Op naar blauw water

We zijn klaar om te gaan, te vertrekken uit Suriname. We zijn al uitgeklaard, hebben de negatieve uitslag van de antigeentest van vandaag op zak (een voorwaarde om elders aan te mogen komen) en de boodschappen zijn gedaan. Zo meteen nog een gezellig afscheidsetentje met onze vrienden van de DanceMe en morgen als het tij bijna gaat keren en het water naar zee gaat stromen, dan varen we hier weg, weg bij Marina Waterland, waar we het heel fijn hebben gehad, maar waar het nu helemaal vol ligt met schepen, waardoor we steeds meer toe zijn aan rust en lekker vrij weer voor anker te liggen, bij voorkeur op azuurblauw water. Want die bruine Surinamerivier, die zijn we na 7 weken ook wel zat! We kijken ernaar uit om over een dag of vijf lekker te gaan snorkelen in helder water! 

We kijken met ongelooflijk veel plezier terug op de afgelopen tijd, Suriname en z’n bevolking hebben een diepe indruk op ons gemaakt.  Wat hebben we hier veel ondernomen, wat hebben we veel gezien en geleerd, wat hebben we veel praatjes gemaakt met verschillende mensen waardoor de bevolking met z’n verhalen echt tot leven is gekomen. Een enorm groot voordeel is toch, dat we hier in onze eigen moedertaal terecht kunnen, vrijwel iedereen in dit land spreekt Nederlands! 

We hebben uiteindelijk 8 keer een rondje gegolfd en vrijwel dagelijks gezwommen in de rivier. We hebben 11 keer niet thuis geslapen aan boord, omdat we in de jungle zaten of verbleven op plantages. We hebben genoten van een mooie stadswandeling met gids, waardoor we de kans hadden de synagoge van binnen te bezichtigen. De grote houten kathedraal is echt een bezienswaardigheid. We hebben vele markten bezocht en daarbij veel hapjes geproefd uit verschillende keukens. We hebben meerdere plantages bezocht, zoals Peperpot, Frederiksdorp, Mariënberg. Verblijf op Peperpot vonden we het allerfijnst, mede dankzij hun heerlijk bibliotheek vol boeken over Suriname en gerelateerde onderwerpen. Het net geopende verhalenmuseum van Fredriksdorp was een feestje. Voor liefhebbers, zie www.geheugenvancommewijne.sr. De vlindertuin in Lelydorp was ook het bezoeken waard; nooit gedacht dat het exporteren van vlinderpoppen over heel de wereld een serieuze business was. Nou, hier weten ze hoe dat moet en wat er allemaal bij komt kijken. 

Met alle crews van de haven zijn we een keer uitgegaan in Paramaribo om te luisteren naar livemuziek bij café De Dijck. Natuurlijk was er ook onderling veel aanloop, meerdere keren samen gegeten met andere zeilers, heel wat borreltjes gedronken. Leuk om de mensen van Offspring en Windbreker te leren kennen, we genieten ervan als er meteen die fijne klik is. 

Toen we aankwamen in Suriname, was het prachtig weer; de zon scheen uitbundig, ohhh, wat was het warm aan boord. Maar de laatste weken overheerst de regen en dan ontstaat er zo’n vochtig klimaat, waar we ons niet echt lekker meer bij voelen. De ontvochtiger draait overuren als we op pad zijn, en tussen de buien door proberen we zoveel mogelijk te luchten als we aan boord zijn.  

