”, de eerste twee met krankzinnige prijzen (voor de eigenaren en gasten van de dure jachten) de laatste met betaalbare biertjes en hapjes voor de crews van de superjachten. Maar we liggen er heerlijk, de boot rolt niet op de golven, we liggen beschut tegen de harde wind, alleen de landende en opstijgende privéjets zorgen af en toe voor geluidsoverlast.

Er is zoet water in overvloed, dus we spoelen de boot ruim af en we vullen de watertanks bij. Een van de restaurants heeft een zoetwaterzwembad, consumptie niet verplicht, we maken er meerdere keren gebruik van. Er is een deli/supermarkt, gerund door Fransozen, bedoeld voor de superjachten, waar onwaarschijnlijk veel te krijgen is zoals Franse kazen en wijn (vele honderden euro’s per fles), allerlei soorten vers vlees (zien we verder nergens in de Carieb), kaviaar, eetbare bloemetjes, een prachtige groenten collectie, zelfs spruiten. En dat alles belachelijk hoog geprijsd! Normaal gesproken niets voor ons, maar nu zien we ineens mogelijkheden voor ons kerstdiner en we kiezen mooi vlees voor op de barbecue en 4 Franse kaasjes. Er liggen nauwelijks boten in de marina, we vieren de kerst knus met z’n tweeën, kuip en kajuit verlicht met honderd lichtjes, jullie kennen Monique toch?

Na 3 nachten hebben we het wel weer gezien. We willen graag verder en denken eraan om oud en nieuw in Bequia te gaan vieren, een levendig eiland met een grote baai waar doorgaans veel jachten samenkomen. Een uur of 4 varen. Maar de omstandigheden blijken buiten veel pittiger dan verwacht. Zeer harde wind en nog hardere vlagen, onaangename golven. We besluiten weer naar het eiland te varen, niet terug naar de marina, maar naar een baai iets ten noorden daarvan. Daar liggen we 2 nachten. Er komen forse valwinden over het eiland heen rollen, stormkracht over het dek, terwijl het op 20 meter hoogte (de masttop met de windmeter) krap windkracht 3 is. Maar het water is vlak en het bevalt prima. Met de bijboot naar de kant (er is een dinghy-steiger bij een 5 sterren hotel), de bijboot mag blijven liggen als we wel even wat nuttigen (kop koffie $6 US). Monique heeft een mooie wandeling op het eiland in gedachten, maar na een half uur lopen stuiten we op een slagboom. Ruim driekwart van het eiland blijkt privébezit, het hele noorden inclusief kustlijnen, grofweg 4 x 4 km, met resorts, een 18 holes golfbaan en privé-residenties voor de rich and famous, een groot hek en slagbomen ervoor, je mag er alleen door als je een afspraak hebt. De jachthaven waar wij lagen, met wat villa’s erbij en de 3 genoemde restaurants is ook privé inclusief hek en slagboom. Alleen het middengedeelte van het eiland is vrij toegankelijk. Het contrast met de welvaart achter de hekken is schrijnend.
Na twee nachten op de ankerplek lijken de omstandigheden wat beter. Het begin van de tocht naar Bequia is toch spannend door de valwinden en onstuimige zee. Maar eenmaal vrij van het eiland varen we lekker, hoog aan de wind bij windkracht 5. We varen samen op met de Bries, een Nederlands jacht met een gezin met 2 volwassen kinderen. 
En Bequia is nog steeds leuk. Er liggen hier naar schatting 100 jachten. Aan de wal zijn er tientallen restaurantjes en winkeltjes. Tegen de heuvels liggen veel pastelkleurige huizen. Er liggen een paar Nederlandse boten, daar gaan we zo maar eens kennis mee maken.


Langzaam noordwaarts

Is het echt alweer twee en halve week geleden dat Pieter het vorige verhaal schreef? De tijd is voorbij gevlogen. Betekent vooral dat we het naar onze zin hebben gehad.

Op het moment dat ik dit zit te typen, liggen we voor anker bij het eiland Carriacou. We zien de golven kapot breken op het rif. Links en rechts van ons turquoise gekleurd water, met ertussen in een diep donkerblauwe strook, daar waar het diep is. Eilandjes om ons heen, klassiek beeld van witte strandjes met palmbomen, verder verlaten. Af en toe een schildpad naast de boot die nieuwsgierig z’n koppie naar ons wendt en vervolgens weer naar de diepte duikt. Zonnetje erbij, een enkel wolkje aan de lucht. En wijzelf? Nog aan het opdrogen van een rondje snorkelen met de schildpadden in de baai. Kortom: soort van paradijs!

Met weemoed denken we terug aan die heerlijke tijd op Tobago. Wat hadden we een mooie dag, samen met Karin en Erik, toen we met een huurauto het eiland rondreden, met als hoogtepunt het bezoek aan het hummingbird-paradijs; een plek waar honderden kleine kolibries in verschillende soorten op af kwamen, gelokt met suikerwater, aangeboden via nepbloemetjes. Ze zijn zo vlug als water en het bleek nog een hele kunst om er mooie foto’s van te maken. 

