Eindelijk naar Tobago

Het is heerlijk om weer in Crews Inn marina te liggen en de Mahi mahi klaar te maken voor de komende 6 maanden. Alle vallen worden weer ingeschoren en de zeilen worden gehesen. De bijboot weer op z’n plek aan dek, de matrassen en kussens weer op hun plaats en we ruimen de levensmiddelen die we inmiddels kochten weer in. Vanaf vrijdag (de dag van mijn verjaardag) worden we verwacht bij onze Trinidese vrienden in San Fernando, dus we besluiten mijn verjaardag de avond ervoor te vieren. We hebben de bemanning van Marelief, Offspring en Puff bij ons aan boord uitgenodigd voor een uitgebreide borrel en daarna hebben we met zijn achten gegeten in het restaurant van de haven. Het werd een heel gezellige avond. De volgende ochtend werd ik verrast met scrambled eggs en een tafel vol cadeautjes. Maar vóór acht uur waren we al op pad, op weg naar Raylan, Rosalie en hun dochter Raynelle. Als we aankomen moeten we nog een uurtje wachten, er wordt nog gewerkt, het huis is nog niet schoon genoeg. Het voelde bijzonder om in het privédomein van deze familie te komen. Ze namen ons vervolgens mee naar wat men hier het “achtste wereldwonder” noemt: het pekmeer (pitch lake) van La Brea, waar natuurlijk asfalt/pek aan de oppervlakte komt.

Het is het grootste van de wereld (er zijn er maar drie) en op veel plaatsen in de wereld is dit asfalt gebruik, o.a. op het plein voor Buckingham Palace, op vele vliegvelden, w.o. New York La Guardia, maar ook een deel van onze dijken, naar het schijnt. De gids leidt ons over het meer, het voelt heel raar om op die, soms zacht golvende, massa te lopen.

We voegen ons in het Trinidese gezinsleven, we gaan mee naar de boogschietwedstrijd van Raynelle (onderbroken door hevige regen), bezoeken een plaatselijke markt en Rosalie leidt ons rond in het grote ziekenhuis waar zij werkt. De tientallen beveiligers op alle afdelingen van het ziekenhuis vallen ons nog het meeste op. We maken nog wat stops bij familieleden en kennissen. We krijgen de indruk dat ze het ook wel fijn vinden om met ons gezien te worden. ‘s Avonds is er uitgebreid voor ons gekookt. Dat ze geen thee en koffie in huis hadden wisten we inmiddels, ook dat ze geen alcohol drinken. Tijdens het eten leerden we ook dat ze geen “mes-en-vork” mensen zijn. Na enig zoeken werden die wel voor ons gevonden.
Op zondagochtend zijn we al vroeg op pad. We gaan mee met een wandelgroep, naar een verborgen strandje aan de noordkust, waar we pas na een klauterpartij landen. Het zwemwater is heerlijk en er worden allerlei spelletjes gedaan. Een echt familie-uitje. Er komt nog een andere groep die dit ontoegankelijke strand heeft uitgekozen. Met bootjes wordt alles aangevoerd, niet alleen strandstoelen, eten en drinken, maar ook een generator, mengpaneel en megaboxen. Volume op 10, strandpret op z’n Trinidees. Het was een heel bijzonder weekend bij zeer gastvrije mensen en we hebben een goede indruk gekregen van het Trinidese gezinsleven.

Nu we de huurauto nog hebben, willen we graag nog een bezoek brengen aan de Caroni swamp, waar de rode ibissen (de nationale vogel van Trinidad) aan het eind van de middag massaal neerstrijken. ‘s Morgens wandelen we eerst nog door Bamboo Cathedral en naar een hoog uitzichtpunt. In de loop van de middag vertrekken we richting Caroni, het is maar een uur rijden en we hebben een marge van een kwartier, maar we halen het niet op tijd. We moeten door de hoofdstad en alle wegen zitten verstopt, mede vanwege (alweer) enorme regenval. Het is frustrerend om de minuten weg ze zien tikken. We bellen naar de receptie dat we het niet gaan halen, maar geen nood, er zal een bootje op ons wachten en ons naar de groep brengen. Het komt allemaal goed, onderweg zien we nog een boa constrictor rustig op een tak boven ons liggen.


Het is een prachtgezicht om de groene struiken en bomen langzaam rood te zien kleuren door de neerstrijkende ibissen. Maar het is wel een beetje massatoerisme, met een man of 25 in zo’n bootje; we denken terug aan de bijna privé beleving in Bigi Pan, in Suriname.
De volgende dag is het zover, de trossen gaan los. We willen heel graag naar Tobago. In februari voeren we er al vlak langs, maar toen kon je daar (wegens covid) niet inklaren. Je zou dan eerst naar Trinidad moeten gaan en dat paste niet in ons plan. Maar nu zien we onze kans schoon. We zeggen onze vrienden vaarwel en klaren uit bij Douane en Immigration. Eigenlijk gek, we gaan naar Tobago en verlaten het land dus niet, maar uitklaren moet blijkbaar toch en het kost zelfs een paar uur. We gaan voor anker in een baaitje aan de westpunt van Trinidad, volledig omgeven door regenwoud. Eigenlijk hadden we rechtstreeks naar Tobago moeten varen, we doen dit illegaal.
Een gelukzalig gevoel maakt zich van ons meester, we zijn weer op pad, we liggen voor anker, midden in de natuur. Wat voelt dit goed en wat past dit goed bij ons.

De volgende dag varen we in een paar uur naar een andere baai aan de noordkant van Trinidad, nog steeds illegaal. Ik gooide nog even een balletje op of we niet meteen door zouden varen naar Tobago, omdat “de omstandigheden zo gunstig zijn”, maar dat wordt door Monique stevig de kop ingedrukt. Even geen haast, even vooral en zoveel mogelijk niks doen, niks hoeven. In de loop van de middag vaart ook de Marelief Las Cuevas binnen.
Tobago ligt nu zeiltechnisch eigenlijk heel ongunstig. De route is tegen de heersende winden en stroming in. Je moet veel motoren en de voortgang is traag. Maar we hadden ons window goed gekozen en de volgende dag kunnen we toch een groot deel van de route zeilend afleggen. Al snel meldt de Marelief de vangst van een kleine tonijn. Het geluk is ook aan onze kant en later op de dag vangen we een Mahimahi, hoe kan het anders. We ankeren in Englishmans Bay op Tobago (nog steeds illegaal), we blazen de bijboot op, en ‘s avonds eten we aan boord van de Marelief sashimi van tonijn en een poisson-cru van Mahimahi. We kunnen ons geluk niet op.
Wat een prachtige baai is dit trouwens, een fraai en net onderhouden strand, omzoomd met palmbomen. Hier komen we vast nog terug. 

De volgende dag leggen we het laatste stukje naar Charlotteville motorzeilend af. We klaren in en vanaf nu kunnen we ons weer legaal verplaatsen.
Het blijkt een heerlijke plek. De beschutting tegen de golven is beter dan in de baaien hiervoor. Ook hier worden we omgeven door regenwoud. De bevolking is heel ontspannen en ongelooflijk vriendelijk. Er liggen bij aankomst 2 boten voor anker, die zijn inmiddels weer vertrokken. Er zijn strandjes, het is mooi snorkelen, het piepkleine stadje met een kleine vissersgemeenschap ligt kleurrijk tegen de heuvel.
We dachten dat we misschien wel elke dag in een andere baai zouden willen liggen, maar we liggen hier nu al bijna een week en het voelt prima. We realiseren ons, dat dit voorlopig wel eens de rustigste plek gaat zijn, hier op Tobago. We maakten 2 duiken met een plaatselijke marine-bioloog, maar dat viel een beetje tegen. Zijn we verwend geraakt na al onze duik-ervaringen de wereld rond? Ik vrees van wel. We maakten twee mooie wandelingen. Best een uitdaging met het warme en vochtige weer. En ja, iedere dag regent het af en toe keihard, maar de zon tussendoor houdt de accu’s nog steeds op peil.
De Mareliefs hebben morgen een auto gehuurd en we gaan met ze de een tour over het eiland maken. Volgens mij blijven we hier nog wel even, voordat we ons in de drukte van de rest van de Carieb gaan storten.

Weer terug in Trinidad

Die eerste rumpunch smaakte weer heerlijk!

Hoera, we zijn weer terug aan boord van onze Mahi mahi na 6 maanden in Nederland te zijn geweest. Op 22 april 2022 lieten we de boot achter, op de kant bij Peake Yachtservice. We hadden op het laatst besloten er een tent overheen te laten bouwen, om de boot te beschermen tegen weer en wind. Lincoln, een medewerker van de werf, zou elke twee weken even aan boord komen om een oogje in het zeil te houden: Geen ongedierte? Doet de luchtontvochtiger het nog goed? Blijven de accu’s mooi op spanning? Al met al vonden we het best spannend om onze boot, ons heerlijke drijvende huis waarmee we alweer zoveel avonturen hebben beleefd, voor 6 maanden achter te laten in een warm en vochtig land zonder af en toe even langs te kunnen gaan. Maar Lincoln liet ons regelmatig weten dat alles nog prima was en dat er geen reden tot zorg was. Gelukkig werd Trinidad in het afgelopen hurrican-season niet getroffen door heftige tropische stormen of erger. Wel was het blijkbaar een seizoen met ongekend veel en heftige regenbuien, de ene na de andere Atlantische depressie trok over de eilanden heen. Heel fijn dat we gekozen hadden voor die tent; het teak zou al dat water naast de felle zonneschijn bij hoge temperaturen niet heel fijn hebben gevonden. Nu lag het dek er prachtig bij en we troffen de boot aan in perfecte staat. Geen ongedierte, geen schimmel, het rook er zelfs fris binnen.

We hadden een prima reis terug naar Trinidad met de blauwe vogel op vrijdag 28 oktober, met een tussenstop op Barbados. Al onze bagagetassen kwamen tegelijk met ons aan en de shuttle van Peake stond al netjes klaar om ons naar de werf te brengen, met tussenstop bij de supermarkt en customs. Het laddertje opgeklommen en we voelden ons meteen weer thuis aan boord!

Heel gezellig om in de dagen erna weer bij te praten met de crews van Marelief, Offspring, Puff en X-to-go die ook op de werf liggen. Tassen uitgepakt en alles weer een plek gegeven. Maandag ging de boot weer te water en voeren we terug naar Crews-inn Marina waar we een prima plek kregen en meteen konden genieten van het zwembad, het prima restaurantje op de kant en zelfs van de gym met airco! Inmiddels zitten de zeilen er weer op, de lijnen zijn weer ingeschoren en de boot is vaarklaar. Nu nog even Pieters verjaardag vieren en een weekend op stap met onze Trini-vrienden die ons hun mooie eiland willen gaan laten zien, en daarna gaan we weer op pad, richting het blauwe water van Tobago. Laat de avonturen maar weer beginnen!

Laatste etappe van deze reis: Trinidad

Toch een beetje spannend, de tocht van zuidelijk Grenada naar Trinidad. Ineens moeten we nadenken over iets als piraterij. We naderen namelijk Venezolaans vaargebied en daar is het niet veilig. Op noonsite wordt in 2021 nog gerept over overvallen. Hmmm, we krijgen er een naar gevoel van. De website van de kustwacht van Trinidad is er duidelijk over: probeer je oversteek vooral in nachtelijke uren te plannen en houd je boordlichten en AIS gewoon aan. Dien voor vertrek je vaarplan in, zodat ze ons kunnen monitoren. Hun ontvanger is zo sterk, dan je ze op het hele traject kan oproepen. Verder: blijf 15 mijl oostelijk van een bepaald Venezolaans boorplatvorm, ofwel, vaar met een behoorlijke omweg naar je doel. Maar geen probleem, alles om ellende te vermijden. In de middag varen we weg uit Grenada, eerst een uur lang vissermannend tegen wind en stroom in, daarna hoog aan de wind zeilend om na een paar uren, inmiddels al donker, meer zuid af te buigen en een ontspannen koers te gaan varen.