Iets anders wat we minder leuk vinden in dit land, is het ambtelijk apparaat. Tjonge jonge, die hele exercitie rond de rijtoestemmingsverklaring, we zouden er bijna een boek over kunnen schrijven. Waar we bij ons even de ANWB inlopen en een kwartiertje later een internationaal rijbewijs op zak hebben, duurt zoiets hier meer dan een maand, vijf keer een bezoek aan het politiebureau, heel lang wachten in allerlei rijen en dan ook nog eens de confrontatie met onaardige, commanderende medewerkers die het woord service niet in hun woordenboek hebben staan. Waar bij ons in Nederland iedereen binnen een organisatie zijn best wil doen voor een klant, zeker als er iets niet goed is gegaan, iedereen de bereidwillendheid heeft om te helpen en om een probleem op te willen lossen, is die attitude hier soms ver te zoeken. Kom je bij de vreemdelingendienst, omdat je een stempel in je paspoort nodig hebt omdat je hier al een maand bent en je verblijf wilt verlengen, en als je dan eindelijk het juiste armetierige loketje hebt gevonden, zit daar een onvriendelijk dame onderuitgezakt op een stoel achter een met plastic dichtgeplakt raam wegens Covid met onderaan een kier van nog geen 10 cm. Daardoorheen roep je wat je nodig hebt. Paspoorten graag, is het antwoord. De eerste die Pieter erdoorheen schuift, glijdt netjes naar voren in haar richting. De tweede kiept net over de rand naar beneden en blijft daar staan. Dan zegt ze: als je die daar neer legt, dan kan ik er niet bij…… pffffffff, denken wij dan, steek je arm dan uit! Gelukkig is het merendeel van de bevolking vriendelijk en vrolijk en hebben we gelukkig niet al teveel te maken gehad met de bureaucratie van dit land. Maar het is wel 1 van de dingen, waardoor we tegen elkaar zeggen: we zijn er wel klaar voor om weer verder te gaan. Onze volgende stop wordt waarschijnlijk Carriacou, het eiland wat boven Grenada ligt, waar we mooie herinneringen aan hebben van de vorige reis. Als we daar over een kleine week zijn, ingeklaard hebben en de eerste snorkelsessies achter de rug hebben, dan gaan we op zoek naar een duikschool: samen met een instructeur die vaardigheid weer eens oppoetsen, om daarna lekker te gaan genieten van het onderwaterleven. Blue waters, here we come! 

Culturele marron trektocht

“Sorry, oponthoud!” appt Randy ons, met daarbij een foto van het busje van Orange Tours met een lekke achterband. Hij zou ons samen met Hans en Liesbeth rond 9.30 komen oppikken. We kennen Hans en Liesbeth al sinds de ria’s van Galicië. Het is de Vlaamse bemanning van de DanceMe, een Breehorn41. We zijn elkaar de afgelopen maanden al een paar keer tegengekomen en we hebben al heel wat avonden gedeeld. Ze zijn nu, 3 weken na ons, in Suriname aangekomen. We hebben samen bij Orange Tours een 5-daagde reis geboekt naar de jungle, een tocht langs 3 stops aan de Boven-Suriname-rivier met aandacht voor natuur en cultuur. Randy zal daarbij onze gids zijn. Met een busje zullen we eerst een kleine 200 km naar het zuiden rijden, langs het Brokopondomeer  tot Atjoni, waar de weg ophoudt. Vandaar volgt een boottocht van zo’n 4 uur naar Kumalu, onze eerste en verst gelegen pleisterplaats. Het lukt blijkbaar niet om het wiel te wisselen en er moet een nieuw busje komen. Meer dan een uur vertraging. Wij hebben meteen stress, straks missen we do boot! Maar Randy neemt onze zorgen meteen weg, de bootsman had al gemeld dat ook hij vertraging had en er wordt op ons gewacht, ook al is het een lijnboot. No spang!

Het eerste stuk van de reis kennen we al, van toen we enkele weken geleden met Wim naar Kninipaati gingen. Dus eerst 200 km naar het zuiden, langs het stuwmeer, en dan naar Atjoni, waar de rivierboten vertrekken. 

Bij deze reis is gekozen voor vervoer per lijndienst. Geen privévervoer dus, zoals naar de luxere resorts zoals Kninipaatie, maar samen met andere personen (en hun vracht), met stops bij een aantal dorpen langs de route. Dat maakt de tocht extra leuk. Je geniet niet alleen van het varen over de rivier, de prachtige natuur, de behendigheid van de bootsmannen, maar ook van de korte stops bij de dorpjes, waar altijd vrouwen aan het wassen zijn, kinderen aan het spelen, mannen aan het vissen. Het zijn kleurrijke taferelen en de tijd vliegt. De bootsman weet precies waar alle gevaren onder water liggen en vaart met zo’n 40 km/u kriskras over de rivier. Net voor de avond valt, meren we af bij Kumalu Dream Island. Die naam paste er misschien vroeger goed bij, maar inmiddels is de lodge in faciliteiten en luxe wel door een aantal andere voorbijgestreefd. Het blijkt zeker geen luxe resort, maar we waren voor deze tour ook nadrukkelijk niet uit op luxe. De cabana’s zijn eenvoudig, wel netjes en schoon. We worden welkom geheten door Romano, de beheerder.  Er is geen personeel wat voor ons kookt, maar Randy blijkt een uitstekende fourageur en kok. Afwassen gebeurt door de gasten, door ons dus. Romano haalt in de regen voor ons wat koude djogo’s (literflessen parbobier) aan de overkant van de rivier. Ondanks de dunne matras slapen we als rozen. 

