Portugal: op de plaats rust!

Men zegt wel eens: “de plannen van zeilers worden bij laag water in het strand geschreven”. Want korte tijd later is er al niets meer van over en moeten de plannen worden aangepast. Want tja, bij zeilen ben je erg afhankelijk van het weer, niets is zeker. Nou, niets? Aan sommige wetmatigheden heb je toch wel houvast, zoals de passaatwinden aan weerszijden van de evenaar, daar kun je wel op bouwen. En dat geldt eigenlijk ook voor de “Nortada”, de stevige noordenwind die in de zomermaanden en het najaar altijd langs de Portugese westkust blaast. Met die wind kun je als het moet in een dag of 4 van noordwest Spanje naar de Algarve, de zuidkust van Portugal, varen. Dus toen we eind augustus al in A Coruña waren was het plan als volgt: we hebben bijna 4 weken de tijd om naar de Algarve te gaan. Daar willen we de boot dan 2 weken achterlaten om naar Nederland te vliegen en bij de promotie van mijn dochter Merel te zijn en om aansluitend nog een kleine week aan te sluiten bij het traditionele bridge/golfuitje in Casa Amarilla, het huis van Kees en Renée in de buurt van Marbella. En dan is Sevilla een prima luchthaven om van te vertrekken, goed bereikbaar vanaf de Algarve en vanaf daar ook een leuk ritje naar Marbella. Dus boekten we de vluchten alvast.
Natuurlijk hadden we beter moeten weten.

We waren inmiddels in een van de zuidelijke ria’s van Galicië aangekomen, ria Arousa. Er was weinig wind en als het waaide dan was het uit het zuiden, dus dat schoot niet op. Die “nortada” zou echt nog wel komen. We hadden het enorm naar ons zin, hoor, achter ons anker in ria Arousa. Steeds meer bekende jachten haakten aan op onze idyllische ankerplek. Met de bemanningen van Noorderzon, Make My Day, DanceMe, Heron en Älskling II, hadden we het erg gezellig op ons privé eiland. Later motorden we naar het Isla Ons en naar de Islas Cies. Allemaal eilanden in een natuurgebied, waarvoor je van tevoren een permit moet aanvragen. We maakten met veel plezier gebruik van onze nieuwe zwaardere bijboot met sterkere motor, waarmee we veel makkelijker grotere afstanden kunnen afleggen, bijvoorbeeld om naar een buureiland 1.5 mijl verderop te varen voor een mooie wandeling. Bij Isla Ons vangt Monique een flinke zeepaling in haar fuik. Oei, misschien mocht dat niet eens in dit natuurgebied, maar dat realiseren we ons te laat. Internet blijkt weer eens een uitkomst om erachter te komen hoe je zo’n beest van zijn slijmlaag ontdoet: met veel zout. Dat hebben we niet, maar een andere boot in de baai gelukkig wel. We belonen ze met een stuk van de paling en ‘s avonds smullen we ervan op de barbecue.

Bij Islas Cies ontmoeten we Joshua en Maaike van de Shambala, waarop ze met hun dochtertje Sophie van net twee naar het zuiden varen. We hebben een leuke klik en we barbecueën samen met hen en met de bemanning van de DanceMe, met z’n zevenen op de Mahimahi. Ook hier blijven we een paar dagen liggen, we maken mooie wandelingen, tennissen op de strandjes, maar veel voortgang maken we niet.

“We gaan het niet redden, vóór eind september in de Algarve zijn”, is op een avond onze conclusie. Er zit nog steeds geen noordenwind in de verwachting voor de komende 10 dagen. Misschien daarna wel, maar dat bleek eerder toch vaak niet te kloppen. Er speelt nog iets anders. Sinds 2 jaar is er langs de kusten van Spanje en Portugal een probleem met de Orka’s, of eigenlijk, de Orka’s hebben blijkbaar een probleem met zeilboten. Ze vallen de boten aan en ze hebben het daarbij vooral voorzien op de roeren. Vorig jaar zijn er tientallen incidenten geweest, waarbij de aangevallen boten meestal stuurloos raakten en naar een haven moesten worden gesleept. Het gedonder begint meestal in juli in de buurt van de straat van Gibraltar. Ergens in augustus beginnen ze dan met een langzame tocht langs de zuidkust van Spanje en Portugal en vervolgens noordwaarts richting de golf van Biskaje. Inmiddels zijn er incidenten geweest in de buurt van Lissabon. De trek naar het noorden is dus begonnen, en als we nu verder naar het zuiden zouden varen dan gaan we hun pad kruisen. Dat hoeft natuurlijk niet tot een ontmoeting te leiden, maar het allerliefst willen we dat risico vermijden. De oorzaak voor dit ongekende gedrag van de orka’s is nog niet bekend. Als je er meer over wil lezen dan is dit een aardig artikel.