We zijn gelukkig niet de enigen op zee. We zien die nacht heel wat vrachtschepen en tankers aan de horizon, worden zelfs een keer opgeroepen door een tanker. Eind van de nacht nog een paar fikse buien maar geen piraat gezien. Bij dageraad varen we al langs de kust van Trinidad en om 11 uur zijn we op de plek van bestemming. Dankzij de goede hulp van Peake Yachtservice, is het papierwerk grotendeels klaar en zijn we nog voor vieren ingeklaard. We kunnen meteen de Crews Inn Marina binnenvaren waar we twee weken een plekje hebben gereserveerd. Het is hier een stuk warmer en vochtiger dan op Grenada, het zweet loopt langs onze rug. Wat een verwennerij is het dan, dat er een zwembad is waar we drie keer per dag inspringen. We beginnen meteen aan de grote schoonmaak: alles wordt zoet afgespoeld, de lijnen worden gewassen en uitgeschoren, de zeilen eraf gehaald. Het dek wordt in de boracol gezet ter bescherming van het teak. De romp krijgt een wasbeurt en het polyester wordt in de wax gezet. We halen elke bakskist helemaal leeg en alles wat erin zit wordt gespoeld; paddleboards, kayaks, peddels, stootwillen. Alles wordt droog en ontzilt opgeborgen om zo min mogelijk vocht aan te trekken in die 6 maanden dat de boot op de kant staat in een vochtig land, met als doel schimmel zo veel mogelijk te voorkomen. Binnen wordt elk kastje schoongemaakt. Wat we voorlopig niet meer nodig hebben, gaat in de tas voor naar huis. Heerlijk om zo grondig schoonschip te maken en eens flink te ontspullen.

Een gezellige onderbreking van al dat werk als Joshua twee nachtjes komt logeren. Ook gaan we regelmatig iets eten of drinken in de restaurantjes van de haven, even weg van de boot. Wat we echt te gek vonden, was dat een Trinideese familie die we in het zwembad leerden kennen, ons meevroeg voor een dagje uit. Samen met hun dochter van 13 in de auto, sightseeing door de hoofdstad Port of Spain, daarna door het regenwoud naar een prachtig strand aan de noordkust, Maracas Beach, waar we voor het eerst van ons leven een broodje haai aten. En lekker!! Dan nog naar een bijzondere hangbrug en ’s avonds laat weer terug naar de haven. Ontzettend gezellig gehad en veel wetenswaardigheden gehoord over land en cultuur, echt een cadeau, deze ontmoeting!

19 april gaan we de kant op, onder professionele leiding van het team van Peake Yachtservice. We krijgen een fijne plek op de kant en hebben nog een paar dagen de tijd om de laatste klusjes te klaren maar ook om nog even gewoon te zijn en te genieten van de vrijheid van dit bestaan. 

Wat een mazzel dat KLM sinds dit jaar weer direct van Trinidad op Schiphol vliegt. Na 9 uurtjes vliegen landen we op 23 april weer in Nederland. Helaas geen bagage wegens staking, die moet nog nakomen. Nu een kleine week de tijd om onze familieleden weer te zien en spreken en dan kunnen we ons huis weer in. Snel settelen want 2 mei begint de werkweek weer! Back to normal, maar wel met een rugzak aan ervaringen en herinneringen rijker!

Even op een rijtje:

  • 10 maanden op reis geweest van 26 juni 2021 tot 23 april 2022
  • 6200 zeemijlen afgelegd
  • 166 motoruren
  • 8 landen aangedaan, 18 eilanden bezocht.
  • 0 x de motor hoeven draaien voor energie
  • Veel meer dan gedacht elektrisch kunnen koken
  • Nauwelijks gas verbruikt, precies 1 gasfles van 5 liter verbruikt.
  • 36 nachten op zee, 163 nachten in een marina, 99 nachten voor anker.
  • 14 vissen gevangen
  • 8 duiken gemaakt
  • Reparaties: alleen voor buitenboordmotor hulp nodig gehad. Nieuw grootzeil laten komen, nieuwe accu en 2 nieuwe flexibele zonnepanelen laten toesturen, alles onder garantie.
  • Gasten aan boord: Harry&Roos, Clémence, Mieke, Pim, Ferdy&Nastya, Joshua. Verder heel veel etentjes met andere crews in restaurant Mahi mahi. 
  • Genoten: enorm!

Zaterdag 23 april zijn we veilig geland op Schiphol. Fijn om daarna de tijd te hebben om bij familieleden langs te gaan. Leuk om iedereen weer te zien en mee te maken, de verhalen te horen en knuffels uit te wisselen. Helaas nog geen kadootjes, want door de staking van het grondpersoneel van KLM, precies op de dag waarop wij landden, hebben we nog steeds onze drie bagagetassen niet terug. Inmiddels zijn we ook alweer in eigen huis, vannacht voor het eerst weer in ons eigen bed geslapen. Nog even inruimen en settelen en dan is de cirkel rond: maandag ga ik weer aan het werk en Pieter gaat verder met het genieten van z’n pensioen :). We hebben zin in het komend half jaar: 6 maanden in Nederland, in de zomertijd, zónder boot, dus een heel andere tijdsbesteding. We hebben al zoveel plannen, dat we ons afvragen of het allemaal wel gaat lukken in dit seizoen voor we weer vertrekken, eind oktober. Maar hoe dan ook, we gaan ervan genieten!

Sweet memories; Grenada 2022!

16 maart varen we vanaf Ronde Island naar Grenada, lekker downwind zeilen met zonnetje erbij. Grenada is zo mooi om langs te varen; prachtige groene hoge bergen, witte stranden en kleurrijke dorpjes. We maken een lunchstop in Halifaxbay, waar het ons te veel rolt om te blijven, dus varen we door naar Molière point, wat bekend staat om z’n onderwatermuseum. Op de bodem van de beschutte baai staan standbeelden, op dieptes variërend tussen 5 en 15 meter. Het is duidelijk een toeristische attractie, gezien alle bootjes die er liggen vol snorkelaars en duikers. In de namiddag gaan wij er ook een kijkje nemen met eigen dinghy, snorkel en flippers. Helaas is het water wat troebel, maar we kunnen de beelden best zien, leuk om het freediven weer een beetje te oefenen.

De volgende ochtend worden we rond 7 uur gewekt door een man in een bootje, die 50 EC mooringgeld vraagt, dat is z’n 18 euro. Hij ziet er niet officieel uit, heeft geen bedrijfskleding aan, zijn dinghy is een als velen, dus ik twijfel of ik hem wel moet betalen. Ik krijg z’n baas aan de telefoon die me geruststelt: hij komt zo vroeg, omdat veel zeilers anders hun biezen al hebben gepakt voordat er betaald is. Vooruit dan maar…. We gaan iets verderop voor anker in Grand Mal, een grote open baai, maar we liggen er prima beschut en we zijn het enige jacht. We hebben het er zo naar onze zin, dat we er 5 nachten blijven liggen. Het is een prima uitvalsbasis om per minibusje naar de grote stad St. George te gaan, om een mooie wandeling te maken en om gezelligheid aan de kant te vinden. Het valt ons op hoe aardig alle mensen hier zijn. De mensen maken een ontspannen indruk, zijn hulpvaardig, maken graag een praatje. Op vrijdagavond wordt er een party georganiseerd bij Point 57, een mooie bar aan het water. We gaan erheen, drinken 2 heerlijke rumpunches, eten een hapje mee en gaan dan terug naar de boot, want de muziek is er zo hard dat het oncomfortabel is, maar aan boord nog prima te horen, zodat we staan te dansen op de voorpunt!

Het leven is hier goed! We zwemmen meerdere keren per dag, eten lekker aan boord, kijken Formule 1, waar we nog altijd enorm van genieten. En we genieten ook gewoon even van het samenzijn met z’n tweeën, na alle sociale gezelligheid van Tyrrelbay. 

Op maandag 21 maart varen we door naar Prickly Bay, wat aan de zuidzijde van het eiland ligt. Het is er enorm vol met boten. In vergelijking met 8 jaar geleden zijn er heel veel moorings bijgekomen, waar je per nacht dus voor moet betalen. De mensen die op eigen anker willen liggen, vinden altijd wel een plek aan de buitenzijde van het veld. Leuk om True North, Offspring en Ruffian of Amble te zien liggen, allemaal Surinamegangers. We vinden de swell die de baai inkomt echter iets te hevig en wijken daarom toch uit naar True Blue bay, net om de hoek, waar we goede verhalen over hadden gehoord van onze Duitse vrienden van Antari. We vinden er een heerlijke ankerplek, naast een groot motorjacht en 1 ander zeilschip. Het is een prachtige baai, met uitzicht over de mooi onderhouden gebouwen van de US University of Grenada. Vlakbij onze boot spatten de binnenkomende golven uiteen op de rotsen, wat telkens weer een mooi schouwspel geeft en ondertussen liggen wij heerlijk rustig te deinen. 

De volgende ochtend drinken we nog een koffietje met de crew van Offspring, fijn hen weer even te spreken. Daarna rijden we met onze fietsjes wat rond, op jacht naar lekkernijen en een lokale indruk. Omdat we mooi vlees weten te vinden, nodigen we True North uit op de bbq. Ze besluiten niet per dinghy te komen, maar met hun boot in onze baai te komen liggen. In de namiddag zie ik ineens een tweemaster aan de horizon verschijnen: zou dat de Shambala al zijn? Ja inderdaad, wat leuk!!!! Onze vrienden van de Shambala komen naast ons liggen, terwijl ze de nacht ervoor pas aan zijn gekomen van hun Atlantische oversteek, we hadden ze niet zo snel verwacht: we eten die avond dus samen bij ons aan boord met drie crews, gezellig! ’s Avonds nog even luisteren naar het optreden van een steelband in het nabijgelegen resort, maar dat had niet de swung die we ervan hadden verwacht.

De dag erna blazen we de kayak op, peddelen de grote baai rond. We snorkelen bij het rif, waar het onderwaterleven onverwacht mooi blijkt te zijn. ’s Avonds met Shambala op ontdekking uit, richting universiteit vinden we allemaal leuke eetgelegenheden.

Op donderdag komt Tranquillity aanvaren, rechtstreeks uit Suriname en zij laten ook hun anker vallen in True Blue bay. Maxim voegt zich er ook bij, een catamaran, en waar True Blue bay een paar dagen geleden nog zo rustig was, nu is het ineens een Nederlandse enclave geworden met 5 zeilschepen. Wij zijn met z’n tweetjes en alle andere boten hebben 1 dochter aan boord. Voor alle meisjes ook heel fijn om ineens veel speelkameraadjes te hebben. Die avond dus meteen een strandfeestje georganiseerd, een groot succes!! Wat een gezelligheid weer. 