De volgende ochtend maken we een wandeling door “het bos” (jungle), naar de “Ananasberg” (lees: -heuvel). Romano gidst ons erheen. Hij is weinig spraakzaam, maar Randy weet veel te vertellen over de planten en bomen die we tegenkomen. Hij studeerde “bosbouw en toerisme”. Na ruim een uur beginnen we aan het klimmetje. Het hoogteverschil is maar zo’n 40 meter, maar het landschap is totaal anders, heel open. We zien vele wilde ananassen, cactussen en we hebben een prachtig uitzicht over het dak van het oerwoud. De ananassen die Romano oogst smaken heerlijk. 

Randy overtreft zich bij het maken van de lunch. Hij had het ‘s morgens al voorbereid en het staat binnen een half uur op tafel. Soproso (een soort bittere aubergine) gevuld met visgehakt. Javaans Surinaams voor gevorderden. ‘s Middags bezoeken we per koraal de plaatselijke top-attractie, de Tapawatra watervallen. Over de hele breedte van de rivier, ik schat zo’n 200 meter, valt het water een kleine 3 meter naar beneden. Dat lijkt niet veel, maar de kracht, spektakel en het geluid zijn indrukwekkend. Door het warme water kun je er heerlijk een uur in zitten, als je ervoor zorgt dat je niet wordt meegesleurd. ‘s Avonds genieten we opnieuw van chef-kok Randy en we doen met plezier met z’n vieren de afwas. 

De volgende ochtend gaat de wekker om 5.45. De lijnboot pikt ons om 6.30 op en bij het eerste licht varen we de rivier af richting Botopas, onze tweede lodge. We genieten opnieuw van de tocht over het water, het passeren van de sula’s (stroomversnellingen), een overvliegende toekan en een paar ijsvogels, de altijd maar wassende vrouwen aan de waterkant. Bij aankomst staat het ontbijt voor ons klaar. 

Botopasi blijkt in alle opzichten een flinke upgrade ivm het vorige verblijf. Alles is spic en span, de cabana’s liggen prachtig verhoogd met een eigen balkon met uitzicht op de rivier, de bedden zijn zeer comfortabel. Er wordt heerlijk voor ons gekookt en de afwas wordt door de vriendelijke lokale Marron-medewerkers voor ons gedaan. Wat een luxe!

In de ochtend maken we een korte boottocht en wandeling naar het Saamaka museum. Er is een openluchtgedeelte waar traditionele hutten zijn gebouwd en een binnen-tentoonstelling. We leren weer verder bij over de Samarakkaanse cultuur. 

‘s Middags regelt Randy nog een wandeling naar het nabijgelegen dorp Futuna Kaba onder leiding van meneer Man, de eigenaar van de Botopasi lodge. We nemen een kijkje bij de medische post, we spreken met een onderwijzeres van de plaatselijke basisschool. We ontmoeten de kapitein van het dorp die tevens de lokale apostel is en we bezoeken de medicijnman bij zijn huis. Ondertussen wandelen we tussen de huizen door, zien bijzondere vruchten en bloemen en proberen een pompelmoes op ons hoofd te laten balanceren. Dat laatste blijkt niet eens zo makkelijk, een paar passen ermee zetten is al een opgave, terwijl onze gids met de vrucht op zijn hoofd kan lachen en dansen. Dit vergt blijkbaar jaren van oefening.

Ook tijdens deze activiteit blijft het droog. We hebben het geluk dat de meeste buien (en dat zijn er heel wat) ‘s nachts vallen, of als we onder een afdak zitten te eten of te parberen. Randy lijkt zelfs het weer gedeeltelijk naar zijn hand te kunnen zetten.

De gids van de middagwandeling blijkt ook actief te zijn als masseur. Volgens Randy is het een belevenis. Voor het geld hoef je het niet te laten, SRD100 (zo’n €4.50) per persoon. Liesbeth, Hans en Monique melden zich meteen aan. Ikzelf ben niet zo’n liefhebber, en nadat meneer Man informeert of iedereen wel pijnstillers bij zich heeft voor na de massage, weet ik het zeker: ik pas. ‘s Avonds zie ik ze een voor een uit de massage-hut komen. Randy glimlacht, maar bij de anderen zie ik blikken die uiteenlopen van verbazing tot opluchting. “Hij heeft wel heel sterke duimen”, zegt Hans, “Kijk eens naar die blauwe plekken”, zegt Liesbeth, “Ik vroeg hem bijna te stoppen” zucht Monique, en allemaal maken ze voorzichtige bewegingen met hun nek, alsof ze net een whiplash hebben doorgemaakt. “Ja, dat is zijn specialiteit”, zegt Randy, “om de nek eens flink te kraken”.