Tijd dus voor een nieuw plan. We gaan niet naar de Algarve, parkeren de boot in de buurt van Porto, in het noorden van Portugal en zorgen dat we vandaar naar Sevilla reizen om onze vlucht op 23 september te halen. En als het een beetje meezit, zijn de orka’s Porto voorbij, als we na Marbella weer terug aan boord komen. Het plan brengt meteen rust. In plaats van een gevoel van haast, hebben we ineens tijd over. De haven van Leixões, vlak voor Porto is maar 2 dagtochten varen vanaf Islas Cies, waar we inmiddels ook alweer 4 nachten hebben gelegen, gelukkig goed beschut tegen de inmiddels stevige zuiden(!)wind.

We maken ons klaar voor het eerste stuk richting Viana do Castelo, de eerste Portugese haven, die we nog kennen van de vorige keer. Er staat nog steeds een zuidenwind, maar we denken dat het te doen is met het maken van een paar slagen. Dat blijkt vies tegen te vallen. Harde wind op de neus, flink regen uit donkere wolken en ook nog een flinke stroom tegen. Daardoor maken we te weinig voortgang om voor het donker aan te komen. We keren om en varen een stukje terug om in Baiona, nog net Spanje, aan te leggen. De volgende ochtend is het weer veel beter. Eerst is er nauwelijks wind maar na een uur gaat de motor uit. We zeilen! Het gaat niet hard, maar wat is dat lékker, zonder het gedreun van de motor. We worden door meerdere boten ingehaald, maar ze hebben allemaal de motor bijstaan. We voelen ons échte zeilers en we zijn trots.

We varen ruim voor donker de krappe haven van Viana do Castelo binnen, vlak bij de door Gustave Eiffel ontworpen brug over de Rio Lima. De “motorboten” zijn maar ietsjes eerder binnengevaren. 
We beklimmen de trappen naar de bijna 200 meter hoger gelegen Santa Lucia kathedraal. Dat was er in 2013 niet van gekomen. 
De volgende dag is er net zo een. Weer heerlijk rustig zeilend, opnieuw zijn alle andere zeilboten later vertrokken en motoren ze ons voorbij. We begrijpen er niets van. Bang om geen plek meer te krijgen in de volgende haven?

En zo liggen we nu in de haven van Leixões. Kleinschalig, beetje vies industrieel (een menglucht van olie en dode vissen), maar met een supervriendelijke en behulpzame crew, een prachtig strand op loopafstand en leuke restaurantjes dichtbij. De Mahi mahi blijft hier tot begin oktober. Het is even “op de plaats rust”. De komende week komen we toe aan een aantal klussen die nog waren blijven liggen, en blijkbaar zijn die toch veel makkelijker te doen als je afgemeerd ligt in een haven dan voor anker. En het is ook nog eens hartstikke goedkoop. We betalen hier voor een maand minder dan in andere havens (zoals Porto zelf) voor een week. En ja, de komende dagen lijkt de “nortada” eindelijk te gaan waaien. Hopelijk doet hij dat over een paar weken nog steeds, of wéér!

PS: klik ook eens op deze link. Dan zie je de track van de Mahi mahi vanaf Frankrijk. Het is interactief, door op de koerslijn te klikken zie je de datum, tijd en onze snelheid. Ook de weergave van de wind kun je aanpassen.

Adieu la France, Hola España!