Vrijdag maken we met de duikschool die ook in deze baai gevestigd is twee mooie duiken; het rif ziet er goed uit, enorm veel vissen en zeer kleurrijk onderwaterleven. En zaterdag gaan we ons onderdompelen in een typisch Grenada-evenement: de Hash! Elke zaterdag wordt er ergens op het eiland een parcours uitgezet, 1 voor wandelaars en 1 voor renners. Om 16 uur vertrek je en anderhalf tot 2 uur later ben je weer terug, en dan is er bier, muziek en een hapje te eten. We gaan er met alle vijf de crews naartoe, Shademan regelt het vervoer. Met z’n 14-en in een busje rijden we in bijna 2 uur naar de wandellokatie. Na een best pittige hike, worden we ingewijd met een klassieke bierdouche. Leuk om de sfeer mee te maken, het is een evenement van lokale mensen en cruisers samen, jong en oud doet mee.

Hè hè, na al deze gezelligheid even zondagse rust aan boord van Mahi mahi, om ’s middags op kleine Sophie te gaan passen, zodat haar ouders ook eens een avondje hun handen vrij hebben en lekker samen uit eten kunnen. We realiseren ons hierdoor weer eens extra hoeveel vrijheid we zelf hebben, dat we altijd kunnen gaan en staan waar we willen. Echt bewondering voor de cruisers die samen met kleine kinderen op pad zijn, zeker als de leerplicht ook nog eens om de hoek komt kijken en er dagelijks les moet worden gegeven.

Maandag gaan we naar Prickly bay, vandaar uit kunnen we gemakkelijk naar wat winkeltjes lopen voor wat inkopen, zoals een paar mooie flessen wijn en goed vlees en kaas bij een Franse Boucher, die z’n waar uit La France importeert. Het kost wat, maar dan heb je ook wat, zoals mooie stukken vacuüm verpakte Charolais!

We voelen ons in dit land hartstikke veilig, maar er is een groot gevaar, wat regelmatig op de loer ligt: de bekende rumpunch! Ieder café en restaurant heeft z’n eigen recept en de hoeveelheid rum varieert enorm. Die avond gingen we aan het eind van de middag nog even een drankje doen bij One Live, een leuk tentje aan het water waar veel cruisers komen. Natuurlijk is er happy hour, ofwel, 2 rumpunches voor de prijs van 1. Zo! Deze is sterk, zeggen we nog, maar ook lekker zoet en ijskoud dankzij de vele tinkelende ijsblokjes in het glas. Tja, en dan gaat zo’n glaasje vanzelf leeg via zo’n schattig rietje en bestel je vlak voor het eind van happy hour natuurlijk nog eens twee……. En terwijl de laatste bestelling nog wordt gemaakt, begint ineens de steiger te dansen. Hee, de wereld draait zelfs, wat grappig….. en dan komt dat tweede glas nog voor je neus. Okee, hoe we thuis zijn gekomen, ik weet t niet meer precies, maar om half 8 lagen we gevloerd in ons bedje, weer en echte Grenada-ervaring rijker, pfffffff.

Dinsdag op naar Woburnbay, weer iets meer naar het oosten. In deze baai liggen onze vrienden van de Antari alweer een week of 6 wortel te schieten. Zo superleuk om elkaar weer te zien; we vertrokken op tweede kerstdag tegelijkertijd uit Mindelo en nu zijn we weer bij elkaar. Katharina had speciaal voor ons een fles bubbels koud gezet (waarom associëren mensen ons toch zo vaak met bubbels??? Echt geen idee….) en we hebben weer een heerlijke avond en genoeg om over bij te praten. 

Woensdagochtend staat Cutty ons om 8.30 uur op te wachten met zijn nette bus. Met alle 5 de Nederlandse crews, dus 10 volwassenen en 4 kindertjes, gaan we op eilandtour. Het wordt een geweldig mooie dag en we boffen met deze supergids, die ons de geheimen van Spice Island Grenada laat zien. We rijden spectaculair mooie en steile wegen door regenwoud. We stoppen talloze keren, omdat hij ons de kaneelboom, nootmuscaatboom en cacaoboom wil laten zien, proeven en beleven. Hij plukt nog veel meer bladeren en wij mogen raden wat we ruiken, welke specerijen het zijn. We wandelen bij een kratermeer, zien apen, maken een stop bij een rum destilleerderij, waar de machinerie voor het pletten van het suikerriet wordt aangedreven door een groot waterrad. We zien de stroperige melasse naar de kookketels gaan. Het destilleer-proces kunnen we niet zien, maar deze fabriek in de open lucht, zo geïntegreerd in de natuur is een parel voor het oog.

Later maken we een stop bij een chocolade-estate, waar de cacaobonen worden gefermenteerd, gedroogd op verschillende bedden en verwerkt worden tot de bekende Grenada-chocolade. Leuk om een aantal tabletten mee naar huis te nemen voor het thuisfront. De lunchstop is een leuk tentje, idyllisch gelegen aan de Atlantische oceaan. En de laatste stop is vlakbij een waterval met grote zwempoel erbij. Als we er aan komen lopen, zien we nog 4 mensen in de poel: heeeee, maar dat zijn de crews van Eva en Heron!!! Kim en Vincent, hooooiiiiiii!!! We maken een groepsfoto van deze 7 Nederlandse crews samen. We maken nog een klim naar een waterval hogerop waar je heerlijk onder kan douchen en roetsen daarna op onze billen de onderste poel in. Lekker verfrissend.

Cutty brengt ons eind van de dag weer veilig thuis en we sluiten de dag met z’n allen af bij een cruiserscafé, waarbij die verraderlijke rumpunch weer rijkelijk vloeit. Deze keer haken we net op tijd af en hebben nog een fijn stukje avond aan boord, terugkijkend op een mooie dag: wat is Grenada toch een fantastisch eiland!

Hierna volgt nog een kleine week vol gezelligheid. Yoga on the beach met Kim en Maaike, Antari aan boord voor een lekkere bbq, avondje op Liz van de Tranquillity passen, zodat haar lieve ouders voor het eerst in een jaar lekker samen uit eten konden.

Zondag rijden we lekker met z’n tweetjes in een prima huurauto het eiland rond. We zwemmen in de poel van de Concorde watervallen, waar we de enigen zijn, op een paar vriendelijke plaatselijke verkopers na, die we allemaal blij maken door bij elk van hen een kleine souvenir te kopen: er zijn nauwelijks toeristen en ze bedanken ons een voor een voor de “business” van die dag. Ons hart breekt een beetje, wat hebben sommigen mensen toch weinig. En wat knap dat ze dan toch zo vriendelijk en behulpzaam zijn. 

In landen waar je links moet rijden, ben ik altijd de chauffeur, omdat Pieter dan aan m’n goede kant zit, gehoortechnisch gezien. In Suriname had ik al 7 weken lekker rondgereden, maar vandaag kon ik mijn skills verder bijslijpen. Nooit eerder reed ik op zulke steile wegen, met diepe afgronden en greppels ernaast, op smalle slingerende wegen door oerwoud met tegenliggers op de meest smalle stukken van de weg; ik heb regelmatig mijn klamme handen even moeten afvegen, maar ik genoot ervan. We kozen bewust die routes die aangeschreven stonden als de mooiste maar ook moeilijkste van het eiland. Maar goed dat de bezorgde autoverhuurder dit niet heeft geweten; hij vond het maar niets dat ik de bestuurder bleek te zijn. Hij vroeg nog even aan Pieter of hij niet beter kon rijden. Ben je gek, zegt mijn lief, zij heeft veel meer ervaring met links rijden 🙂

Gelukkig konden we de auto zonder schrammetje weer inleveren na twee dagen. De laatste dag konden we mooi wat dingen regelen, samen met de crew van Shambala achterin. Antigeen testje voor toegang tot Trinidad, uitklaren, de laatste boodschappen. Maandagavond 4 april is onze laatste avond hier, we hebben besloten dinsdag 5 april te gaan vertrekken naar Trinidad. Die avond komt Shambala gezellig bij ons eten en onverwacht schuift ook de crew van Tranquillity aan: samen kijken we terug op twee feestweken in Grenada, waarin we met z’n allen veel hebben gezien en ondernomen. We worden enorm bedankt voor alle initiatieven die we hebben genomen, want, zoals Maaike zei, we hebben nu zoveel van het eiland gezien, wat ons normaal gesproken niet goed lukt met die kleine erbij. Zo samen twee weken optrekken met een aantal bekende boten is echt hartstikke leuk en geeft nog meer kleur aan dit al zo mooie leven. Met heel veel sweet memories gaan we zo ankerop, op weg naar Trinidad, ons eindstation van deze etappe.

Baden in blauw

Het is al een uur of één in de middag als het tij kentert bij Waterland Marina en we de Surinamerivier met stroom mee kunnen gaan afvaren. We worden uitgezwaaid door de bemanningen van de Windbreker, True North, Marelief, Tranquility, DanceMe, XtoGo, BluePearlToo en door Noël, de eigenaar van de marina. Het is ongeveer 5 uur varen naar de monding van de rivier. Onderweg maakt Kim, die met de Heron bij Domburg ligt nog een paar foto’s van de passerende Mahi mahi. Bij het vallen van de avond gaan we voor anker bij Braamspunt, de landtong geeft beschutting tegen de oceaangolven. Het is niet veilig om in het donker verder te varen, vanwege ondieptes, visnetten en drijvende boomstammen. De volgende ochtend varen we de oceaan op, “Blue waters; here we come!”, schreven we al eerder. Nou, dat valt even tegen. We varen ongeveer parallel aan de kusten van Suriname, Guyana en Venezuela en hun rivieren sturen massa’s bruin water de oceaan in. Het blijft ook heel lang relatief ondiep, en pas na 24 uur varen bereiken we dieper en dus donkerblauw water. Vanaf Braamspunt hebben we ongeveer 550 mijl (1000 km) te gaan. De route die we gaan volgen bepalen we met behulp van een “weer-routerings”-programma. De snelste route is namelijk niet altijd een rechte lijn tussen vertrek en bestemming. Door verandering in windsterkte, windrichting en zeker ook door heersende zeestromingen kan het sneller zijn een (soms flink) afwijkende route te varen. Het programma houdt rekening met de eigenschappen van de boot (snelheidspotentieel bij verschillende windrichtingen en windsnelheden), met de windverwachtingen en stromingsverwachtingen voor de duur van de tocht, en met je stijl van varen (met een kleine bemanning zoals wij halen we niet het maximum uit de boot, wij gaan bijvoorbeeld uit van 80% van de performance bij wind van achteren). Vervolgens geeft het programma een aantal mogelijke routes, op basis van de verschillende beschikbare weermodellen.

Inmiddels hebben we hier veel ervaring mee, we weten welke weermodellen ons het beste passen en we blijken er goed op te kunnen bouwen. Onderweg kunnen we de verwachtingen tweemaal per dag actualiseren, via onze satelliet-telefoon verbinding.
Predict-wind, zo heet ons programma, verwacht dat we er zo’n 3 dagen over gaan doen. Dat zou wel heel snel zijn, een gemiddelde van meer dan 180 mijl per dag hebben we nog nooit gehaald. Uiteindelijk doen we er een paar uur langer over, omdat we minder stroom mee hadden dan dat het model had verwacht.
De eerste 2 dagen is het weer erg wisselend. Er zijn veel buien, en iedere bui betekent flinke veranderingen in windsterkte en windrichting. Er moet steeds zeil bij of zeil af en we moeten de koers voortdurend aanpassen, want we sturen met de windvaan en zonder aanpassing zou de boot steeds meedraaien met de draaiende windrichting. Het is voor het eerst in lange tijd dat de wind niet min of meer van achter komt, maar van opzij. Ook bij deze windrichting doet onze windvaan stuurinrichting het prima en we maken mooie snelheden door het water.
In de loop van de tweede dag is de wind wat rustiger en mag de hengel uit. Bij het vallen van de avond is het raak. Het blijkt een blauwvin tonijn, het summum van het summum! Het is inmiddels donker, het schoonmaken op het achterdek is daardoor wat lastiger, maar Monique stuitert desondanks van plezier en trots. Dat wordt meerdere dagen smullen!