Ook ‘s avonds is het uitzicht op de rivier prachtig, we delen samen een fles meegebrachte wijn en we slapen heerlijk op de prima bedden. De volgende ochtend is het ontbijt wat laat en de boot wat vroeg, waardoor we met een boterham in de hand op weg gaan naar onze laatste logeerplek. Na een uurtje stroomafwaarts komen we aan bij het dorpje Jaw Jaw. Het is een gemengd traditioneel/christelijk Marrondorp. Dit keer verblijven we echt ín het dorp. Belé, hier geboren en als kind opgegroeid, is na 18 jaar verblijf in Nederland weer naar zijn roots teruggekeerd. Hij heeft aan de rand van het dorp, naast de huizen van zijn gezin, een vijftal traditionele huisjes/hutten gebouwd, die hij verhuurt. Het principe is dat je woont in het dorp, er deel van uitmaakt en meemaakt wat er in het dorp gebeurt. Zo was er een paar dagen eerder een doopplechtigheid van een aantal kinderen, waar de gasten bij werden uitgenodigd. Als er gefeest wordt, feest je mee en als er gerouwd wordt, rouw je mee, al is een rouwperiode in de Marrongemeenschap ook vooral feest.

Vandaag gaat Betsy, een van de vele nichten van Belé, cassave oogsten, verwerken en uiteindelijk cassavebrood bakken. We worden uitgenodigd mee te gaan en te helpen. We lopen mee naar het kostgrondje, het stukje grond (omgehakt en platgebrand oerwoud) buiten het dorp waar haar familie groenten en fruit verbouwt. Onder haar toeziend oog wrikken we de wortels van 2 cassaveplanten uit de grond. We hebben een kruiwagen vol. Vervolgens moeten de knollen gewassen en geschild worden. Vele handen maken licht werk. Raspen gebeurde vroeger met de hand, maar Betsy heeft zelf een benzine-aangedreven rasp die nog het meest lijkt op een hakselaar voor takken. Het resultaat is een flinke kuip vol cassavepap. Dit moet nu geperst worden. Hiervoor belt ze een dorpsgenoot. De geraspte cassave gaat in een grote cilinder, een krik zorgt voor de druk en zo wordt het vocht eruit geperst. We zien dat de man-met-de-pers 50 SRD (€2.25) ontvangt voor een uur werk. De cassave komt in samengeperste brokken uit de pers, die vervolgens moeten drogen boven een houtgestookt vuurtje. Na twee uur worden we weer opgetrommeld, de cassave moet nu gestampt worden tot cassavemeel. Dit gebeurt met de hand, met een grote, zware houten stamper, in een grote houten vijzel. Iedereen komt aan de beurt, het is lastiger dan het lijkt. De volgende ochtend gaan we broden bakken. Het meel wordt uitgespreid op een ronde ijzeren plaat boven het houtvuur. Er komt geen enkel ander ingrediënt aan te pas, zelfs geen water. Na een paar minuten is het meel samengesmolten tot een soort grote pannenkoek en kan hij gekeerd worden. Ieder van ons bakt zijn eigen brood, met wisselend succes. Dit bakken gebeurt met hulp van Irma, Betsy’s zus. Want Betsy is ongesteld, en als je “onrein” bent mag je geen brood bakken. Een twintigtal broden is het resultaat van een dag werken. We proeven er een, het is verrassend lekker. De familie kan vooruit, ze zijn maanden houdbaar. Na het bakken van de broden staat er weer een prachtige lunch klaar. Er zijn wel 6 soorten thee van verse bladen en bloemen uit eigen tuin.

Belé kookt heerlijk voor ons, aan tafel en lopend door het dorp vertelt hij over de geschiedenis van het dorp en over de uitdagingen van deze tijd. Al zijn we maar 24 uur in Jaw Jaw, we voelen ons even opgenomen in de gemeenschap en we zouden er wel een week willen blijven.