De nacht aan de ankerboei op het riviertje de Charente viel vies tegen. Afgaand tij, flinke stroming daardoor, en een harde wind op de kont die de boot over de ankerboei heen probeert te duwen. We zwaaien met boei en al van links naar rechts, erg onrustig. Later in de nacht, bij opkomend tij zijn wind en stroming gelijkgericht en keert de rust weer, waardoor we toch nog een paar uur kunnen slapen. ’ s Morgens vaart de havenmeester (tevens stuurman van het plaatselijke pontje) even langs om ons te wijzen waar we ons havengeld kunnen betalen. We peddelen met de bijboot naar de kant en na een mooie wandeling in de omgeving komen we met een zak vol zelfgeplukte bramen en mirabellen weer terug aan boord.

We varen een paar mijl verder de rivier op, naar het plaatsje Rochefort, waar ook een haventje is. De toegang naar dat haventje is alleen een half uur rond hoog water open, en alleen als dat hoog water tussen 06.00 en 21.00 valt. Dus meestal maar één keer per dag. We hadden het goed getimed en we konden meteen naar binnen. Dat beviel goed, geen last van de stroming en weinig last van de nog steeds stevige wind. Rochefort is een vestingstadje met een rijke maritieme militaire historie. Er is nog een touwslagerij en er worden oude schepen tentoongesteld. Vroeger was hier zelfs de opleiding voor scheepsartsen gevestigd. We liggen te midden van de historische gebouwen. Het stadje is opvallend ruim opgezet met brede straten, pleinen en parken. We hebben dit keer de musea gelaten voor wat ze zijn, maar vooral genoten van de rust die het stadje ons bood tijdens een paar onstuimige dagen. Ook gebruikten we deze tijd om een plan te maken voor de (weliswaar korte) oversteek van de golf van Biskaje. Gaan we nog verder zuid langs de Franse kust tot aan de grens? De tapas schijnen namelijk nergens zo lekker te zijn als in San Sebastián! Maar daarna wacht dan wel meer dan 250 mijl Spaanse noordkust, met mogelijk hinderlijke deining uit noord en/of west, die de voortgang kan bemoeilijken en een aantal havens onbereikbaar kan maken. Ikzelf (Pieter) zag daar nogal tegen op, bang om veel vertraging op te lopen. Monique ziet dat veel luchtiger, “dat komt allemaal vast goed”. Zelf zou ik bijvoorbeeld een paar dagen goed weer willen gebruiken om in 1 keer naar Gijón, te varen, dan heb je tweederde van die kust al maar gehad! We willen tenslotte voor eind september in zuid Portugal zijn, om een paar dagen op en neer te vliegen voor de promotie van Merel. Daar wil ik als trotse vader natuurlijk bij zijn. 

Rochefort bleek een prima plek om dit dilemma te bespreken en ook om eens even rustig terug te kijken naar de eerste 6 weken van onze reis. We zijn nog maar zo kort op pad, en we hebben al zoveel meegemaakt. We hebben ook nog weinig tijd gehad (of genomen) om alles wat er in de afgelopen maanden is gebeurd te laten bezinken. Voor mij zijn dat toch het stoppen met mijn werk, de drukke tijd met het klussen aan de boot en het werk in de vaccinatiestraat en ook is het afscheid nemen van familie en vrienden me dit keer zwaarder is gevallen dan bij de vorige reis. Ik merk dat ik af en toe niet echt op de genietstand sta, ondanks al het moois dat we meemaken. Het helpt om het daar samen in Rochefort rustig over te kunnen hebben.

We besluiten om vanaf de Charente eerst naar Île d’Oléron te varen en vanaf daar over te steken naar Santander, op ongeveer een derde van de Spaanse noordkust, een tocht van ongeveer 200 mijl. We kiezen niet voor een verder westelijk doel omdat er in dat deel van de Golf van Biskaje nauwelijks wind lijkt te staan en omdat we later graag langs de “Picos d’Europa”, een bergketen net achter de noordkust van Asturia, willen varen.