De laatste dag klaart het helemaal op, we passeren ‘s nachts Tobago en in de ochtend Grenada. Het is onze trouwdag, we kijken samen terug op die feestelijke dag, 10 jaar geleden, en natuurlijk op de afgelopen 10 jaar. ‘s Middags varen we Tyrrel bay binnen, aan de zuidwest kant van Carriacou. Als het anker gevallen is duiken we het water in.

Prachtig blauw en 30 graden Celcius! Wat heerlijk om hier te zijn. We vieren onze goede aankomst en onze trouwdag met bubbels en met de laatste sashimi, samen met de bemanning van de Janjorem, die hier al wat langer liggen.
De volgende dag klaren we zonder problemen in. Een zucht van verlichting, want het papierwerk dat we uit Suriname meekregen was eigenlijk niet helemaal op orde. 
Het ziet er hier eigenlijk nog net zo uit als 8 jaar geleden, toen we er met de Déesse waren. Alleen veel restaurantjes en bars zijn door Covid (nog) gesloten. De duikschool waar we 8 jaar geleden ons “advanced” brevet haalden blijkt er nog te zijn, met dezelfde mensen. We maken afspraken om weer met hen te gaan duiken. De sfeer op het eiland is heerlijk ontspannen. We wandelen naar het stadje Hillsborough om een sim-kaart voor de telefoon te kopen. Toch een van de eerste levensbehoeften tegenwoordig. Een wandeling van een uur. Terug nemen we een aluguer, een busjes waarmee je voor €1 pp meekunt, ongeacht de afstand. We gaan langs bij Hugo en Inge van de Älskling2, we kennen ze al sinds Spanje. Ze hebben met flinke snelheid een rif geraakt, met scheuren in de bodem en lekkage tot gevolg. Ze konden nog net de haven bereiken en ze zijn er direct uitgetakeld. De kiel moet er af, de bodem moet helemaal uitgefreesd worden en opnieuw gelamineerd. Een klus van zeker 6 weken. En plannen van werk gaat hier uiterst moeizaam. Het werk-ethos blijkt hier heel anders dan wij gewend zijn. Het lijkt erop neer te komen dat ze alles zelf moeten gaan doen. De materiële schade is niet het ergste. Zij moeten in augustus weer terug in België zijn en deze tegenvaller slaat een enorm gat in de mooie plannen voor de Carieb. We nodigen ze voor het avondeten uit, veel meer kunnen we niet voor ze doen.

Bij de vorige reis namen we 3 dagen voor Carriacou, nu blijven we er 2 weken. We zwemmen iedere dag meerdere keren. We maken 6 duiken met Lumba Dive; eerst even opfrissen, want de laatste duik was al weer 6 jaar geleden, maar al snel voelt het weer vertrouwd. Twee duiken per dag, en steeds een dag “vrij” ertussen, wat een luxe! De duiken zijn heerlijk. We zien prachtige koraallandschappen, duizenden vissen, ook murenes, haaien, lionfish, grote kreeften, een mega-barracuda.
We fietsen het hele eiland over. We maken een uitstapje naar “Sandy Island”, een tropische strook met palmen, prachtig snorkelen en heel romantisch om daar een nacht voor anker te liggen.


Er moet af en toe ook geklust worden. Onze 2 zonnepanelen voor op de bimini (zonnetent boven de kuip) blijken nauwelijks wat op te leveren. En het zijn nog wel verreweg de duurste panelen. Ik ben er al lang over in gesprek met de leverancier. Ik heb al veel metingen aangeleverd, maar hij wil opnieuw metingen volgens een nieuw protocol. Rond het middaguur, bij heldere hemel. Dat valt nog niet mee, gemiddeld is het weer prima, maar zon en wolken wisselen elkaar snel af en iedere dag valt er ook stevige regen. Maar het lukt uiteindelijk de metingen te doen en de gegevens op te sturen.
Aan het eind van ons verblijf komt de DanceMe de baai invaren. We kennen Liesbeth en Hans al lang en waren samen met hen in Suriname op de vijfdaagse jungletocht. Het klikt goed en we maken een afspraak voor onze laatste avond, om samen met de DanceMe en met de Älskling2 bij ons aan boord te barbecuen. Nou is het aanbod aan levensmiddelen op Carriacou zeer beperkt. Wat was Suriname dan een verademing. Er zijn maar beperkt verse groenten, en aan vlees (op kip na) is nauwelijks te komen, en dan alleen diepgevroren. We hebben gelukkig nog wat varkenshaas en een stukje biefstuk in ons vriesvakje. We lopen nog een eind richting Hillsborough, want daar had een winkel ons beloofd dat hij deze zaterdag schapenvlees zou krijgen. Helaas, niet dus, de leverancier was niet gekomen en hij neemt ook zijn telefoon niet op. De plek waar we eerder het biefstukje kochten heeft alleen nog wat worstjes. Verse vis (voor Liesbeth) is vandaag nergens te koop, we vinden wat diepvriestonijn in de supermarkt.
Natuurlijk wordt het een heel gezellige avond met de drie bemanningen, en de drie gangetjes vlees smaken uitstekend.

De volgende ochtend vertrekken we richting Grenada. Misschien stoppen we bij Ronde Island, een ankerplek die als “lunchstop” wordt aanbevolen, overnachting alleen voor de “very brave”. Het waait hard, dat deed het de afgelopen twee weken op Carriacou ook steeds. Eerst varen we nog in de beschutting van het eiland, maar op open zee staat er ruim 25 knopen wind en de golven zijn 2-3 meter. Wind en golven komen schuin van achter, daarom is het goed te doen. Al twee uur later zijn we bij Ronde Island.

De ankerplaats is net om de hoek, deels beschut voor de wind en grotendeels voor de deining. We zien meerdere schildpadden rond de boot. Ook snorkelend zien we 2 schildpadden. We kruipen met de boot nog wat verder de baai in. Onze nieuwe “forward looking sonar” komt daarbij goed van pas. Na het anker en de omgeving al snorkelend verkend te hebben besluiten we te blijven. Het is een sprookjesachtige plek. De deining die de hoek om komt is op de boot goed te hebben, maar breekt toch met veel kabaal op de dichtbije rotsen. Gelukkig schijnt de maan, zodat we het niet alleen horen, maar ook zien. We slapen prima, zijn een beetje trots bij “one of the brave te horen”. ‘s Morgens doen we nog een snorkelrondje en we maken ons op voor het laatste stukje naar Grenada.

Op naar blauw water

We zijn klaar om te gaan, te vertrekken uit Suriname. We zijn al uitgeklaard, hebben de negatieve uitslag van de antigeentest van vandaag op zak (een voorwaarde om elders aan te mogen komen) en de boodschappen zijn gedaan. Zo meteen nog een gezellig afscheidsetentje met onze vrienden van de DanceMe en morgen als het tij bijna gaat keren en het water naar zee gaat stromen, dan varen we hier weg, weg bij Marina Waterland, waar we het heel fijn hebben gehad, maar waar het nu helemaal vol ligt met schepen, waardoor we steeds meer toe zijn aan rust en lekker vrij weer voor anker te liggen, bij voorkeur op azuurblauw water. Want die bruine Surinamerivier, die zijn we na 7 weken ook wel zat! We kijken ernaar uit om over een dag of vijf lekker te gaan snorkelen in helder water! 

We kijken met ongelooflijk veel plezier terug op de afgelopen tijd, Suriname en z’n bevolking hebben een diepe indruk op ons gemaakt.  Wat hebben we hier veel ondernomen, wat hebben we veel gezien en geleerd, wat hebben we veel praatjes gemaakt met verschillende mensen waardoor de bevolking met z’n verhalen echt tot leven is gekomen. Een enorm groot voordeel is toch, dat we hier in onze eigen moedertaal terecht kunnen, vrijwel iedereen in dit land spreekt Nederlands! 

We hebben uiteindelijk 8 keer een rondje gegolfd en vrijwel dagelijks gezwommen in de rivier. We hebben 11 keer niet thuis geslapen aan boord, omdat we in de jungle zaten of verbleven op plantages. We hebben genoten van een mooie stadswandeling met gids, waardoor we de kans hadden de synagoge van binnen te bezichtigen. De grote houten kathedraal is echt een bezienswaardigheid. We hebben vele markten bezocht en daarbij veel hapjes geproefd uit verschillende keukens. We hebben meerdere plantages bezocht, zoals Peperpot, Frederiksdorp, Mariënberg. Verblijf op Peperpot vonden we het allerfijnst, mede dankzij hun heerlijk bibliotheek vol boeken over Suriname en gerelateerde onderwerpen. Het net geopende verhalenmuseum van Fredriksdorp was een feestje. Voor liefhebbers, zie www.geheugenvancommewijne.sr. De vlindertuin in Lelydorp was ook het bezoeken waard; nooit gedacht dat het exporteren van vlinderpoppen over heel de wereld een serieuze business was. Nou, hier weten ze hoe dat moet en wat er allemaal bij komt kijken. 

Met alle crews van de haven zijn we een keer uitgegaan in Paramaribo om te luisteren naar livemuziek bij café De Dijck. Natuurlijk was er ook onderling veel aanloop, meerdere keren samen gegeten met andere zeilers, heel wat borreltjes gedronken. Leuk om de mensen van Offspring en Windbreker te leren kennen, we genieten ervan als er meteen die fijne klik is. 

Toen we aankwamen in Suriname, was het prachtig weer; de zon scheen uitbundig, ohhh, wat was het warm aan boord. Maar de laatste weken overheerst de regen en dan ontstaat er zo’n vochtig klimaat, waar we ons niet echt lekker meer bij voelen. De ontvochtiger draait overuren als we op pad zijn, en tussen de buien door proberen we zoveel mogelijk te luchten als we aan boord zijn.  

Iets anders wat we minder leuk vinden in dit land, is het ambtelijk apparaat. Tjonge jonge, die hele exercitie rond de rijtoestemmingsverklaring, we zouden er bijna een boek over kunnen schrijven. Waar we bij ons even de ANWB inlopen en een kwartiertje later een internationaal rijbewijs op zak hebben, duurt zoiets hier meer dan een maand, vijf keer een bezoek aan het politiebureau, heel lang wachten in allerlei rijen en dan ook nog eens de confrontatie met onaardige, commanderende medewerkers die het woord service niet in hun woordenboek hebben staan. Waar bij ons in Nederland iedereen binnen een organisatie zijn best wil doen voor een klant, zeker als er iets niet goed is gegaan, iedereen de bereidwillendheid heeft om te helpen en om een probleem op te willen lossen, is die attitude hier soms ver te zoeken. Kom je bij de vreemdelingendienst, omdat je een stempel in je paspoort nodig hebt omdat je hier al een maand bent en je verblijf wilt verlengen, en als je dan eindelijk het juiste armetierige loketje hebt gevonden, zit daar een onvriendelijk dame onderuitgezakt op een stoel achter een met plastic dichtgeplakt raam wegens Covid met onderaan een kier van nog geen 10 cm. Daardoorheen roep je wat je nodig hebt. Paspoorten graag, is het antwoord. De eerste die Pieter erdoorheen schuift, glijdt netjes naar voren in haar richting. De tweede kiept net over de rand naar beneden en blijft daar staan. Dan zegt ze: als je die daar neer legt, dan kan ik er niet bij…… pffffffff, denken wij dan, steek je arm dan uit! Gelukkig is het merendeel van de bevolking vriendelijk en vrolijk en hebben we gelukkig niet al teveel te maken gehad met de bureaucratie van dit land. Maar het is wel 1 van de dingen, waardoor we tegen elkaar zeggen: we zijn er wel klaar voor om weer verder te gaan. Onze volgende stop wordt waarschijnlijk Carriacou, het eiland wat boven Grenada ligt, waar we mooie herinneringen aan hebben van de vorige reis. Als we daar over een kleine week zijn, ingeklaard hebben en de eerste snorkelsessies achter de rug hebben, dan gaan we op zoek naar een duikschool: samen met een instructeur die vaardigheid weer eens oppoetsen, om daarna lekker te gaan genieten van het onderwaterleven. Blue waters, here we come! 