Het waren 5 heerlijke dagen. Heel anders dan de 4 luxere dagen op Kninipaatie, weliswaar aan dezelfde rivier. De tocht met de lijnboot, de 3 verschillende lodges, de afwisseling van de activiteiten, het directe contact met de bewoners en, niet te vergeten, de ontspannen en deskundige begeleiding door onze gids Randy maakten het zeer de moeite waard. En zeker ook het 5 dagen samen op pad zijn Hans en Liesbeth. Het klikte met hen al vanaf het begin in Spanje, maar nu kennen we elkaar beter en prijzen we ons twee nieuwe vrienden rijker.

Weer terug in de haven, gezelligheid met andere crews

Ondergedompeld

Vandaag gaan we op pad voor onze tocht naar Knini-paati, een klein resort in de jungle aan de Boven-Surinamerivier. Dat is het gedeelte van de rivier, bovenstrooms van het kunstmatige Brokopondo stuwmeer. Dat meer ontstond in 1964, toen de Afobakadam voltooid werd.
Ons avontuur begon met een valse start. Wim (zie de vorige blog) zou met ons meegaan en hij stond al om half negen op de steiger, terwijl we hem pas een uur later verwachtten. Maar dát was niet het probleem, we konden de autosleutel niet vinden! Dus in plaats van rustig koffiedrinken aan boord met Wim, zochten we in alle kastjes, onder alle klepjes, achter alle kussens, we keerden we zelfs de afvalbak om. Tevergeefs. Uiteindelijk blijkt ie toch in Moniques broek van de avond daarvoor te zitten, ondanks dat ze daar al eerder had gevoeld en hem niet had aangetroffen. Dus vertrekken we toch wat gehaast, vol twijfel of we alle benodigdheden wel bij ons hebben. 
We rijden 2 uur zuidwaarts, min of meer parallel aan de Surinamerivier. Langs Paranam, een groot industrieel complex wat in de eerste helft van de vorige eeuw ontstond voor de bauxietwinning en aluminiumproductie. Bauxietwinning is al een aantal jaren niet meer rendabel en een deel van de fabrieken wordt nog wel “slapend” gehouden. Blijkbaar zijn daar heel wat mensen voor nodig, getuige het aantal geparkeerde auto’s.
Wim laat ons stoppen bij een cafetaria langs de weg bij Paranam. De serveerster herkent “meneer Wim” onmiddellijk, en we slaan wat “bakabana’s” (gebakken bananen) in, om later onderweg op te eten. We rijden richting het Brokopondomeer, wat qua oppervlakte even groot is als de provincie Utrecht. We stoppen bij het plaatsje Bronsweg, aan de voet van de Bronsberg, en eten onze bakabana’s. In deze regio zijn veel goudzoekers actief, zowel legaal als illegaal. De impact op het milieu is helaas groot. Onderweg komen ons regelmatig vrachtwagens met enorme opleggers tegemoet, met daarop meestal 2 enorme boomstammen. Volgens Wim wordt het oerwoud leeggeroofd, voor een groot deel legaal, via concessies aan “de Chinezen”. Suriname zelf lijkt weinig van de opbrengsten te profiteren.
Na een tocht van ruim 2 uur komen we aan bij het plaatsje Atjoni, gelegen aan de Boven-Suriname rivier, dus stroomopwaarts (en ten zuiden) van het grote stuwmeer.
Verder naar het zuiden zijn er geen wegen meer. Atjoni is de hub, een soort busstation, waar al het vervoer over water naar het zuiden begint en eindigt. Langs de rivier liggen meerdere dorpen, bevolkt door Marrons, dat zijn de afstammelingen van slaven die in de 19e eeuw van de plantages zijn gevlucht. Zij leven in het oerwoud, ook langs deze rivier. Andere dorpen zijn later ontstaan, toen een aantal dorpen geëvacueerd moest worden door het ontstaan van het Brokopondo-stuwmeer. Die dorpen zijn te herkennen aan het voorvoegsel “Nieuw-“ voor hun naam.