Vanuit Rochefort maken we nog een fietstocht van zo’n 50 km door de Charente, wat weer een flinke bramen-oogst oplevert. Op maandag 9 augustus is het zover. Er komt beter weer aan, de zuidwestenwind gaat plaats maken voor noordoostenwind en we gaan ’s morgens om 6 uur (want dan is het hoog water) door het sluisje, richting St Denis op de punt van Île d’Oléron. Een tochtje van een uur of 6, maar omdat we in St Denis ook pas bij hoog water naar binnen kunnen liggen we voor de haveningang een paar uur “bij”. Je hebt de zeilen dan zo staan dat je vrijwel stilligt in het water en alleen meedrijft met de stroming.

Het haventje is best vol, dus worden de boten maar tegen elkaar aan gestapeld. We laten de 4 buren (die tegen ons aan gelegd worden) weten dat we de volgende ochtend bij hoog water weer willen vertrekken, en dat ze dus geacht worden dan wakker te zijn om hun boot te verplaatsen. Niemand moppert, men is dat gewend. We genieten in de haven nog één keertje van Franse oesters op het terras.

Het wordt een rustige tocht van een kleine 2 dagen, grotendeels voor de wind met uitgeboomde genua. Monique ziet ’s nachts 8 vallende sterren van de Perseïden. Overdag zwemmen er ineens twee walvissen achter de boot die een keer of 4 boven water komen, en vlak voor binnenkomst worden we verwelkomd door een enorme groep blij rondspringende dolfijnen die een klein uur rond de boeg blijven meezwemmen. Rond 23 uur komen we aan en in het pikkedonker laten we het anker vallen onder het Magdalena schiereiland van Santander. Er liggen een paar bootjes voor anker, sommige zonder ankerlicht. Het ankeren in het donker is best lastig omdat je de afstanden zo slecht kunt inschatten. We drinken een glas op de goede aankomst, met op de achtergrond de geluiden van een life concert op de kant. We liggen er prima. Veel beter dan in de jachthaven, die een eind buiten de stad ligt.

De volgende ochtend nemen we een duik, we blazen de bijboot op en roeien naar het dichtbijgelegen strandje. We maken een lange wandeling langs de hoogtepunten van Santander, waaronder het zomerkasteel op Magdalena en het beroemde Playa Sardinero. De drukte op de stranden wordt nauwlettend in de gaten door gehouden en overal word je geattendeerd op de mondkapjesplicht. ’s Avonds krijgen we bezoek van Caroline en Johán van de Baby Blue. Zij lagen in de marina, maar zijn nu ook naar onze ankerplek gekomen.

De wind is dan wel gunstig, maar er blijft ook de komende dagen een nare swell (deining) staan uit het noordwesten. Daardoor zijn een aantal haventjes aan de noordkust slecht toegankelijk (de golven breken dan bij de ingang van de baai, waar het ondiep wordt) of gewoon oncomfortabel. We besluiten daarom de volgende dag en nacht maar weer een flinke ruk van 100 mijl te maken naar Avilés. De haven is veilig aan te lopen, maar de pilot belooft verder niet veel goeds: “considerable industrial and commercial port. A good place to leave a yacht, but a poor one to visit”. Maar wij hebben anders gehoord en we wagen het er op. 

Het zeilen is heerlijk. De boot loopt als een speer. Er staat een deining van meer dan 2 meter, maar die hindert niet bij het zeilen. De hoge golven lopen netjes onder de boot door. Het weer is verder matig. Af en toe wat drizzle en lage wolken waardoor het zicht op de Picos volledig ontnomen wordt. Dat is wel heel jammer. We gaan veel sneller dan verwacht, we hebben de hele tocht ook nog eens 1 knoop stroom mee, waardoor we al om 3 uur in de ochtend bij de aanloop zijn. De laatste paar mijl van de rivier zijn verbreed en uitgediept, met betonnen kades aan weerszijden, waarlangs zeeschepen worden afgemeerd. Zo is een grote commerciële haven ontstaan, maar in een opvallend mooie omgeving door de heuvels eromheen. Ook nu in de nacht worden sommige schepen geladen of gelost. Voordeel voor ons is dat er veel licht is als we de rivier opvaren, het lawaai is natuurlijk minder fijn. Maar aan het eind is er een kleine jachthaven, waar we heel makkelijk aan een steiger kunnen aanleggen. We zoeken snel onze kooi op en slapen tot half 12 die ochtend. 