Culturele marron trektocht

“Sorry, oponthoud!” appt Randy ons, met daarbij een foto van het busje van Orange Tours met een lekke achterband. Hij zou ons samen met Hans en Liesbeth rond 9.30 komen oppikken. We kennen Hans en Liesbeth al sinds de ria’s van Galicië. Het is de Vlaamse bemanning van de DanceMe, een Breehorn41. We zijn elkaar de afgelopen maanden al een paar keer tegengekomen en we hebben al heel wat avonden gedeeld. Ze zijn nu, 3 weken na ons, in Suriname aangekomen. We hebben samen bij Orange Tours een 5-daagde reis geboekt naar de jungle, een tocht langs 3 stops aan de Boven-Suriname-rivier met aandacht voor natuur en cultuur. Randy zal daarbij onze gids zijn. Met een busje zullen we eerst een kleine 200 km naar het zuiden rijden, langs het Brokopondomeer  tot Atjoni, waar de weg ophoudt. Vandaar volgt een boottocht van zo’n 4 uur naar Kumalu, onze eerste en verst gelegen pleisterplaats. Het lukt blijkbaar niet om het wiel te wisselen en er moet een nieuw busje komen. Meer dan een uur vertraging. Wij hebben meteen stress, straks missen we do boot! Maar Randy neemt onze zorgen meteen weg, de bootsman had al gemeld dat ook hij vertraging had en er wordt op ons gewacht, ook al is het een lijnboot. No spang!

Het eerste stuk van de reis kennen we al, van toen we enkele weken geleden met Wim naar Kninipaati gingen. Dus eerst 200 km naar het zuiden, langs het stuwmeer, en dan naar Atjoni, waar de rivierboten vertrekken. 

Bij deze reis is gekozen voor vervoer per lijndienst. Geen privévervoer dus, zoals naar de luxere resorts zoals Kninipaatie, maar samen met andere personen (en hun vracht), met stops bij een aantal dorpen langs de route. Dat maakt de tocht extra leuk. Je geniet niet alleen van het varen over de rivier, de prachtige natuur, de behendigheid van de bootsmannen, maar ook van de korte stops bij de dorpjes, waar altijd vrouwen aan het wassen zijn, kinderen aan het spelen, mannen aan het vissen. Het zijn kleurrijke taferelen en de tijd vliegt. De bootsman weet precies waar alle gevaren onder water liggen en vaart met zo’n 40 km/u kriskras over de rivier. Net voor de avond valt, meren we af bij Kumalu Dream Island. Die naam paste er misschien vroeger goed bij, maar inmiddels is de lodge in faciliteiten en luxe wel door een aantal andere voorbijgestreefd. Het blijkt zeker geen luxe resort, maar we waren voor deze tour ook nadrukkelijk niet uit op luxe. De cabana’s zijn eenvoudig, wel netjes en schoon. We worden welkom geheten door Romano, de beheerder.  Er is geen personeel wat voor ons kookt, maar Randy blijkt een uitstekende fourageur en kok. Afwassen gebeurt door de gasten, door ons dus. Romano haalt in de regen voor ons wat koude djogo’s (literflessen parbobier) aan de overkant van de rivier. Ondanks de dunne matras slapen we als rozen. 

De volgende ochtend maken we een wandeling door “het bos” (jungle), naar de “Ananasberg” (lees: -heuvel). Romano gidst ons erheen. Hij is weinig spraakzaam, maar Randy weet veel te vertellen over de planten en bomen die we tegenkomen. Hij studeerde “bosbouw en toerisme”. Na ruim een uur beginnen we aan het klimmetje. Het hoogteverschil is maar zo’n 40 meter, maar het landschap is totaal anders, heel open. We zien vele wilde ananassen, cactussen en we hebben een prachtig uitzicht over het dak van het oerwoud. De ananassen die Romano oogst smaken heerlijk. 

Randy overtreft zich bij het maken van de lunch. Hij had het ‘s morgens al voorbereid en het staat binnen een half uur op tafel. Soproso (een soort bittere aubergine) gevuld met visgehakt. Javaans Surinaams voor gevorderden. ‘s Middags bezoeken we per koraal de plaatselijke top-attractie, de Tapawatra watervallen. Over de hele breedte van de rivier, ik schat zo’n 200 meter, valt het water een kleine 3 meter naar beneden. Dat lijkt niet veel, maar de kracht, spektakel en het geluid zijn indrukwekkend. Door het warme water kun je er heerlijk een uur in zitten, als je ervoor zorgt dat je niet wordt meegesleurd. ‘s Avonds genieten we opnieuw van chef-kok Randy en we doen met plezier met z’n vieren de afwas. 

De volgende ochtend gaat de wekker om 5.45. De lijnboot pikt ons om 6.30 op en bij het eerste licht varen we de rivier af richting Botopas, onze tweede lodge. We genieten opnieuw van de tocht over het water, het passeren van de sula’s (stroomversnellingen), een overvliegende toekan en een paar ijsvogels, de altijd maar wassende vrouwen aan de waterkant. Bij aankomst staat het ontbijt voor ons klaar. 

Botopasi blijkt in alle opzichten een flinke upgrade ivm het vorige verblijf. Alles is spic en span, de cabana’s liggen prachtig verhoogd met een eigen balkon met uitzicht op de rivier, de bedden zijn zeer comfortabel. Er wordt heerlijk voor ons gekookt en de afwas wordt door de vriendelijke lokale Marron-medewerkers voor ons gedaan. Wat een luxe!

In de ochtend maken we een korte boottocht en wandeling naar het Saamaka museum. Er is een openluchtgedeelte waar traditionele hutten zijn gebouwd en een binnen-tentoonstelling. We leren weer verder bij over de Samarakkaanse cultuur. 

‘s Middags regelt Randy nog een wandeling naar het nabijgelegen dorp Futuna Kaba onder leiding van meneer Man, de eigenaar van de Botopasi lodge. We nemen een kijkje bij de medische post, we spreken met een onderwijzeres van de plaatselijke basisschool. We ontmoeten de kapitein van het dorp die tevens de lokale apostel is en we bezoeken de medicijnman bij zijn huis. Ondertussen wandelen we tussen de huizen door, zien bijzondere vruchten en bloemen en proberen een pompelmoes op ons hoofd te laten balanceren. Dat laatste blijkt niet eens zo makkelijk, een paar passen ermee zetten is al een opgave, terwijl onze gids met de vrucht op zijn hoofd kan lachen en dansen. Dit vergt blijkbaar jaren van oefening.

Ook tijdens deze activiteit blijft het droog. We hebben het geluk dat de meeste buien (en dat zijn er heel wat) ‘s nachts vallen, of als we onder een afdak zitten te eten of te parberen. Randy lijkt zelfs het weer gedeeltelijk naar zijn hand te kunnen zetten.

De gids van de middagwandeling blijkt ook actief te zijn als masseur. Volgens Randy is het een belevenis. Voor het geld hoef je het niet te laten, SRD100 (zo’n €4.50) per persoon. Liesbeth, Hans en Monique melden zich meteen aan. Ikzelf ben niet zo’n liefhebber, en nadat meneer Man informeert of iedereen wel pijnstillers bij zich heeft voor na de massage, weet ik het zeker: ik pas. ‘s Avonds zie ik ze een voor een uit de massage-hut komen. Randy glimlacht, maar bij de anderen zie ik blikken die uiteenlopen van verbazing tot opluchting. “Hij heeft wel heel sterke duimen”, zegt Hans, “Kijk eens naar die blauwe plekken”, zegt Liesbeth, “Ik vroeg hem bijna te stoppen” zucht Monique, en allemaal maken ze voorzichtige bewegingen met hun nek, alsof ze net een whiplash hebben doorgemaakt. “Ja, dat is zijn specialiteit”, zegt Randy, “om de nek eens flink te kraken”.

Ook ‘s avonds is het uitzicht op de rivier prachtig, we delen samen een fles meegebrachte wijn en we slapen heerlijk op de prima bedden. De volgende ochtend is het ontbijt wat laat en de boot wat vroeg, waardoor we met een boterham in de hand op weg gaan naar onze laatste logeerplek. Na een uurtje stroomafwaarts komen we aan bij het dorpje Jaw Jaw. Het is een gemengd traditioneel/christelijk Marrondorp. Dit keer verblijven we echt ín het dorp. Belé, hier geboren en als kind opgegroeid, is na 18 jaar verblijf in Nederland weer naar zijn roots teruggekeerd. Hij heeft aan de rand van het dorp, naast de huizen van zijn gezin, een vijftal traditionele huisjes/hutten gebouwd, die hij verhuurt. Het principe is dat je woont in het dorp, er deel van uitmaakt en meemaakt wat er in het dorp gebeurt. Zo was er een paar dagen eerder een doopplechtigheid van een aantal kinderen, waar de gasten bij werden uitgenodigd. Als er gefeest wordt, feest je mee en als er gerouwd wordt, rouw je mee, al is een rouwperiode in de Marrongemeenschap ook vooral feest.

Vandaag gaat Betsy, een van de vele nichten van Belé, cassave oogsten, verwerken en uiteindelijk cassavebrood bakken. We worden uitgenodigd mee te gaan en te helpen. We lopen mee naar het kostgrondje, het stukje grond (omgehakt en platgebrand oerwoud) buiten het dorp waar haar familie groenten en fruit verbouwt. Onder haar toeziend oog wrikken we de wortels van 2 cassaveplanten uit de grond. We hebben een kruiwagen vol. Vervolgens moeten de knollen gewassen en geschild worden. Vele handen maken licht werk. Raspen gebeurde vroeger met de hand, maar Betsy heeft zelf een benzine-aangedreven rasp die nog het meest lijkt op een hakselaar voor takken. Het resultaat is een flinke kuip vol cassavepap. Dit moet nu geperst worden. Hiervoor belt ze een dorpsgenoot. De geraspte cassave gaat in een grote cilinder, een krik zorgt voor de druk en zo wordt het vocht eruit geperst. We zien dat de man-met-de-pers 50 SRD (€2.25) ontvangt voor een uur werk. De cassave komt in samengeperste brokken uit de pers, die vervolgens moeten drogen boven een houtgestookt vuurtje. Na twee uur worden we weer opgetrommeld, de cassave moet nu gestampt worden tot cassavemeel. Dit gebeurt met de hand, met een grote, zware houten stamper, in een grote houten vijzel. Iedereen komt aan de beurt, het is lastiger dan het lijkt. De volgende ochtend gaan we broden bakken. Het meel wordt uitgespreid op een ronde ijzeren plaat boven het houtvuur. Er komt geen enkel ander ingrediënt aan te pas, zelfs geen water. Na een paar minuten is het meel samengesmolten tot een soort grote pannenkoek en kan hij gekeerd worden. Ieder van ons bakt zijn eigen brood, met wisselend succes. Dit bakken gebeurt met hulp van Irma, Betsy’s zus. Want Betsy is ongesteld, en als je “onrein” bent mag je geen brood bakken. Een twintigtal broden is het resultaat van een dag werken. We proeven er een, het is verrassend lekker. De familie kan vooruit, ze zijn maanden houdbaar. Na het bakken van de broden staat er weer een prachtige lunch klaar. Er zijn wel 6 soorten thee van verse bladen en bloemen uit eigen tuin.