We hadden in het dorpje Speyside een aardige duikinstructeur ontmoet, Spencer, geboren en getogen op Tobago. We zijn met hem een dagje gaan duiken bij Little Tobago en Goat-island: twee prachtige duiken, waarbij we naast talloze dieren het grootste hersenkoraal ter wereld hebben gezien. Het koraal zag er gezond uit, kleurrijk en vol leven; een veel mooiere ervaring dan bij de eerste duiken. Hier komen we in de toekomst graag nog een keer terug in een beter duikseizoen.

Het is nog volop regenseizoen, iets waar we van tevoren helemaal niet goed over hadden nagedacht. Blijkbaar wordt pas vanaf december de drogere tijd aangekondigd. Dat betekent dus regelmatig een dikke tropische bui, maar ook vaak gestage regen uit een grijs wolkendek. Het teakdek heeft het er maar moeilijk mee, al die vochtigheid: de schimmelplekken worden weer zichtbaar. Wijzelf vinden het ook niet altijd een feest. Tuurlijk, soms voelt het lekker knus met de regen die op het dak tikt terwijl ik binnen een cake bak of een naaiklusje verricht. Maar soms worden we ook gek van het gevoel opgesloten te zitten in de warme vochtige buitentent en willen we de verkoelende wind voelen. Maar de luiken zitten potdicht en de atmosfeer binnen is klam en broeierig. Laat de drogere tijd maar snel komen. Tussen de buien door doen we leuke dingen. We wandelen heel wat af, of spelen tennis op het strandje van Pirates Bay. We kijken samen met andere crews naar het voetbal en zijn vaak eind van de middag in ons stamcafé te vinden voor een ijskoud biertje. We huren nog een dag een auto waarmee we heel het eiland rondrijden en de indrukwekkende Argyll watervallen mee bezoeken. Pas op de laatste dag ontdekken we de prachtige bibliotheek van het dorp, waar de airco aanstaat, prima stoelen en tafels staan en waar het fijn vertoeven is: die plek had ik graag eerder ontdekt, even weg van de schommelende boot naar een rustige plek met goede wifi. Volgende keer!

Op 1 van de regenachtige dagen denken we na over ons plan voor komende tijd. Eigenlijk willen we graag voordat de drukte van de ARC begint (een grote rally van boten die ongeveer tegelijk de Atlantische oceaan oversteekt en die begin december aan gaat komen) van de Tobago Cays genieten, dus besluiten we weer op pad te gaan. Iets anders waar we onze gedachten over laten gaan, is de plek waar we komend orkaanseizoen met de boot gaan liggen. Misschien toch maar niet naar Curaçao, zoals we eerst van plan waren, maar mogelijk toch weer terug naar Trinidad, waar we zo tevreden over waren. Als we dat zouden doen, dan kunnen we in april nog terugkomen naar lovely Tobago, niet alleen om te duiken, maar ook om de imposante leatherback schildpadden het strand op te zien kruipen om hun eieren te leggen. Hmmmm, iets om serieus over na te denken…

Op donderdag in alle vroegte zijn Marelief en Offspring vertrokken, de twee boten waar we het zo gezellig mee hebben gehad. We komen de regenachtige dag door, met een beetje een ontheemd gevoel. We klaren zelf ook uit, een heel gedoe in Charlotteville, vooral omdat de immigration-officer speciaal voor ons vanuit de hoofdstad Scarborough anderhalf uur moet rijden over een vreselijke bochtige en heuvelachtige weg, en dat alleen maar om een stempel in onze paspoorten te zetten. Lastig om je daar niet bezwaard bij te voelen.

Vrijdag varen we om 3 uur ‘s nachts op de motor weg van dit heerlijke eiland. Na twee uur kan de motor uit en we leggen de tocht naar Granada, Prickly Bay, zeilend af. Om 17 uur liggen we voor anker en het aankomstbiertje valt samen met de sunset, perfect getimed.

En dan begint er een nieuw hoofdstuk. Kleurrijk Grenada, waar we het vorig jaar al zo goed hadden. Gaat dat nu weer lukken, nu we niet omringd zijn door zoveel leuke boten als toen? Het blijkt geen enkel probleem te zijn! We hebben twee belangrijke redenen om hierheen te komen. De eerste is de aanschaf van een nieuwe buitenboordmotor. Die hebben we een half jaar geleden al besteld en kunnen we nu ophalen in de winkel.