Het vervoermiddel op de rivier is de korjaal, niet alleen hier, maar ook in andere delen van Suriname. De bodem moet sterk zijn, want de rivier is vaak ondiep, er moeten stroomversnellingen worden gepasseerd en dan raakt de bodem vaak de rotsen. Die bodem is uit één stuk, een uitgeholde boomstam, aan de zijkanten verlengd door planken. Er zijn ongeveer 10 zitjes achter elkaar, waar steeds 2 personen op kunnen zitten. Schoolkinderen gaan iedere dag vanuit de verschillende dorpen naar de scholen in Atjoni en weer terug. Al het andere personenvervoer en ook het vrachtvervoer gaat per korjaal. En is de last te zwaar, bvb een tractor of graafmachine? Leg 2 korjalen naast elkaar, een paar planken overdwars en de tractor rijdt er zo op! Zeer indrukwekkend.
Als we arriveren liggen er zeker 20 korjalen te wachten. Sommige worden gevuld door schoolkinderen in uniform. Iedere korjaal heeft in principe een bemanning van 2 personen. De “bootman” is stuurman, hij zit achterin en bedient de 15-80pk buitenboordmotor. Vaak is hij de eigenaar van boot en motor. Voorop zit zijn hulp, die met een peddel helpt om scherpe bochten te kunnen ronden.
Wij worden opgepikt door een boot van ons resort en we ontmoeten Claidell, onze Marron-gids voor de komende dagen, en Toni en Cock, een Nederlands echtpaar dat al jaren op Knini-paati komt. 
De tocht op de rivier is prachtig. Op de oevers alleen maar oerwoud en af een toe een dorpje waar we de vrouwen de was zien doen in de rivier en waar kinderen spelen of vissen. We hebben al te horen gekregen dat de Marrons niet gefotografeerd willen worden, dus daar houden we rekening mee.
Na een uur bereiken we ons resort, dat ligt op een klein eiland in de rivier. Het is in de afgelopen jaren opgebouwd door Nelson, de eigenaar, met veel hulp van Toni, die in Nederland aannemer is geweest. Er zijn een tiental cabins, houten huisjes voor 2-4 personen, en een aantal overdekte, maar verder open gezamenlijke ruimtes om te verblijven en te eten. Cock is kunstenares en heeft de gebouwen en cabins voorzien van prachtige beeldjes van vogels. Samen met Wim zijn we de enige gasten. We worden vertroeteld met lekker eten. We poedelen wat in de rivier en de naast het resort gelegen “sula”, wat stroomversnelling betekent. Claidell maakt een junglewandeling met ons, waarbij we uitleg krijgen over planten en dieren. We zien vogelspinnen en eerder op de rivier liet hij ons ook al een enorme anaconda op de kant zien. Hij toont ons de werking van de “telefoonboom”, een levende tamtam, en leert ons verschillende geluiden herkennen, zoals de roep van de “bospolitie”, een vogel die zijn soortgenoten waarschuwt voor naderende mensen.

De volgende dag maken we een tocht per korjaal langs enkele Marrondorpen. We kunnen de dorpen vanwege covid niet bezoeken, maar Claidell vertelt in de korjaal uitgebreid over de leefwijze van de Marrons, hun zelfredzaamheid door de jacht en door het verbouwen van groenten op de “kostgrondjes”, over de rol van de oom (broer van moeder) bij de vorming van de jongemannen. De plaats van de moeder in de samenleving is heel belangrijk, van haar weet men in ieder geval zeker dat ze familie is van haar kind. Polygamie komt onder de (traditionele) Marrons nog veel voor. Als je het je kunt veroorloven tenminste, want de huisvesting, uitzet en (kostbare) ceremonie die je een volgende vrouw moet bieden mag niet onderdoen voor de eerste verbintenis.
Er is ook een teleurstelling. We hadden erop gerekend dat we onze derde nacht in een junglekamp zouden doorbrengen. Enkelen uren lopen door de jungle met een gids, koken op een vuurtje, slapen in een hangmat. Zo was het aangekondigd, althans zo hadden we dat begrepen (en volgens ons hadden we er ook duidelijk voor betaald). Maar er bleek geen gids beschikbaar die deze tocht met ons zou kunnen maken, Claidell is daartoe (nog) niet bevoegd. De beoogde gids was niet eens in de regio, en sinds covid was dit onderdeel eigenlijk uit het programma gehaald. 
Het was voor ons een grote teleurstelling en dat hebben we ook laten merken. 
Maar toen we terugkwamen van een van de wandelingen troffen we Nelson, de eigenaar, op het resort. Hij had met Wim over onze verwachtingen gesproken. Nelson was heel duidelijk. Het was zijn eer te na en hij ging het regelen. Diezelfde middag vertrokken we met Asser, de oudere broer van Nelson, de jungle in. Claidell en 2 keukenmedewerkers van het resort gingen ook mee, er waren toch geen andere gasten op het resort waarvoor gekookt hoefde te worden. Onze spullen en het eten zouden per korjaal naar het kamp worden gebracht, samen met Wim, Toni en Cock, die dit uitstapje van harte aangrepen.
Drie uur liepen we door de jungle, Asser met machete voorop. Een keer moesten we omdraaien het pad volledig geblokkeerd was door meerdere omgevallen bomen. Toen we aankwamen op het junglekamp brandde er al een vuurtje en waren de eerste Parbo biertjes al open getrokken.
Een uurtje later vertrokken Wim, Cock, Toni en de twee keukendames weer met de korjaal en bleven Asser, Claidell en wij twee achter. De hangmatten werden opgehangen en het vuur voor de maaltijd werd ontstoken. Wat een bijzondere belevenis, de oerwoudgeluiden, de vallende avond, nog even poedelen in de sula, de maaltijd met zijn vieren. Het geplande kampvuur viel letterlijk in het water, doordat het ‘s avonds alleen maar regende. Dan maar op tijd de hangmat in. Monique sliep redelijk, ik heb wat bewuster van de nachtelijke uren kunnen genieten. Toen wij gingen liggen was Asser met zijn geweer en een koplamp de jungle in vertrokken. We hoorden ‘s nachts 2 schoten en de volgende ochtend lagen er een boshaas en een gordeldier klaar om gevild te worden. Asser was apetrots en hij maakte foto’s om naar een Nederlandse kennis te sturen, die hem het geweer had geschonken.
De tocht per korjaal terug was een belevenis op zich. De kreek was heel smal, ondiep en met scherpe bochten, waarvoor de stuurman en de menselijke boegschroef hun uiterste best moesten doen om de boot onder controle te houden. We zagen ijsvogels, handgrote felgekleurde vlinders en een kaaiman die vlak voor ons onderdook. Het was een prachtig slot van onze 4-daagse trip naar het binnenland van Suriname, iets wat we niet snel zullen vergeten.