Het kantoor van de havenmeester is gesloten. Per telefoon stuurt hij ons de codes voor het hek. Betalen kan mañana. Het plaatsje blijkt een parel. Alsof je in een openluchtmuseum loopt. Marmer geplaveide straten, allemaal oude gevels, veel hoogteverschillen, kleine parkjes, overal terrasjes, maar nooit overdreven toeristisch. We worden blij van het lopen door de straten. Bij de lunch en ’s avonds staan mensen voor de restaurants in de rij. Eten en drinken is erg goedkoop, dat geldt trouwens voor de hele Noord Spaanse kust. Een biertje voor €1.70 en dan krijg je er nog gratis een tapa bij!

Op de grens van de stad en de haven is een groot museum/theatercomplex gebouwd, ontworpen door de Braziliaanse architect Oscar Niemeyer. Centraal staan ronde vormen en gebogen lijnen. In de gebouwen zijn twee mooie exposities te zien. ’s Avonds wonen we er een gratis voorstelling van volksmuziek en dans uit verschillende Spaanse regio’s bij. Niet helemaal onze muziek, maar toch leuk om dit festival mee te maken. We blijven een extra dag in Aviles, ’s morgens klussen we aan de boot, ’s middags en ’s avonds dompelen we ons weer onder in muziek, straatleven, tapas en wijn.

Op maandag varen we weer verder naar het westen. Het blijft maar grijs, we verlangen naar de zon, al is de temperatuur van 20 graden prima. Er is nóg een verschil met varen in Frankrijk. In Bretagne en langs de Vendée-kust zie je altijd tientallen andere zeilers. Soms liggen er meer dan 100 boten op een ankerplaats. Frankrijk is een zeilerswalhalla, ieder stadje heeft een grote marina, overal zijn er (beroemde) zeilscholen. Winnende zeilers zijn nationale helden. In Spanje kom je soms op een dag maar 2 of 3 andere zeilboten tegen. Op een ankerplaats lig je hooguit met een paar boten. Er zijn hier en daar kleine haventjes, maar met vooral motorbootjes van sportvissers, weinig zeilboten. 

Ook nu moeten we mooie ankerplaatsjes laten liggen, vanwege de aanhouden swell uit het noordwesten. Na een dag zeilen komen we aan in de marina van Ribadeo, waar een ongeduldige havenmeester ons naar een uiterst oncomfortabele ligplaats dirigeert. Het havenkantoor gaat zo sluiten, en als we ons daar niet meteen melden hebben we geen sleutel van het hek. Okee, het is 9 uur ’s avonds, maar een beetje vriendelijker had ook gekund. De havenmeester spreekt, zoals de meeste Spanjaarden, geen woord Engels. Ook wat langzamer spreken blijkt teveel gevraagd.  Vlak na het binnenvaren valt ons oog op een prachtig Zweeds kontje met een Nederlandse vlag. Een Forgus 37, zoals de Déesse! Het is te laat om nog langs te gaan, maar de volgende ochtend kloppen we meteen aan. Charles en Ans zijn de trotse eigenaren. Ze ontdekten de boot een paar jaar geleden toen die in Zeeland op de kant stond te verkommeren. Pas een jaar later mochten ze haar kopen van de 85-jarige eigenaar die er maar moeilijk afstand van kon doen. Ze zijn (net als wij gedurende 15 jaar Déesse) helemaal verliefd op het schip. We waren meteen welkom voor een kop koffie en we raakten haast niet uitgepraat over hun en onze ervaringen. Wat een leuke ochtend, wat een leuke mensen. En wat een bijzonder toeval om ons oude zusterschip hier in Spanje te ontmoeten. Er zijn er maar ruim 40 van gebouwd en slechts 2 hebben de Nederlandse vlag.

Het plaatsje Ribadeo haalt het niet bij Avilés, maar ook hier is het eten zeer de moeite waard en doen we ons te goed aan pulpo, scheermesjes en calamares. We tillen onze vouwfietsen uit de garage (dat duurde op de Déesse een half uur, maar nu gaat dat in een paar minuten) en fietsen en wandelen een stuk langs de kust.