Belé kookt heerlijk voor ons, aan tafel en lopend door het dorp vertelt hij over de geschiedenis van het dorp en over de uitdagingen van deze tijd. Al zijn we maar 24 uur in Jaw Jaw, we voelen ons even opgenomen in de gemeenschap en we zouden er wel een week willen blijven.

Het waren 5 heerlijke dagen. Heel anders dan de 4 luxere dagen op Kninipaatie, weliswaar aan dezelfde rivier. De tocht met de lijnboot, de 3 verschillende lodges, de afwisseling van de activiteiten, het directe contact met de bewoners en, niet te vergeten, de ontspannen en deskundige begeleiding door onze gids Randy maakten het zeer de moeite waard. En zeker ook het 5 dagen samen op pad zijn Hans en Liesbeth. Het klikte met hen al vanaf het begin in Spanje, maar nu kennen we elkaar beter en prijzen we ons twee nieuwe vrienden rijker.

Weer terug in de haven, gezelligheid met andere crews

Ondergedompeld

Vandaag gaan we op pad voor onze tocht naar Knini-paati, een klein resort in de jungle aan de Boven-Surinamerivier. Dat is het gedeelte van de rivier, bovenstrooms van het kunstmatige Brokopondo stuwmeer. Dat meer ontstond in 1964, toen de Afobakadam voltooid werd.
Ons avontuur begon met een valse start. Wim (zie de vorige blog) zou met ons meegaan en hij stond al om half negen op de steiger, terwijl we hem pas een uur later verwachtten. Maar dát was niet het probleem, we konden de autosleutel niet vinden! Dus in plaats van rustig koffiedrinken aan boord met Wim, zochten we in alle kastjes, onder alle klepjes, achter alle kussens, we keerden we zelfs de afvalbak om. Tevergeefs. Uiteindelijk blijkt ie toch in Moniques broek van de avond daarvoor te zitten, ondanks dat ze daar al eerder had gevoeld en hem niet had aangetroffen. Dus vertrekken we toch wat gehaast, vol twijfel of we alle benodigdheden wel bij ons hebben. 
We rijden 2 uur zuidwaarts, min of meer parallel aan de Surinamerivier. Langs Paranam, een groot industrieel complex wat in de eerste helft van de vorige eeuw ontstond voor de bauxietwinning en aluminiumproductie. Bauxietwinning is al een aantal jaren niet meer rendabel en een deel van de fabrieken wordt nog wel “slapend” gehouden. Blijkbaar zijn daar heel wat mensen voor nodig, getuige het aantal geparkeerde auto’s.
Wim laat ons stoppen bij een cafetaria langs de weg bij Paranam. De serveerster herkent “meneer Wim” onmiddellijk, en we slaan wat “bakabana’s” (gebakken bananen) in, om later onderweg op te eten. We rijden richting het Brokopondomeer, wat qua oppervlakte even groot is als de provincie Utrecht. We stoppen bij het plaatsje Bronsweg, aan de voet van de Bronsberg, en eten onze bakabana’s. In deze regio zijn veel goudzoekers actief, zowel legaal als illegaal. De impact op het milieu is helaas groot. Onderweg komen ons regelmatig vrachtwagens met enorme opleggers tegemoet, met daarop meestal 2 enorme boomstammen. Volgens Wim wordt het oerwoud leeggeroofd, voor een groot deel legaal, via concessies aan “de Chinezen”. Suriname zelf lijkt weinig van de opbrengsten te profiteren.
Na een tocht van ruim 2 uur komen we aan bij het plaatsje Atjoni, gelegen aan de Boven-Suriname rivier, dus stroomopwaarts (en ten zuiden) van het grote stuwmeer.
Verder naar het zuiden zijn er geen wegen meer. Atjoni is de hub, een soort busstation, waar al het vervoer over water naar het zuiden begint en eindigt. Langs de rivier liggen meerdere dorpen, bevolkt door Marrons, dat zijn de afstammelingen van slaven die in de 19e eeuw van de plantages zijn gevlucht. Zij leven in het oerwoud, ook langs deze rivier. Andere dorpen zijn later ontstaan, toen een aantal dorpen geëvacueerd moest worden door het ontstaan van het Brokopondo-stuwmeer. Die dorpen zijn te herkennen aan het voorvoegsel “Nieuw-“ voor hun naam.

Het vervoermiddel op de rivier is de korjaal, niet alleen hier, maar ook in andere delen van Suriname. De bodem moet sterk zijn, want de rivier is vaak ondiep, er moeten stroomversnellingen worden gepasseerd en dan raakt de bodem vaak de rotsen. Die bodem is uit één stuk, een uitgeholde boomstam, aan de zijkanten verlengd door planken. Er zijn ongeveer 10 zitjes achter elkaar, waar steeds 2 personen op kunnen zitten. Schoolkinderen gaan iedere dag vanuit de verschillende dorpen naar de scholen in Atjoni en weer terug. Al het andere personenvervoer en ook het vrachtvervoer gaat per korjaal. En is de last te zwaar, bvb een tractor of graafmachine? Leg 2 korjalen naast elkaar, een paar planken overdwars en de tractor rijdt er zo op! Zeer indrukwekkend.
Als we arriveren liggen er zeker 20 korjalen te wachten. Sommige worden gevuld door schoolkinderen in uniform. Iedere korjaal heeft in principe een bemanning van 2 personen. De “bootman” is stuurman, hij zit achterin en bedient de 15-80pk buitenboordmotor. Vaak is hij de eigenaar van boot en motor. Voorop zit zijn hulp, die met een peddel helpt om scherpe bochten te kunnen ronden.
Wij worden opgepikt door een boot van ons resort en we ontmoeten Claidell, onze Marron-gids voor de komende dagen, en Toni en Cock, een Nederlands echtpaar dat al jaren op Knini-paati komt. 
De tocht op de rivier is prachtig. Op de oevers alleen maar oerwoud en af een toe een dorpje waar we de vrouwen de was zien doen in de rivier en waar kinderen spelen of vissen. We hebben al te horen gekregen dat de Marrons niet gefotografeerd willen worden, dus daar houden we rekening mee.
Na een uur bereiken we ons resort, dat ligt op een klein eiland in de rivier. Het is in de afgelopen jaren opgebouwd door Nelson, de eigenaar, met veel hulp van Toni, die in Nederland aannemer is geweest. Er zijn een tiental cabins, houten huisjes voor 2-4 personen, en een aantal overdekte, maar verder open gezamenlijke ruimtes om te verblijven en te eten. Cock is kunstenares en heeft de gebouwen en cabins voorzien van prachtige beeldjes van vogels. Samen met Wim zijn we de enige gasten. We worden vertroeteld met lekker eten. We poedelen wat in de rivier en de naast het resort gelegen “sula”, wat stroomversnelling betekent. Claidell maakt een junglewandeling met ons, waarbij we uitleg krijgen over planten en dieren. We zien vogelspinnen en eerder op de rivier liet hij ons ook al een enorme anaconda op de kant zien. Hij toont ons de werking van de “telefoonboom”, een levende tamtam, en leert ons verschillende geluiden herkennen, zoals de roep van de “bospolitie”, een vogel die zijn soortgenoten waarschuwt voor naderende mensen.

De volgende dag maken we een tocht per korjaal langs enkele Marrondorpen. We kunnen de dorpen vanwege covid niet bezoeken, maar Claidell vertelt in de korjaal uitgebreid over de leefwijze van de Marrons, hun zelfredzaamheid door de jacht en door het verbouwen van groenten op de “kostgrondjes”, over de rol van de oom (broer van moeder) bij de vorming van de jongemannen. De plaats van de moeder in de samenleving is heel belangrijk, van haar weet men in ieder geval zeker dat ze familie is van haar kind. Polygamie komt onder de (traditionele) Marrons nog veel voor. Als je het je kunt veroorloven tenminste, want de huisvesting, uitzet en (kostbare) ceremonie die je een volgende vrouw moet bieden mag niet onderdoen voor de eerste verbintenis.
Er is ook een teleurstelling. We hadden erop gerekend dat we onze derde nacht in een junglekamp zouden doorbrengen. Enkelen uren lopen door de jungle met een gids, koken op een vuurtje, slapen in een hangmat. Zo was het aangekondigd, althans zo hadden we dat begrepen (en volgens ons hadden we er ook duidelijk voor betaald). Maar er bleek geen gids beschikbaar die deze tocht met ons zou kunnen maken, Claidell is daartoe (nog) niet bevoegd. De beoogde gids was niet eens in de regio, en sinds covid was dit onderdeel eigenlijk uit het programma gehaald. 
Het was voor ons een grote teleurstelling en dat hebben we ook laten merken. 
Maar toen we terugkwamen van een van de wandelingen troffen we Nelson, de eigenaar, op het resort. Hij had met Wim over onze verwachtingen gesproken. Nelson was heel duidelijk. Het was zijn eer te na en hij ging het regelen. Diezelfde middag vertrokken we met Asser, de oudere broer van Nelson, de jungle in. Claidell en 2 keukenmedewerkers van het resort gingen ook mee, er waren toch geen andere gasten op het resort waarvoor gekookt hoefde te worden. Onze spullen en het eten zouden per korjaal naar het kamp worden gebracht, samen met Wim, Toni en Cock, die dit uitstapje van harte aangrepen.
Drie uur liepen we door de jungle, Asser met machete voorop. Een keer moesten we omdraaien het pad volledig geblokkeerd was door meerdere omgevallen bomen. Toen we aankwamen op het junglekamp brandde er al een vuurtje en waren de eerste Parbo biertjes al open getrokken.
Een uurtje later vertrokken Wim, Cock, Toni en de twee keukendames weer met de korjaal en bleven Asser, Claidell en wij twee achter. De hangmatten werden opgehangen en het vuur voor de maaltijd werd ontstoken. Wat een bijzondere belevenis, de oerwoudgeluiden, de vallende avond, nog even poedelen in de sula, de maaltijd met zijn vieren. Het geplande kampvuur viel letterlijk in het water, doordat het ‘s avonds alleen maar regende. Dan maar op tijd de hangmat in. Monique sliep redelijk, ik heb wat bewuster van de nachtelijke uren kunnen genieten. Toen wij gingen liggen was Asser met zijn geweer en een koplamp de jungle in vertrokken. We hoorden ‘s nachts 2 schoten en de volgende ochtend lagen er een boshaas en een gordeldier klaar om gevild te worden. Asser was apetrots en hij maakte foto’s om naar een Nederlandse kennis te sturen, die hem het geweer had geschonken.
De tocht per korjaal terug was een belevenis op zich. De kreek was heel smal, ondiep en met scherpe bochten, waarvoor de stuurman en de menselijke boegschroef hun uiterste best moesten doen om de boot onder controle te houden. We zagen ijsvogels, handgrote felgekleurde vlinders en een kaaiman die vlak voor ons onderdook. Het was een prachtig slot van onze 4-daagse trip naar het binnenland van Suriname, iets wat we niet snel zullen vergeten.

