We liggen nu een week in de haven van El Hierro, Puerto de Estaca. Zoals we eerder schreven ligt de haven prachtig, onder aan een hoge rotswand. De jachthaven is keurig, is nog maar een paar jaar oud, maar hij is niet af en waarschijnlijk blijft dat ook zo. Er zijn mooie beveiligde hekken voor de pontoons, maar de hekken staan al 2 jaar open, omdat de toegangspasjes niet goed genoeg werken. Van de toiletgebouwen is er maar één in gebruik en het hok met de wasmachines blijft op slot. Maar er is walstroom en water op de pontoons, dus daarmee komen we een heel eind. Het is ook de haven waar de ferry vanaf Tenerife aankomt en vertrekt. Behalve de vertrekhal van de ferry met een klein cafetaria en het kantoor van de enige havenpolitie-diender is hier verder niets. Het dichtstbijzijnde stadje, teven het hoofdstadje, Villa de Valverde, ligt bovenaan de eerdergenoemde rotswand, en dat is 500 meter hoger. Niet handig voor de boodschappen. Ongeveer tweemaal per dag gaat er een bus. Tja, we missen La Gomera, waar het haventje direct aan de hoofdstad lag, met de bakker, de supermarkt en de gezellige cafeetjes op loopafstand.
Natuurlijk hebben we eten genoeg aan boord, waaronder de zelfgevangen tonijn, dus we komen niets te kort. De eerste dagen zorgen we voor de boot, we zwemmen vanaf het zwarte strandje net buiten de haven, we maken een fietstocht langs de kust en we genieten van het mooie weer. We bakken ons eerste brood met de bakmachine, een succes! De overbrenging (homokineet) tussen schroefas en keerkoppeling sproeit vet. Het lukt me dit (voorlopig?) te repareren, helaas ten koste van een aantal nare vetvlekken op mijn kleren. Ja, die had ik natuurlijk eerst uit moeten doen! We regelen een huurauto, waarmee we in drie dagen het hele eiland verkennen. Het woord wat het meest in me opkomt is sprookjesachtig.
Net als in La Gomera wordt het hoogste deel van het eiland voor een groot deel ingenomen door nevelwoud met bovenin laurierbomen en lager pijnbomen. Maar het is hier nóg groener, de lagen mos op de bomen zijn nog dikker en feller gekleurd, waardoor het lijkt alsof de bomen dikke truien aan hebben van bijna fluorescerend groen. Elk moment kan er een kabouter tevoorschijn komen. In de pijnbossen staan de bomen relatief ver uit elkaar en groeit er verder niets op de bodem, die bedekt is met een dikke laag dennennaalden. Je ziet de feeën haast dansen. Het palet aan kleuren van het vulkanisch gesteente is indrukwekkend, de trollen kunnen nooit ver weg zijn.
In het noordwesten is een bos dat bestaat uit jeneverbesbomen, waarvan de kruinen, door de voortdurende geseling van de passaatwind, volledig opzij staan.
Ook dit eiland is door vulkanisme ontstaan. We bezoeken het bezoekerscentrum, waar o.a. een video wordt vertoond van de onderzeese uitbarstingen in 2011/2012, slechts enkele kilometers uit de kust.
De laatste autodag trakteren we onszelf op een lunch in een prachtige Mirador met uitzicht op El Golfo, waar een deel van het eiland ongeveer 600.000 jaar geleden in zee verdween, waarna er een uitgestrekte zeer vruchtbare laagvlakte overbleef. Er wordt hier van alles verbouwd, vooral de ananas wordt geëxporteerd.
Ondertussen houden we het weer nauwlettend in de gaten. We willen graag een nieuwe stap zetten, Europa achter ons laten, door naar de KaapVerden te varen. Maar er staat steeds teveel wind naar onze zin. Gisteren, maandag, hakten we de knoop in principe door, om vandaag te vertrekken. Dus we deden met de auto de laatste inkopen en maakten de boot klaar en Monique kookte al vast een paar maaltijden om later op te warmen. Maar vanochtend zag het er toch weer een stuk minder goed uit en nu lijkt het beter nog een dag of twee of drie te wachten. We hebben geen haast en we krijgen liever geen 35 knopen wind om onze oren, al komt die van achteren.
Even schakelen dus, de boot en wij weer terug in de relax-stand. Hee, hebben we ineens 2 dagen “over”! We pakken de klussenlijst er maar weer bij.