Vandaag (woensdag) hebben we een korte zeildag naar de eerste echte ria (oude riviermonding, de rivier is meestal verdwenen) in Galicië, noordwest Spanje. Ook nu is het een grijze dag, al lijkt verder op zee de zon te schijnen. We proberen voor het eerst onze sleepgenerator, een dynamo met een propeller er aan, die stroom opwekt door onze snelheid door het water. Dat is wel fijn, nu we het niet van de zonnepanelen moeten hebben. Het werkt uitstekend. Ook nu hebben we, zoals al langs de hele noordkust, bijna een knoop stroom mee. Doordat we een stuk de ria in kunnen varen, lukt het om een ankerplek te kiezen die zowel beschut is tegen de deining (noordwest) als tegen de golven (veroorzaakt door de noordoostenwind). Het is heerlijk om weer voor anker te liggen. Monique pompt meteen haar paddelboard op en SUP-t een rondje door de baai. De avond valt, we liggen in ons eentje. Zo meteen nog een filmpje in onze bios en dan lekker in ons (toch nog wat deinend) bed. En morgen wordt zelfs zon verwacht!

Ik ben zelf weer lekker in balans, alles heeft een plek gekregen en ik geniet met volle teugen.

Bretagne!

Wat heeft Bretagne veel gezichten. Gisteren grijs en nat, vannacht onstuimig, zware storm, vandaag lieflijk, zonnig, zomers.

Maar we waren nog in Boulogne-sûr-mer, eigenlijk waren we daar gestrand omdat we het vele motoren zat waren. Misschien wel de helft van de tijd van de eerste etappe en dat past niet bij ons. Als er geen wind is, dan wachten we. Maar aanvankelijk was de drang om zuidwaarts te gaan groter en daarom hesen we tijdelijk het ijzeren zeil. Na 2 nachten in Boulogne wilden we verder, naar Cherbourg en liever nog verder, naar Bretagne. Bretagne was ons eerste reisdoel, nadat we ons oorspronkelijke plan, Schotland, vanwege covid-perikelen moesten laten varen. Het liefst waren we non-stop naar noord-Bretagne gevaren, maar dat liet het weer niet toe.

We kunnen nu gelukkig het grootste deel van de tocht zeilen. Langs Cherbourg komen we niet, door de sterke tegenstroom, dus maken we daar een getijde-stop. Kwam ook wel goed uit, we hadden wat technische probleempjes. Onze nieuwe navigatie-instrumenten laten ons af en toe in de steek, de autopilot geeft er op onverwachte momenten de brui aan en de drinkwaterpomp draait dol. De plotter doet denken aan HAL, de computer uit Kubricks “2001 A Space Odyssee”, die een soort van iatrogene dementie krijgt: ineens is hij een groot deel van de digitale kaarten “vergeten”, die hij een paar uur eerder nog trots toonde. Erg onhandig. Gelukkig hebben we een digitale back-up, en als we goed zoeken ook nog wel een papieren. Maar het blijft balen. Dus konden we tijdens de getijde-stop even contact opnemen met Ben, van Vrolijk Watersport, die ons in dit soort zaken bijstaat. Ook kon ik even bellen met Tom, mijn kleinzoon, die die dag 4 werd. 

Na een paar uurtjes konden we weer verder, op naar Noord-Bretagne. Grote dikke dolfijnen zwaaien ons uit. Eigenlijk is Zuid-Bretagne ons doel, volgens Harrie en Roosje schijnt de zon daar vaker, heb je minder last van het getij, zijn de oesters sappiger en ankerplekken vriendelijker. Maar ja, eerst moet je toch echt langs Noord Bretagne en vervolgens een paar uitdagende hordes nemen voor je dit paradijs bereikt. 

’s Nachts is de mist zo dik dat onze navigatielichten voor gekleurde muren rondom de boot zorgen, wit, rood en groen. We kunnen geen 20 meter zien. Andere schepen zie je op de elektronische kaart omdat ze een AIS signaal uitzenden. In Nederland doen vrijwel alle boten dat, nou, in Frankrijk niet hoor! Gelukkig werkt de nieuwe radar uitstekend en kunnen we makkelijk vrij blijven van de schepen die we tegenkomen.

