Wat heeft Bretagne veel gezichten. Gisteren grijs en nat, vannacht onstuimig, zware storm, vandaag lieflijk, zonnig, zomers.
Maar we waren nog in Boulogne-sûr-mer, eigenlijk waren we daar gestrand omdat we het vele motoren zat waren. Misschien wel de helft van de tijd van de eerste etappe en dat past niet bij ons. Als er geen wind is, dan wachten we. Maar aanvankelijk was de drang om zuidwaarts te gaan groter en daarom hesen we tijdelijk het ijzeren zeil. Na 2 nachten in Boulogne wilden we verder, naar Cherbourg en liever nog verder, naar Bretagne. Bretagne was ons eerste reisdoel, nadat we ons oorspronkelijke plan, Schotland, vanwege covid-perikelen moesten laten varen. Het liefst waren we non-stop naar noord-Bretagne gevaren, maar dat liet het weer niet toe.
We kunnen nu gelukkig het grootste deel van de tocht zeilen. Langs Cherbourg komen we niet, door de sterke tegenstroom, dus maken we daar een getijde-stop. Kwam ook wel goed uit, we hadden wat technische probleempjes. Onze nieuwe navigatie-instrumenten laten ons af en toe in de steek, de autopilot geeft er op onverwachte momenten de brui aan en de drinkwaterpomp draait dol. De plotter doet denken aan HAL, de computer uit Kubricks “2001 A Space Odyssee”, die een soort van iatrogene dementie krijgt: ineens is hij een groot deel van de digitale kaarten “vergeten”, die hij een paar uur eerder nog trots toonde. Erg onhandig. Gelukkig hebben we een digitale back-up, en als we goed zoeken ook nog wel een papieren. Maar het blijft balen. Dus konden we tijdens de getijde-stop even contact opnemen met Ben, van Vrolijk Watersport, die ons in dit soort zaken bijstaat. Ook kon ik even bellen met Tom, mijn kleinzoon, die die dag 4 werd.
Na een paar uurtjes konden we weer verder, op naar Noord-Bretagne. Grote dikke dolfijnen zwaaien ons uit. Eigenlijk is Zuid-Bretagne ons doel, volgens Harrie en Roosje schijnt de zon daar vaker, heb je minder last van het getij, zijn de oesters sappiger en ankerplekken vriendelijker. Maar ja, eerst moet je toch echt langs Noord Bretagne en vervolgens een paar uitdagende hordes nemen voor je dit paradijs bereikt.
’s Nachts is de mist zo dik dat onze navigatielichten voor gekleurde muren rondom de boot zorgen, wit, rood en groen. We kunnen geen 20 meter zien. Andere schepen zie je op de elektronische kaart omdat ze een AIS signaal uitzenden. In Nederland doen vrijwel alle boten dat, nou, in Frankrijk niet hoor! Gelukkig werkt de nieuwe radar uitstekend en kunnen we makkelijk vrij blijven van de schepen die we tegenkomen.
Om 10 uur in de ochtend komen we aan in Roscoff. Prachtige nieuwe Marina. En we ontmoeten Herco en Elvira, medevertrekkers op de Morgane of Sark, waarmee we al een tijdje contact hebben, maar nog nooit “life”. Elvira is die dag jarig, en we kunnen nog net even op de koffie, voor zij naar l’Aber-Wrac’h vertrekken. Ja, we zijn in Bretagne, waar het Bretons, een oude Keltische (nee, geen Gallische) taal nog steeds belangrijk is.
We graven voor het eerst onze nieuwe vouwfietsen uit (6 versnellingen!) en de volgende dag maken we een uitstapje per ferry naar Île de Batz, dat vlak voor de kust ligt. We fietsen het eiland rond en bezoeken de prachtige botanische tuin. We zijn nog geen week van huis, maar het lijkt of we al 3 weken vakantie hebben.
Toch willen we graag verder, Zuid-Bretagne lonkt. We weten dat er over een paar dagen slecht weer aan komt, een zware storm uit het zuidwesten. Dat betekent een paar dagen stil liggen, en dat doen we het liefst op een wat idyllischer plek. Eigenlijk kijken we er ook naar uit om een paar dagen niet te varen, ons to-do-lijstje weg te vinken, misschien zelfs eens een tijdschrift of boek lezen. Dus we zetten koers naar l’Aber-Wrac’h. De tocht is pittig, de verwachte stroom-mee blijft uit, het regent in het laatste stuuk, loodzware luchten, en de bestemming valt een beetje tegen. De volgende dag zien we nog ruimte om de eerste echte horde te nemen, het Chenal du Four, de nauwe straat aan de westpunt van Bretagne, tussen het vasteland en Île de Ouessant (Ushant). De wind is tegen, we kruisen het hele stuk, maar het zeilen is geweldig en na een lange dag komen we ’s avonds aan in Camaret, met een beetje goede wil mag je dit het begin van Zuid-Bretagne noemen. Het lijkt ons een goede plek om de storm van de volgende nacht uit te zitten. Er is plaats in de haven, een aantal jachten heeft namelijk bedacht dat ze Camaret niet zo’n geweldige plek voor de storm vinden en zijn uitgeweken naar Brest.
De eerste dag na aankomst doen we niet zoveel: het regent en wij zitten knus binnen. In de middag zijn we uitgenodigd bij de Dutch Osprey, bij Anneke en Cees, zeer ervaren zeilers, dit keer op weg naar de Mediterranee. Door hun verhalen raken we ook enthousiast over die bestemming; life is too short…..
Terwijl de wind al toeneemt, eten we ’s avonds nog even aan de kant in een restaurantje, lekker op een terras uit de wind, zonder de huilende en fluitende tonen van de wind door de stagen. De boot ligt goed gezekerd, maar van slapen komt die nacht niet veel. Wind van meer dan 50 knopen (110 km/u), de boot houdt zich goed, maar het blijft spannend. Om 04.00 ’s nachts wordt de wind wat minder en kunnen we wat slapen. Hier geen schade aan boten (in Brest wel horen we!), alleen een losgebroken steiger zonder verdere consequenties.
Het front heeft de lucht gezuiverd. Er is zon! De kleuren van de zee, van de rotsen, van de bootjes zijn feller, het ruikt ineens zomers. We maken een prachtige wandeling langs de kust. De paars bloeiende heide is overweldigend. De route gaat langs vele bunkers en geschutsposities uit oorlogen van de Napoleontische tijd tot de tweede wereldoorlog. Je loopt tussen honderden kraters van geallieerde bommen. De hei lijkt daarin nog feller te bloeien. En op de terugtocht lopen we onverwacht langs een veld vol menhirs, opgesteld in een grote “U”, ze vinden het hier blijkbaar zo gewoon dat er niet eens een bord met uitleg of een markering bij staat. De straat heet wel “Route du menhirs”, dus we hebben het niet verzonnen.