Zo, ik neem de pen even van Pieter over voor de beschrijving van wat andere belevenissen. Inmiddels hebben we al 4 keer een rondje gegolfd. Het is een leuke baan, met lekker veel ruimte, zodat we de meeste balletjes van Pieter weer terugvinden. 9 holes vinden we wel genoeg bij deze warmte, we proberen dan ook altijd vroeg in de ochtend te spelen. Echt leuk om lid te zijn geworden; we kennen de vaste crew al en het is een mooie manier om in dit warme en vochtige land toch een beetje in beweging te zijn. Naast zwemmen, golfen en ochtendyoga doen we niet zoveel actiefs. Echt wandelen of fietsen zit er niet in, daar is het land niet op ingericht. Wel hebben we onze tweepersoonskayak uitgeprobeerd die we op Tenerife kochten, daar zijn we blij mee. Ook mijn nieuwe SUP-board is een aanwinst, veel lichter, makkelijker hanteerbaar en stabieler in het water.

Na ons jungleavontuur hebben we een paar rustdagen ingelast, even de ervaringen laten bezinken. Gewoon aan boord zijn, wat klusjes klaren, huishoudelijke dingen doen en de administratie wat bijwerken is ook al fijn. In de afgelopen week zijn de Älskling 2 (BE) en Pantera (NL) vertrokken, twee boten die hier al een paar weken lagen. De Belle Fleur (NL) gaat ook verder, daar vieren we nog een leuk afscheidsfeestje mee. En JanJorem (NL) vertrekt over een week. We verwachten een kleine invasie de komende dagen: de Offspring (BE), True North (NL) en DanceMe (BE) komen eraan, gezellig! We genieten van de relatieve rust in deze marina. We weten van andere boten, en we zien het ook op de site van Marine Traffic: het is druk in de Carieb en er komen nog héél veel schepen die kant op, een grote Armada is op dit moment bezig met de oversteek van de Atlantische Oceaan. De Fransen gaan vaak direct naar Martinique of Guadeloupe, de andere nationaliteiten verspreiden zich over Barbados, Grenada of St Vincent en de Grenadines. Maar de parel die Suriname heet, die is bij het grote zeilerspubliek niet bekend; vooral mensen van NL of BE nationaliteit komen deze kant op, een uitzondering daargelaten. De anderen weten niet wat ze missen, en dat laten we graag zo!