Om 10 uur in de ochtend komen we aan in Roscoff. Prachtige nieuwe Marina. En we ontmoeten Herco en Elvira, medevertrekkers op de Morgane of Sark, waarmee we al een tijdje contact hebben, maar nog nooit “life”. Elvira is die dag jarig, en we kunnen nog net even op de koffie, voor zij naar l’Aber-Wrac’h vertrekken. Ja, we zijn in Bretagne, waar het Bretons, een oude Keltische (nee, geen Gallische) taal nog steeds belangrijk is. 

We graven voor het eerst onze nieuwe vouwfietsen uit (6 versnellingen!) en de volgende dag maken we een uitstapje per ferry naar Île de Batz, dat vlak voor de kust ligt. We fietsen het eiland rond en bezoeken de prachtige botanische tuin. We zijn nog geen week van huis, maar het lijkt of we al 3 weken vakantie hebben.

Toch willen we graag verder, Zuid-Bretagne lonkt. We weten dat er over een paar dagen slecht weer aan komt, een zware storm uit het zuidwesten. Dat betekent een paar dagen stil liggen, en dat doen we het liefst op een wat idyllischer plek. Eigenlijk kijken we er ook naar uit om een paar dagen niet te varen, ons to-do-lijstje weg te vinken, misschien zelfs eens een tijdschrift of boek lezen. Dus we zetten koers naar l’Aber-Wrac’h. De tocht is pittig, de verwachte stroom-mee blijft uit, het regent in het laatste stuuk, loodzware luchten, en de bestemming valt een beetje tegen. De volgende dag zien we nog ruimte om de eerste echte horde te nemen, het Chenal du Four, de nauwe straat aan de westpunt van Bretagne, tussen het vasteland en Île de Ouessant (Ushant). De wind is tegen, we kruisen het hele stuk, maar het zeilen is geweldig en na een lange dag komen we ’s avonds aan in Camaret, met een beetje goede wil mag je dit het begin van Zuid-Bretagne noemen. Het lijkt ons een goede plek om de storm van de volgende nacht uit te zitten. Er is plaats in de haven, een aantal jachten heeft namelijk bedacht dat ze Camaret niet zo’n geweldige plek voor de storm vinden en zijn uitgeweken naar Brest.

De eerste dag na aankomst doen we niet zoveel: het regent en wij zitten knus binnen. In de middag zijn we uitgenodigd bij de Dutch Osprey, bij Anneke en Cees, zeer ervaren zeilers, dit keer op weg naar de Mediterranee. Door hun verhalen raken we ook enthousiast over die bestemming; life is too short…..

Terwijl de wind al toeneemt, eten we ’s avonds nog even aan de kant in een restaurantje, lekker op een terras uit de wind, zonder de huilende en fluitende tonen van de wind door de stagen. De boot ligt goed gezekerd, maar van slapen komt die nacht niet veel. Wind van meer dan 50 knopen (110 km/u), de boot houdt zich goed, maar het blijft spannend. Om 04.00 ’s nachts wordt de wind wat minder en kunnen we wat slapen. Hier geen schade aan boten (in Brest wel horen we!), alleen een losgebroken steiger zonder verdere consequenties.

Het front heeft de lucht gezuiverd. Er is zon! De kleuren van de zee, van de rotsen, van de bootjes zijn feller, het ruikt ineens zomers. We maken een prachtige wandeling langs de kust. De paars bloeiende heide is overweldigend. De route gaat langs vele bunkers en geschutsposities uit oorlogen van de Napoleontische tijd tot de tweede wereldoorlog. Je loopt tussen honderden kraters van geallieerde bommen. De hei lijkt daarin nog feller te bloeien. En op de terugtocht lopen we onverwacht langs een veld vol menhirs, opgesteld in een grote “U”, ze vinden het hier blijkbaar zo gewoon dat er niet eens een bord met uitleg of een markering bij staat. De straat heet wel “Route du menhirs”, dus we hebben het niet verzonnen.