De tweede reden is dat we hier onze oude buitenboordmotor makkelijk hopen te verkopen. En dat lukt meteen! Op Grenada is het dagelijkse marifoon-radionetje om half acht in de ochtend, te volgen vanuit de meeste baaien. Daarop melden alle nieuwkomers zich en je kunt horen wat er allemaal te doen is op het eiland. Ook kun je melden als je iets in de verkoop hebt. Pieter meldt zich meteen de eerste ochtend even en noemt de verkoop van ons motortje. Meteen na het netje meldt de Uruguayaan Gustavo zich, hij vindt het een prima deal. Als we twee dagen later naar Woburn Bay varen, waar hij ook ligt, vindt de overdracht plaats die uitmondt in een heel gezellige borrel bij ons aan boord waarbij er veel wordt gelachen bij het uitwisselen van zeilervaringen. We leren de Amerikaanse boot VIS kennen waarop twee leuke Nederlanders wonen, Joren en Simone. Ook gaan we langs bij Shady Lady uit Scheveningen, waar David en Chrissi ons meteen aan boord vragen voor een sundowner; zij reizen al 28 jaar de wereld over, wat een lieve mensen!

We kijken voetbal in verschillende barretjes, waar we steeds weer andere mensen ontmoeten. Sport verbroedert! Wel even spannend om NL-VS te kijken in the Brewery, tussen de vele Amerikanen die hier soort van permanent op hun catamarans wonen. Maar het ging goed, ondanks onze magistrale overwinning, we kregen zelfs oprechte felicitaties! We doen mee met de Hash, het wekelijkse wandelfestijn, steeds op een andere plek op dit prachtige eiland. We zwemmen, snorkelen en SUP-pen. We maken een wandeling naar Hog-island. We gaan naar een steelband luisteren. We brengen de was weg; laten gasfles en duikfles vullen; tanken benzine voor ons nieuwe buitenboord motortje. We kopen bij verschillende lokale tentjes langs de weg onze fruit en groenten. Ontbijt bestaat uit muesli, zelfgemaakte yoghurt en daarbovenop in wisselende combinaties verse ananas, papaya, banaan, passievrucht, mango, verse kokos, carambola. Vriend Thomas zou zeggen: poor sailors 🙂

Als uitsmijter besluiten we op zondag naar een concert te gaan: Christmas Carols bij Candlelights. Hier in de Carieb is alles sinds begin november al in kerstsfeer. Overal zijn kerstliedjes te horen en zijn kerstbomen en andere versiering opgetuigd. Dit kerstfestival op 4 december is dus heel gewoon.

En het blijkt een enorm succes te zijn. Bij Quarantine Point komen meer dan 2000 mensen bijeen op een groot grasveld, de meesten in het wit gekleed, in het kader van White Christmas, een leuke draai die ze aan dit begrip geven bij dertig graden. Er is van alles te eten en drinken, er is een enorm lichtspektakel. Voor jong en oud is er vertier maar het belangrijkste is de grote show op een podium waar meer dan 20 artiesten optreden, allemaal lokale grootheden, die in witte (glitter)kostuums het een na het andere kerst-rocknummer ten gehore brengen, onder begeleiding van een vette band en achtergrondkoortje. Daarna een groots vuurwerk boven op de heuvel. Tevreden fietsen we naar onze bijboot terug, blij dit lokale feest te hebben meegemaakt. Na zoveel nieuwe leuke ervaringen op Grenada, vinden we het tijd om verder te gaan, vooral door het weer ingegeven. Maandag 5 december zeilen we naar Carriacou, waar we heel de dag mee bezig zijn, zo’n 40 zeemijl noordelijker. We kunnen ruim tweederde van de reis zeilen, wat een meevaller is gezien de zwakke wind. Leuk om ons anker weer in Tyrrel bay te laten vallen, vlak bij het mangrovegebied. We liggen er prima beschut en slapen als rozen, weer 9 uur aan een stuk; thuis halen we met moeite de zeven uur nachtrust, aan boord zonder wekker halen we met gemak de negen uur. Is het het buitenleven wat zo vermoeid maakt? Of plegen we thuis structureel roofbouw op onszelf door slaap onvoldoende prioriteit te geven? Hmmm, ik vrees het laatste. Wat helpt is dat hier geen verslavende talkshows op TV zijn, waar we naar blijven kijken. Vaak gaat rond negen uur-half tien ons figuurlijk lichtje al uit, en staan we ’s ochtends met het eerste daglicht rond 6 uur alweer op, prima ritme.

Inmiddels liggen we weer op een andere plek, dat paradijselijk plekje waar ik aan het begin al over schreef. De nacht is net gevallen, we genoten zojuist van een prachtige sunset op deze bijzondere plek. De bijna volle maan verlicht de baai, waar we met zo’n 8 schepen in totaal liggen. Voor dit deel van de Carieb is dat betrekkelijk rustig. Dat was namelijk best even wennen, na relaxed Tobago waar we steeds vrijwel alleen in de baaien lagen, met maximaal 2 of 3 andere boten. Bij aankomst van Grenada moesten we even slikken, toen we al die volle baaien zagen gevuld met talloze rompen en masten. Ongelooflijk, dat verschil, terwijl het maar 1 lange dagtocht van elkaar verwijderd is. Heerlijk te weten dat dat soort rustige pareltjes nog bestaan, maar de drukke gezelligheid waar we ons vanaf nu weer in hebben gestort, heeft ook veel voordelen: we gaan er het beste uithalen!