Zo, ik neem de pen even van Pieter over voor de beschrijving van wat andere belevenissen. Inmiddels hebben we al 4 keer een rondje gegolfd. Het is een leuke baan, met lekker veel ruimte, zodat we de meeste balletjes van Pieter weer terugvinden. 9 holes vinden we wel genoeg bij deze warmte, we proberen dan ook altijd vroeg in de ochtend te spelen. Echt leuk om lid te zijn geworden; we kennen de vaste crew al en het is een mooie manier om in dit warme en vochtige land toch een beetje in beweging te zijn. Naast zwemmen, golfen en ochtendyoga doen we niet zoveel actiefs. Echt wandelen of fietsen zit er niet in, daar is het land niet op ingericht. Wel hebben we onze tweepersoonskayak uitgeprobeerd die we op Tenerife kochten, daar zijn we blij mee. Ook mijn nieuwe SUP-board is een aanwinst, veel lichter, makkelijker hanteerbaar en stabieler in het water.

Na ons jungleavontuur hebben we een paar rustdagen ingelast, even de ervaringen laten bezinken. Gewoon aan boord zijn, wat klusjes klaren, huishoudelijke dingen doen en de administratie wat bijwerken is ook al fijn. In de afgelopen week zijn de Älskling 2 (BE) en Pantera (NL) vertrokken, twee boten die hier al een paar weken lagen. De Belle Fleur (NL) gaat ook verder, daar vieren we nog een leuk afscheidsfeestje mee. En JanJorem (NL) vertrekt over een week. We verwachten een kleine invasie de komende dagen: de Offspring (BE), True North (NL) en DanceMe (BE) komen eraan, gezellig! We genieten van de relatieve rust in deze marina. We weten van andere boten, en we zien het ook op de site van Marine Traffic: het is druk in de Carieb en er komen nog héél veel schepen die kant op, een grote Armada is op dit moment bezig met de oversteek van de Atlantische Oceaan. De Fransen gaan vaak direct naar Martinique of Guadeloupe, de andere nationaliteiten verspreiden zich over Barbados, Grenada of St Vincent en de Grenadines. Maar de parel die Suriname heet, die is bij het grote zeilerspubliek niet bekend; vooral mensen van NL of BE nationaliteit komen deze kant op, een uitzondering daargelaten. De anderen weten niet wat ze missen, en dat laten we graag zo!

We hebben een hele lijst met dingen die we willen doen of zien, gekregen van mijn Surinaamse vriendin Friede en langzaam aangevuld met andere tips, bv van collega Radha die hier geboren is, van Wim, ons lokale contact, van gidsen waar we excursies mee ondernemen of van mensen die we spreken op straat of bij restaurantjes. We bezoeken fort Zeelandia. We kopen een paar mooie boeken over de Surinaamse geschiedenis bij de boekhandel, we eten bij Chi Min waar we écht moeten zijn geweest. Op een zondag gaan we naar de markt in Domburg: nee, geen kraampjes met waren, maar eten, eten en eten: we eten heerlijk Javaans uit bananenblad en willen alles proeven. We krijgen zoveel mee, dat we er twee dagen van smullen. We gaan met een gids de Bronsberg op, een avontuurlijke tocht, zeker na al de regenval van de afgelopen week, en we zijn maar wat blij dat hij veel ervaring als modderchauffeur heeft en dat we in een solide 4×4 zitten. We bezoeken watervallen waar we een douche onder nemen en meteen een megamassage van krijgen, wat een watergeweld. We rijden naar Fort Nieuw Amsterdam, waar we het openluchtmuseum bezoeken en nog meer lezen en zien over de bewogen geschiedenis van dit land. De kolonisatie, wisselende overheersing, de onderdrukking van de inheemse bevolking; het vreselijke slavernij verleden inclusief het leven op de plantages; de import van alle contractarbeiders uit alle windstreken, Javanen, Hindoestanen, Chinezen, Brazilianen, Nederlandse boeren. Maar ook de roerige politieke geschiedenis van de afgelopen eeuw…. Alle informatie begint een beetje op z’n plek te vallen. Het gevolg van dit indrukwekkende verleden, is het land wat we nu zien en meemaken; een land vol tegenstellingen, een smeltkroes van culturen, trotse en veelal aardige mensen met allen een andere achtergrond; alle religies zijn vertegenwoordigd, wat je ook ziet in het straatbeeld. Een enorme variëteit op culinair vlak. Maar ook een land wat gebukt gaat onder een moeizame politieke situatie, met veel achterstand qua onderhoud van gebouwen en wegennet als gevolg, en een enorme inflatie, waardoor veel armoede.  Wat het nou precies is, we weten het niet, maar we merken dat we ons hart aardig aan het verliezen zijn aan dit prachtige land, waar we ons wonderwel thuis voelen.

Als verrassing voor mijn verjaardag, organiseert Pieter een uitje naar Houttuyn, een soort wellnessresort aan de Surinamerivier. Ik word verwend met een saunaritueel, een bloemig voetenbadje, lichaamsscrub en een geweldige lichaamsmassage van top tot teen. Na het diner blijven we slapen in een soort luxe tent, een huisje met wanden van tentdoek, waar doorheen we ’s ochtends een prachtig vogelconcert horen. Eenmaal terug in de marina blijkt er een taart klaar te staan, en niet zomaar een taart: zo eentje heb ik nog nooit gezien; enorm en prachtig versierd met tropisch fruit! De dag ervoor was Offspring aangekomen, met jarige Stijn aan boord; toen we op het punt stonden de taart aan te snijden op 2 februari, kwam True North binnen en Wichard bleek ook 1 februari jarig te zijn geweest. Hoe leuk om zo’n mooie taart te delen met 3 andere crews en 3 jarigen onder ons!! Ik kijk terug op een geweldige verjaardag, mede dankzij alle lieve berichten, appjes, telefoontjes en gezang, compleet met taart en verrassingen. Op naar de volgende 47 jaar 🙂

Inmiddels is de crew van DanceMe ook gearriveerd. Hans en Liesbeth kennen we inmiddels al heel wat maanden, sinds de Spaanse ria’s. Over een week gaan we met hen een avontuurlijke jungletrekking ondernemen van 5 dagen, waarbij we in drie verschillende dorpen gaan slapen ergens aan de boven-Surinamerivier. Ik schat in, dat we na dat mooie avontuur een beetje klaar zijn om verder te trekken en de bruine Suriname rivier te verwisselen voor azuurblauw. Onze tickets naar huis zijn gekocht, direkte vluchten met KLM van Trinidad naar Schiphol. Eerst nog een maand naar Grenada en bijbehorende eilanden en dan richting eindbestemming van dit seizoen: in Trinidad gaat de boot de kant op. Nog twee en halve maand genieten van onze reis en de bijbehorende vrijheid en dan op naar ons Nederlandse bestaan waar we ook naar uitkijken.

Suriname voor beginners

“Suriname moet je niet bezóeken, je moet het beléven, meemaken, ondergaan”. Dat hebben meerdere Surinaamsevrienden en kennissen ons gezegd. En ja, we proberen ons onder te dompelen in deze voor ons nieuwe wereld. Maar wat hebben we af en toe last van onze Hollandse nuchterheid, behoefte aan controle en lichte argwaan; “eerst zien, dan geloven“. “Ja hoor, komt goed, maak je niet druk”, zeggen ze. Maar wannéér dan, denken wij, en wat gaat dat dan kosten? “Is het erg dat het een paar dagen duurt? Moet je iets doen dan?” Rishie, de man die voor de cruisers goedkope huurauto’s regelt “doet echt heel erg zijn best voor ons, maar we zullen tot het weekend moeten wachten”. Maar we moeten toch inklaren in Paramaribo? Geen probleem, hij is ook taxichauffeur en neemt ons mee naar de stad, drie kwartier rijden, eerst naar het kantoor van Noël, de eigenaar van de marina, die de juiste papieren van de douane en Maritieme Autoriteit al voor ons klaar heeft liggen. Vervolgens rijden we naar de Militaire Politie voor het stempelen van onze paspoorten. Je wordt geacht daar te verschijnen in pantalon, hemd met lange mouwen en dichte schoenen. Voor vrouwen is het kledingvoorschrift minder duidelijk, maar Monique heeft een jurkje aan. We mogen verder komen. Op de binnenplaats zit een agent achter een tafeltje. Nadat we hebben uitgelegd waarvoor we komen mogen we op een bankje plaatsnemen. Een andere agent komt een tijdje later naar ons toe en vraagt om onze paspoorten, de papieren van de Maritieme Autoriteit en het e-visum. Dat laatste hadden we via internet aangevraagd, betaald en ontvangen. Trots lieten we het zien op onze telefoons. Maar helaas, hij wil het uitgeprint hebben. En we voldoen niet aan de criteria voor een uitzondering legt hij ons omstandig uit. “Om de hoek zit een “Chinees”, die kan het voor jullie wel uitprinten”. We druipen af, excuseren ons bij Rishie, de chauffeur, voor de vertraging, en lopen naar de Chinees. Een “chinees” is in veel ontwikkelingslanden een winkel waar ze “bijna alles” verkopen. Een soort mengeling van een blokker, een kantoorboekhandel, een kledingzaak en een slecht gesorteerde doe-het-zelf winkel. De herkomst van de artikelen is China, de kwaliteit van de spullen past daarbij, en de uitbater is van Chinese afkomst. We zagen dat eerder op de Kaapverden, maar ook op onze vorige reis in heel de Pacific. Overigens zijn in Suriname ook vrijwel alle supermarkten in Chinese handen.
De Chinees heeft wel een printer, maar geen wifi (of wil die niet delen) en verder hebben we ook nog geen Surinaams geld. Vervolgens neemt Rishie ons mee naar een ATM (voor SRD’s, de lokale valuta) en naar een telecomprovider. Het maximumbedrag wat uit de ATM per keer komt is 2000 SRD, ter waarde van ongeveer €80. Dat kun je vervolgens wel eindeloos herhalen. Het grootste biljet in Suriname is 100 SRD. Je kunt je dus voorstellen dat je voor een paar honderd euro een flink pak SRD’s mee naar huis krijgt. Bij digicel zijn ze zo vriendelijk om onze e-visa uit te printen. 
We haasten ons terug naar de MP, want om 13.30 sluit de tent, dat blijkt ook bij banken en andere (semi-)overheidsinstanties de gewoonte. We krijgen (na een half uurtje wachten) de stempels in onze paspoorten, we mogen voorlopig 1 maand blijven.
Rishie neemt ons nog mee langs een groente-stalletje langs de weg, voor een paar bananen, verder hebben we eigenlijk nog niets nodig.
5 uur na vertrek zet hij ons weer af bij de marina. Hij heeft zeker 100 km gereden en vooral heel veel gewacht. We betalen hem 500 SRD, iets meer dan €20. Op vrijdagavond, onze vierde dag in Suriname, komt Rishie onze huurauto brengen. Ja, die hadden we liever eerder gewild, maar waarom eigenlijk? Het is heerlijk bij Waterland, een mini-marina met 1 steiger en 12 ligplaatsen, in combinatie met een klein-resort met 7 mooie villa’s. Die zijn overigens allemaal leeg, alleen in het weekend zijn er 1 of 2 bezet, alles door Covid. Om ons heen is oerwoud, we zien doodshoofd-aapjes in de bomen op een paar minuten loopafstand, de tropische vogels geven dagelijks concerten en de brulapen schreeuwen ‘s morgens vroeg, dat is weer eens iets anders dan hanengekraai. Na een aanvankelijke aarzeling (piranha’s, slangen en kaaimannen) zwemmen we twee keer per dag in de rivier, waarbij we wel op de stroming moeten letten. Er zijn ook kano’s en paddleboards. In enkele bomen op het resort zitten luiaards, maar we hebben ze nog niet gespot. Bar en restaurant zijn alleen in het weekend open, maar op de andere dagen zitten we met andere zeilers gewoon op het terras en drinken daar onze eigen biertjes. Erg gezellig. Als we wat willen eten brengt een van de andere zeilers (die al wel een auto hebben) wel wat mee uit een stalletje ergens langs de weg. Eigenlijk redden we het prima zonder auto.