We hebben een hele lijst met dingen die we willen doen of zien, gekregen van mijn Surinaamse vriendin Friede en langzaam aangevuld met andere tips, bv van collega Radha die hier geboren is, van Wim, ons lokale contact, van gidsen waar we excursies mee ondernemen of van mensen die we spreken op straat of bij restaurantjes. We bezoeken fort Zeelandia. We kopen een paar mooie boeken over de Surinaamse geschiedenis bij de boekhandel, we eten bij Chi Min waar we écht moeten zijn geweest. Op een zondag gaan we naar de markt in Domburg: nee, geen kraampjes met waren, maar eten, eten en eten: we eten heerlijk Javaans uit bananenblad en willen alles proeven. We krijgen zoveel mee, dat we er twee dagen van smullen. We gaan met een gids de Bronsberg op, een avontuurlijke tocht, zeker na al de regenval van de afgelopen week, en we zijn maar wat blij dat hij veel ervaring als modderchauffeur heeft en dat we in een solide 4×4 zitten. We bezoeken watervallen waar we een douche onder nemen en meteen een megamassage van krijgen, wat een watergeweld. We rijden naar Fort Nieuw Amsterdam, waar we het openluchtmuseum bezoeken en nog meer lezen en zien over de bewogen geschiedenis van dit land. De kolonisatie, wisselende overheersing, de onderdrukking van de inheemse bevolking; het vreselijke slavernij verleden inclusief het leven op de plantages; de import van alle contractarbeiders uit alle windstreken, Javanen, Hindoestanen, Chinezen, Brazilianen, Nederlandse boeren. Maar ook de roerige politieke geschiedenis van de afgelopen eeuw…. Alle informatie begint een beetje op z’n plek te vallen. Het gevolg van dit indrukwekkende verleden, is het land wat we nu zien en meemaken; een land vol tegenstellingen, een smeltkroes van culturen, trotse en veelal aardige mensen met allen een andere achtergrond; alle religies zijn vertegenwoordigd, wat je ook ziet in het straatbeeld. Een enorme variëteit op culinair vlak. Maar ook een land wat gebukt gaat onder een moeizame politieke situatie, met veel achterstand qua onderhoud van gebouwen en wegennet als gevolg, en een enorme inflatie, waardoor veel armoede.  Wat het nou precies is, we weten het niet, maar we merken dat we ons hart aardig aan het verliezen zijn aan dit prachtige land, waar we ons wonderwel thuis voelen.

Als verrassing voor mijn verjaardag, organiseert Pieter een uitje naar Houttuyn, een soort wellnessresort aan de Surinamerivier. Ik word verwend met een saunaritueel, een bloemig voetenbadje, lichaamsscrub en een geweldige lichaamsmassage van top tot teen. Na het diner blijven we slapen in een soort luxe tent, een huisje met wanden van tentdoek, waar doorheen we ’s ochtends een prachtig vogelconcert horen. Eenmaal terug in de marina blijkt er een taart klaar te staan, en niet zomaar een taart: zo eentje heb ik nog nooit gezien; enorm en prachtig versierd met tropisch fruit! De dag ervoor was Offspring aangekomen, met jarige Stijn aan boord; toen we op het punt stonden de taart aan te snijden op 2 februari, kwam True North binnen en Wichard bleek ook 1 februari jarig te zijn geweest. Hoe leuk om zo’n mooie taart te delen met 3 andere crews en 3 jarigen onder ons!! Ik kijk terug op een geweldige verjaardag, mede dankzij alle lieve berichten, appjes, telefoontjes en gezang, compleet met taart en verrassingen. Op naar de volgende 47 jaar 🙂

Inmiddels is de crew van DanceMe ook gearriveerd. Hans en Liesbeth kennen we inmiddels al heel wat maanden, sinds de Spaanse ria’s. Over een week gaan we met hen een avontuurlijke jungletrekking ondernemen van 5 dagen, waarbij we in drie verschillende dorpen gaan slapen ergens aan de boven-Surinamerivier. Ik schat in, dat we na dat mooie avontuur een beetje klaar zijn om verder te trekken en de bruine Suriname rivier te verwisselen voor azuurblauw. Onze tickets naar huis zijn gekocht, direkte vluchten met KLM van Trinidad naar Schiphol. Eerst nog een maand naar Grenada en bijbehorende eilanden en dan richting eindbestemming van dit seizoen: in Trinidad gaat de boot de kant op. Nog twee en halve maand genieten van onze reis en de bijbehorende vrijheid en dan op naar ons Nederlandse bestaan waar we ook naar uitkijken.