Eten is een verhaal apart. Suriname is een smeltkroes van culturen, wat zich weerspiegelt in het eten. Er is o.a. Creools, Javaans, Indiaas, meerdere soorten Chinees, en Europees. Het wordt verkocht in allerlei stalletjes langs de weg, vaak warungs, om ter plaatse te eten of mee te nemen. De keukens hebben gemeen dat het niet veel kost, daar kun je zelf niet voor koken. Van één portie eten we meestal 2 dagen.
Maar toch fijn dat we die auto hebben, daarmee kunnen we op pad, ons eerste doel is Paramaribo. Daar ontmoeten we Wim, een vriend van een Surinaams-Nederlandse Bronovo collega, die ons wel wat van Paramaribo wil laten zien. Hij lijkt iedereen te kennen die we op straat tegen komen. Hij loopt met ons zonder gêne het chique Torarica hotel in, laat ons binnen en buiten alle mooie plekjes zien, ook komen we met hem vlot langs de bewaking van het casino en kijken uit vanaf het dakterras met zwembad. Daar wordt vooral Spaans gesproken door dubieuze gasten uit Colombia. We rijden door veel straten met oude statige gebouwen, waarvan helaas een groot deel in erbarmelijke staat van onderhoud is, soms zelfs in verval. Wat een verdrietig gezicht. Bij de Surinamers voel je hierover vooral gelatenheid, men is zeer teleurgesteld over het openbaar bestuur, op allerlei vlak. Fort Zeelandia bezoeken lukt vandaag niet, ook dat blijkt om half 2 te sluiten.
Wim stelt ons voor om samen naar een “resort” in de jungle te gaan. Hij kent (natuurlijk) de Marron eigenaar (Marrons zijn de nakomelingen van de Afrikaanse slaven). Wij staan op de rem, willen we niet liever gewoon met z’n tweeën, en ook, wat gaat ons dat (extra) kosten? Later dringt tot ons door dat het gewoon uit enthousiasme is, uit trots op zijn land, en omdat hij zelf ook graag gaat, zonder er iets voor terug te willen. We kunnen nog heel wat van de Surinaamse hartelijkheid leren….
Inmiddels hadden we zelf al een tour naar Bigi pan geboekt, een vogelreservaat in een moerasgebied in het uiterste noordwesten van Suriname. De tocht er naar toe is zo’n 250 km, waar we meer dan 4½ uur over doen. Het is de enige oost-west verbinding in Suriname, naar Nieuw Nikerie, de derde stad van het land. De groot deel van de weg is in erbarmelijke staat, onderhoud aan het wegennet heeft blijkbaar een vergelijkbare prioriteit als onderhoud aan historische gebouwen. Delen van de weg zijn compleet verzakt, diepe kuilen maken een slalomkoers noodzakelijk. De routebeschrijving die we kregen brengt ons naar een oppikplaats aan de rivier. Anderhalf uur later dan afgesproken werden we opgehaald door een korjaal, een lange smalle boot met daarin Mario, onze bootsman, gids en gastheer voor de komende drie dagen. Een tocht van ruim een half uur brengt ons naar Bigi pan (het Grote Meer), waarop 3 resorts liggen, alle drie als een eilandje, volledig op palen. Twee resorts zijn behoorlijk vervallen, waarvan er één nog wel in gebruik is. Akira lodge, ons resort, is het nieuwste. Het bestaat uit 17 huisjes met in het midden een grote centrale ruimte die o.a. dienst doet als restaurant. We blijken de enige gasten te zijn. De toerismesector heeft ernstig te lijden onder covid. Mario en de keukenploeg leggen ons uitgebreid in de watten. Mario neemt ons ‘s avonds en ‘s morgens (heel vroeg!) mee op excursie, over de ondiepe meren, bezaaid met de restanten van een oud mangrovebos. We zien duizenden vogels. Hij weet precies waar, en op welk moment, ze over komen vliegen. Grote groepen rode ibissen en meerdere soorten reigers. We zien flamingo’s, allerlei roofvogels, papagaaien, spechten en ijsvogels. De keukenploeg verzorgt heerlijke maaltijden, deels met lokaal gevangen tilapia. Tussendoor zitten we op het vlonderterras voor onze hut, lekker een boekje te lezen. De laatste dag krijgen we de lunch mee. We eten er nog 2 dagen van. 


We bezochten ook plantage Peperpot. De vele plantages die Suriname in de koloniale tijd rijk was zijn allemaal verdwenen, weer ingenomen door het oerwoud. Wat resteert zijn een aantal gebouwen die deels zijn omgevormd tot kleinschalige boetiek-hotels. Zo ook bij Peperpot. We hadden er afgesproken met de bemanning van de Noorderkroon, André en Ingrid. Zij zijn ervaren zeilers van de koude kusten van Noord Europa, die eigenlijk op weg waren naar Kaap Hoorn, de kou in het zuiden dus. Maar omdat Brazilië en Argentinië door Covid gesloten zijn voor zeilers, hebben ze hun toevlucht genomen tot Suriname en de Carieb. Gelukkig blijkt de warmte hen ook goed te bevallen. We eten er heerlijk en we trakteren ons zelf op een nachtje in het hotel. Zittend op de veranda voelen we een beetje hoe de planters zich vroeger gevoeld moeten hebben.

Lekker die auto, maar er is wel een probleem: we hebben geen internationaal rijbewijs, dat is er bij de voorbereidingen bij ingeschoten. De eerste twee weken van je verblijf in Suriname wordt een Nederlands rijbewijs getolereerd, maar daarna niet meer. Na wat zoeken op internet lijkt er een uitweg: de rijtoestemmingsverklaring. Daarvoor moeten we naar het politiebureau “Nieuwe haven”. We rijden erlangs, het ligt op de weg maar Peperpot. Stom, we konden natuurlijk weten dat dat om 2 uur ‘s middags “dicht” is, maar we krijgen wel een lijstje mee van wat we de volgende ochtend mee moeten brengen: kopieën van rijbewijs, paspoort en visum. Én een stortingsbewijs van SRD 150 (ongeveer €6) ieder. De bank waar dat kan is natuurlijk ook al dicht, dus daar beginnen we de volgende ochtend. Voor dit luttele bedrag zijn meerdere employees ongeveer 15 minuten met ons bezig. Met de stortingsbewijzen lopen we naar het politiebureau, honderd meter verderop. Een pronte politie-agente met horizontale billen vangt ons buiten op en laat ons achteraan een lange rij aansluiten. Een half uur later bereiken we een agent achter een tafeltje, nog steeds buiten. Hij plaatst ons in een andere rij. Even later mogen we naar binnen, naar de afdeling rijbewijzen. Een uiterst onvriendelijke dame neemt al onze papieren in ontvangst, constateert tot haar zichtbare verbazing dat alles compleet is, laat ons nog eens SRD 350 contant pp lappen (hadden die 150 daar dan ook niet bij gekund?) en ze stuurt ons weer naar buiten. Weer een half uur later mogen we weer voor haar loket verschijnen. Alles is in orde en we krijgen een afspraak om de rijtoestemmingsverklaringen af te halen. Over 3 weken! Misschien zijn we dan nog in het land. Tot die tijd hopen we dat de politie bij controle genoegen neemt met aanvraagbewijs. Al met al een heel gedoe, maar het gaf een mooi inzicht in de Surinaamse bureaucratie.
Suriname blijkt één golfbaan rijk te zijn, aan de rand van Paramaribo. Gisterochtend hebben we die bezocht en op proef een rondje over de 9 holes gelopen. Heerlijk, 2 uur lopen in de ochtenduren, voordat het te warm wordt om te bewegen. We worden meteen lid voor een maand, voor een bedrag waar je in Spanje soms maar één rondje loopt. 
Over een paar dagen gaan we met Wim 4 dagen de jungle in. Naar een resort ten zuiden van het Brokopondo meer, een stuwmeer zo groot als de provincie Utrecht. We slapen 2 dagen in een hutje, en 1 nacht in een hangmat in de jungle. Spannend!

Aangekomen in Switi Srenan!

Na twee dagen genieten van de tropische rust in de beschutting van de Iles des Salut van Frans Guyana, zijn we gisterenochtend om 5.45 uur weggevaren, bij het krieken van de dag. Toch altijd even spannend om is vrijwel donker ankerop te gaan en de open zee op te varen, met meteen een stevige bries van voren en steile golven, terwijl je nauwelijks iets kan zien. Volgens de verwachting zouden we 27 uur moeten zeilen tot aan de uiterton bij de monding van de Surinamerivier. Omdat we graag stroom mee wilden hebben bij binnenkomst, moesten we proberen zo vroeg mogelijk aan te komen, vandaar dit vroege vertrek.

We hadden meteen lekker de vaart erin, zeilen met 7 knopen en dan ook nog eens twee knopen kado door de stroom mee. Dat schoot lekker op. Toen de wind in de middag afnam, werd de gennaker gehesen voor een paar uur, om zoveel mogelijk mijlen af te leggen. In de nacht zelfs 2 uur de motor erbij aangezet, toen de snelheid even helemaal inzakte. En daarna ging het weer vlot met 17 knopen wind. Precies een etmaal na vertrek, bij de eerste tekenen van dageraad, kwamen we aan bij de uiterton. Heel fijn om bij daglicht de rivier op te varen, met al z’n ondieptes, staken, onverlichte boeien die op andere plekken lagen dan op onze kaart, en niet te vergeten de drijvende boomstammen. En dan hadden we ook nog de stroom mee de rivier op. Belangrijk voor ons, want vanaf de uiterton is het nog zo’n 37 mijl varen tot de marina, en met stroom tegen zou je er weleens heel erg lang over kunnen doen. Maar we gingen als een speer, en we konden nog zeilen ook. Vanmiddag om 12.45 uur lagen we dan ook al aangemeerd bij de marina en werden rondgeleid door Annette van de JanJorem. Zo, en het eerste Parbobiertje was meteen een feit!

De eerste indruk is heerlijk! Tropische temperaturen, het resort waar we bij liggen is prachtig aangelegd, we kunnen zwemmen in de rivier. Noël, de eigenaar, kwam kennismaken en wil van alles voor ons regelen, zeer hulpvaardig. Alles gaat hier rustig aan, dus morgen de boot aan kant maken, overmorgen inklaren en dan eens kijken wat er allemaal te ontdekken en ondernemen valt. We hebben zin in dit nieuwe avontuur!